Home

Rechtbank Breda, 24-08-2009, BJ5816, 02-801443-07

Rechtbank Breda, 24-08-2009, BJ5816, 02-801443-07

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 augustus 2009
Datum publicatie
24 augustus 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ5816
Zaaknummer
02-801443-07

Inhoudsindicatie

"Aan verdachte wordt tenlastegelegd een afpersing in vereniging gepleegd (gewapende overval op een filiaal van Scapino in Breda), de heling van een laptop en het voorhanden hebben van een alarmpistool en een kogelpatroon. Vrijspraak van de overval en de heling. Het enige directe bewijsmiddel dat verdachte aan de overval linkt is het proces-verbaal van bevindingen waarin is gerelateerd dat de (bekennende) medeverdachte, zijnde de broer van verdachte, hem aanwijst als mededader. De medeverdachte beroept zich op zijn verschoningsrecht tijdens het getuigenverhoor. Strijd met artikel 6 EVRM indien het proces-verbaal in casu desondanks voor het bewijs zou worden gebruikt. Gelet hierop volgt een vrijspraak.

Wel een veroordeling ter zake het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, tot een geldboete van € 200,= subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest naar rato van € 50,= per dag."

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector strafrecht

parketnummer: 02/801443-07 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 augustus 2009

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

wonende te [adres]

raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. een filiaal van Scapino BV heeft overvallen;

2. een alarmpistool en een kogelpatroon voorhanden heeft gehad;

3. een laptop heeft geheeld.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het volgende.

Feit 1: er is een aangifte en er zijn getuigenverklaringen. De broer van verdachte heeft bekend dat hij één van de daders is geweest van de overval op de Scapino op 24 april 2007. Zowel na één van zijn verhoren als tijdens het transport naar het huis van bewaring heeft hij de verbalisanten verteld dat zijn broer, zijnde verdachte, de mededader van de overval was. Beide verdachten passen in de signalementen die door de getuigen zijn gegeven. Een afpersing in vereniging gepleegd kan derhalve worden bewezen.

Feit 2: verdachte heeft een alarmpistool en munitie voorhanden gehad. Tijdens een doorzoeking in de woning waar onder meer verdachte woonde, is op zijn slaapkamer een alarmpistool aangetroffen. Omdat het zijn slaapkamer is moet verdachte hiervoor verantwoordelijk worden gehouden. Hoewel het patroon in de huiskamer is aangetroffen, moet verdachte van de aanwezigheid hiervan op de hoogte zijn geweest en moet hij ook hiervoor verantwoordelijk worden gehouden.

Feit 3: de schuldheling van de laptop kan worden bewezen, nu verdachte de laptop onder vage omstandigheden heeft gekocht en geen enkel onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de laptop. Daarbij komt dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat dit hem ook niet interesseerde.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten kan komen en wijst daarbij op het volgende.

Feit 1: hoewel in het ambtsedig proces-verbaal wordt gerelateerd dat de broer van verdachte hem heeft aangewezen als mededader van de overval, heeft de broer dit ontkend tijdens de behandeling van zijn eigen zaak en heeft hij zich tijdens zijn verhoor als getuige beroepen op zijn verschoningsrecht. Door het intrekken van deze verklaring dan wel het beroep op zijn verschoningsrecht blijft er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen.

Feit 2: in de woning van verdachte komen veel mensen over de vloer die ook toegang hebben tot alle ruimtes. Verdachte heeft niet als heer en meester kunnen beschikken over het alarmpistool omdat hij zegt niet te hebben geweten dat het in zijn kamer lag. Voor de aanwezigheid van het kogelpatroon in de huiskamer kan verdachte al helemaal niet verantwoordelijk worden gehouden.

Feit 3: verdachte heeft voor de laptop een redelijke prijs van € 300,= betaald. Ook heeft hij bij de aankoop de papieren die bij de laptop hoorden ontvangen. Omdat laptops tegenwoordig snel verouderd zijn en snel van de hand gaan, is de verklaring van verdachte hierover niet ongeloofwaardig.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

Onder 1 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een afpersing in vereniging gepleegd op 24 april 2007 in Breda. Verdachte zou op die dag samen met zijn [m[medeverdachte] een filiaal van de Scapino hebben overvallen. Deze broer heeft de overval bekend en heeft na afloop van zijn verhoor bij de verbalisanten de naam van zijn broer genoemd als mededader van de overval, hetgeen blijkt uit het naar aanleiding hiervan op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, in het dossier opgenomen op dossierpagina 142. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit proces-verbaal het enige directe bewijsmiddel is dat verdachte aan de overval op de Scapino zou kunnen linken.

Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) schrijft voor dat een verdachte recht heeft op een eerlijk proces. Lid 3 sub d van dit artikel stelt onder meer dat een verdachte het recht heeft om “de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen…”. Een verdachte dient immers de mogelijkheid te hebben om getuigen à charge te ondervragen teneinde de onbetrouwbaarheid van de getuige hetzij de onjuistheid van de getuigenverklaring aan te kunnen tonen.

Ter zitting heeft de verdediging [medeverdachte], zijnde verdachte’s broer, opgeroepen als getuige. Voor aanvang van het verhoor is de getuige – gelet op het feit dat verdachte en de getuige broers van elkaar zijn – door de voorzitter gewezen op zijn verschoningsrecht. Hoewel de getuige weliswaar is begonnen met verklaren en hij een héle korte verklaring heeft afgelegd, was de intentie van de getuige van het begin af aan – zo heeft hij ook herhaaldelijk aangegeven – dat hij zich ten aanzien van alle vragen wilde beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte niet de mogelijkheid heeft gehad om de getuige te ondervragen. Nu verdachte deze getuigenverklaring ook niet op een andere wijze heeft kunnen aanvechten en deze getuigenverklaring het enige directe bewijsmiddel is, zou er naar het oordeel van de rechtbank sprake zijn van strijd met artikel 6 van het EVRM als verdachte op basis van dit dossier en deze verklaring van zijn broer zou worden veroordeeld.

Overigens merkt de rechtbank op dat het in dit specifieke geval niet gaat om een klassieke getuigenverklaring, maar om een proces-verbaal van bevindingen waarin de verklaring van de broer is opgenomen. De rechtbank stelt dit proces-verbaal van bevindingen echter min of meer gelijk aan een getuigenverklaring, zodat de regels van artikel 6 EVRM naar het oordeel van de rechtbank van overeenkomstige toepassing zijn.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 tenlastegelegde en zal zij verdachte van dit feit vrijspreken.

Feit 2

In het kader van een onderzoek naar de vermoedelijke aanwezigheid van wapens als bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie vond op 12 december 2007 een doorzoeking plaats in de woning van verdachte aan de [adres]

Bij deze doorzoeking werd onder meer een zwartkleurig en op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Dit voorwerp was gewikkeld in een t-shirt en verstopt achter een verwarmingsradiator. Het Regionaal Bureau Wapens en Munitie heeft vastgesteld dat het voorwerp een alarmpistool van het merk Kimar is, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie.

Hoewel verdachte ter zitting heeft ontkend dat hij wist dat dit alarmpistool in de woning lag, heeft hij wel toegegeven dat het zijn slaapkamer was waar het alarmpistool is aangetroffen. De stelling van de verdediging dat de woning van verdachte een soort duiventil was waar iedereen kon in- en uitlopen en dat dus ook iedereen het wapen in de slaapkamer van verdachte kan hebben verstopt, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Zij acht verdachte verantwoordelijk voor hetgeen zich in zijn slaapkamer afspeelt en dus ook voor alles wat daar wordt aangetroffen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 12 december 2007 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool.

De rechtbank acht verdachte niet verantwoordelijk voor het eveneens in de woning aangetroffen kogelpatroon, nu deze munitie is gevonden in de woonkamer van die woning. Verdachte was niet de enige bewoner van die woning, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat dit kogelpatroon daar lag en niet gesteld kan worden dat hij het kogelpatroon voorhanden heeft gehad. Verdachte zal om die reden partieel worden vrijgesproken van feit 2.

Feit 3

Tijdens de onder feit 2 reeds vermelde doorzoeking van de woning van verdachte is er een laptop van het merk Compaq aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat deze laptop zijn eigendom is en dat hij deze laptop van een tot op heden onbekend gebleven persoon heeft gekocht voor een bedrag van € 300,=. Ook zou verdachte, zo heeft hij ter zitting verklaard, bij de aankoop – naar eigen zeggen “waarschijnlijk” – de papieren die bij de laptop hoorden van de verkoper hebben ontvangen. Hoewel dit wellicht de nodige vragen oproept en het maar de vraag is of de verklaring van verdachte hierover geloofwaardig moet worden geacht, is het enkele aantreffen van een gestolen laptop onder een verdachte onvoldoende om tot een veroordeling ter zake heling te komen. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van feit 3.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Feit 2

hij op of omstreeks 12 december 2007 te Breda tezamen en in vereniging met een

ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een

alarmpistool ( merk Kimar ), en/of munitie van categorie III, te weten een

kogelpatroon ( merk S & B ), voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 92 dagen met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in geval van een strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat de medeverdachte korter dan verdachte in voorarrest heeft gezeten. De strafeis tegen verdachte valt op deze manier hoger uit dan de eis tegen de medeverdachte. Het strafblad van verdachte bevat voornamelijk oude feiten. Vanaf het moment dat verdachte op vrije voeten is gekomen, heeft hij het goed gedaan en is hij niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. De raadsman heeft het volgende strafvoorstel gedaan: een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke straf als stok achter de deur die eventueel zelfs langer zou mogen zijn dan de strafeis, en het achterwege laten dan wel sterk verminderen van de werkstraf.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3. Met name feit 1 heeft de officier van justitie sterk laten meewegen in haar strafeis.

Nu de rechtbank echter slechts bewezen acht dat verdachte op 12 december 2007 een alarmpistool voorhanden heeft gehad en zij verdachte voor het overige zal vrijspreken, zal de rechtbank een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat een geldboete van € 200,= subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis – met aftrek van voorarrest naar rato van € 50,= per dag – een passende sanctie is.

7 Het beslag

7.1 De onttrekking aan het verkeer

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

Gebleken is dat feit 2 is begaan met betrekking tot het alarmpistool.

Bovendien zijn zowel het alarmpistool als het kogelpatroon van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

7.2 De verbeurdverklaring

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.

7.3 De teruggave aan verdachte

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 200,=;

- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 dagen.;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete naar rato van € 50,= per dag;

Beslag

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 1 en 3;

- verklaart verbeurd het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd: 4;

- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd: 2.

Dit vonnis is gewezen door mr. Combee, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korsten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 augustus 2009.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

1.

hij op of omstreeks 24 april 2007 te Breda, althans in het arrondissement

Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen

door geweld en/of bedreiging met geweld [slacht[slachtoffer] heeft gedwongen tot de

afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 8.040 euro, althans enig geldbedrag,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Scapino B.V, in

elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)

en/of

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een

geldbedrag van (ongeveer) 8.040 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval

enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Scapino B.V., in elk geval aan

een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal

werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging

met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te

bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan

zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,

hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of

zijn mededader(s)

-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd,

althans het lichaam, van [slachtoffer] heeft gericht en/of

-(vervolgens) [slachtoffer] een harde duw heeft gegeven en daarbij [slachtoffer]

dreigend de woorden "geld, geld, geld", althans woorden van soortgelijke

dreigende aard en strekking, heeft toegevoegd en/of

- aan die [slachtoffer] een

vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft

getoond/voorgehouden en/of een zwaaiende beweging gemaakt met dat vuurwapen,

althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of

- met een mes een stekende/zwaaiende beweging heeft gemaakt richting de keel

van die [slachtoffer] en/of

- een mes heeft gericht op [slachtoffer]

dreigend de woorden heeft toegevoegd: "kluissleutels", althans woorden van

soortgelijke dreigende aard en strekking en/of

-aan die [slachtoffer] een mes

heeft getoond/voorgehouden en/of

-tegen [slachtoffer] heeft gezegd, terwijl hij bij de kluis stond, "Maak

open", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, waarbij

hij een vuurwapen aan [slachtoffer] heeft voorgehouden/getoond;

art 317 Wetboek van Strafrecht

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 12 december 2007 te Breda tezamen en in vereniging met een

ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een

alarmpistool ( merk Kimar ), en/of munitie van categorie III, te weten een

kogelpatroon ( merk S & B ), voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

3.

hij in de periode van 27 maart 2007 tot en met 12 december 2007 te Breda, in

elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen, een laptop ( merk Compaq ) heeft verworven, voorhanden heeft

gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde

van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist(en), altans

hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)

betrof;

art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht