Home

Rechtbank Breda, 18-12-2008, BG9495, 197179 KG ZA 08-639

Rechtbank Breda, 18-12-2008, BG9495, 197179 KG ZA 08-639

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
18 december 2008
Datum publicatie
12 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BG9495
Zaaknummer
197179 KG ZA 08-639

Inhoudsindicatie

De voorzieningenrechter weigert de TROS een verbod op te leggen.

Journalistieke nieuwsgaring met het oog op het maken en uitzenden van een televisieprogramma over mogelijke betrokkenheid van Mw X - hoofdredacteur van het tijdschrift - bij oplichtingspraktijken is niet onrechtmatig tegen Mw X of haar werkgever Y bvba, de uitgever van het tijdschrift.

Het vermoeden dat voor de TROS aanleiding is voor dit journalistieke onderzoek is niet van elke grond ontbloot.

Hoor en wederhoor correct toegepast door TROS.'

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK BREDA

Sector civiel recht

Team handelsrecht

zaaknummer / rolnummer: 197179 / KG ZA 08-639

Vonnis in kort geding van 18 december 2008

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] BVBA,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Antwerpen, België,

2. [MW X],

wonende te Antwerpen, België,

eiseressen,

advocaat mr. H.J.W.A. van der Put,

tegen

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

TROS,

gevestigd en kantoorhoudende te Hilversum,

gedaagde,

advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam.

Partijen zullen hierna [Y] c.s., afzonderlijk [Y] en [Mw X], en TROS genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 3 december 2008;

- de bij brief van 9 december 2008 ingediende producties van de zijde van [Y] c.s., genummerd 1 tot en met 7;

- de bij faxbericht van 10 december 2008 ingediende productie van de zijde van [Y] c.s., genummerd 8;

- de bij faxbericht van 10 december 2008 ingediende incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid van de zijde van TROS;

- de mondelinge behandeling gehouden op 11 december 2008;

- de pleitnota van de zijde van [Y] c.s., tevens conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident;

- de pleitnota van de zijde van TROS.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. Het geschil

in het incident

2.1. TROS vordert bij incidentele conclusie dat de rechtbank Breda zich bij vonnis onbevoegd verklaart om van de vordering van [Y] c.s. kennis te nemen.

2.2. [Y] c.s. concluderen tot afwijzing van de incidentele vordering.

in de hoofdzaak

2.3. [Y] c.s. vorderen, samengevat -, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:

I. TROS met onmiddellijke ingang te verbieden om de door haar al dan niet heimelijk opgenomen (camera)beelden, danwel bij derden verkregen (camera)beelden, op welke wijze dan ook uit te zenden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van euo 250.000,00 per overtreding van dit verbod;

II. TROS met onmiddellijke ingang te verbieden zich op welke wijze dan ook zowel onder eigen naam als onder een andere naam op onjuiste negatieve wijze uit te laten over eiseressen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van

eur 250.000,00 per overtreding van dit verbod;

III. TROS te gebieden met onmiddellijke ingang alle informatie omtrent eiseressen, op haar website www.opgelicht.nl, alsmede op al haar overige websites te verwijderen, als ook verwijderd te houden met inbegrip van verwijzingen naar deze website(s) waaronder verwijzingen via enige (internet)zoekmachine, op straffe van verbeurte van een dwangsom van eur 250.000,00 per overtreding van dit verbod

IV. TROS te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te (doen) plaatsen en geplaatst te houden op www.trosradar.nl, alsmede op www.opgelicht.nl, met de navolgende inhoud, althans met zodanige inhoud als de voorzieningenrechter in goede justitie zal bepalen:

“rectificatie met betrekking tot eiseressen. Ten onrechte heeft Tros in de afgelopen periode tot en met heden op diverse internetfora feitelijk onjuist en negatief over mevrouw [Mw X] en/of ‘[Y]’ uitgelaten. Ten onrechte heeft Tros mevrouw [Mw X] beticht van oplichting. De voorzieningenrechter te Amsterdam heeft geoordeeld dat de door Tros gedane uitlatingen, beschuldigingen en oproepen, onrechtmatig zijn jegens mevrouw [Mw X] en/of ‘[Y]’. Tros”

V. TROS te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, vor elke dag of deel daarvan dat TROS niet voldoet aan het gevorderde onder I, II, III en IV;

VI. TROS te veroordelen in de kosten van het geding.

2.4. TROS voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3. De beoordeling

3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten:

- [Y] is uitgeefster van een tijdschrift. Dit tijdschrift is op 27 november 2008 gelanceerd.

-[Mw X] is thans in loondienst van [Y].

-Op internet is middels de zoekmachine van Google onder meer een verwijzing naar het programma TROS Opgelicht met de volgende tekst te vinden:

Opgelicht.nl :: Zoeken

……………..Onderwerp: Info gezocht: [A] [Mw X] [S]…….

Forum.opgelicht.nl/……

in het incident

3.2. Nu de incidentele conclusie is genomen vóór alle weren en op de dag voor het voordragen van verweer bepaald, kan TROS in zoverre in haar vordering worden ontvangen.

3.3. TROS stelt in het incident dat de hoofdregel van de relatieve bevoegdheid is neergelegd in artikel 99 lid 1 Rv. In dat artikel is bepaald dat in procedures als de onderhavige de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij bevoegd is. In dit geval rechtbank Amsterdam. TROS stelt dat artikel 102 Rv een uitzondering biedt voor gevallen waarin sprake is van een verbintenis uit onrechtmatige daad. Dan is de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan mede bevoegd. TROS stelt echter dat er geen sprake is van een verbintenis uit onrechtmatige daad.

3.4. [Y] c.s. hebben in het incident verweer gevoerd. Zij stellen, kort samengevat, dat tussen partijen een verbintenis uit onrechtmatige daad bestaat. Deze bestaat uit het handelen dan wel nalaten van TROS tot het verwijderen van de internet-verwijzingen. [Y] c.s. stellen dat de rechtbank Breda bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen, omdat deze onrechtmatige gedragingen van TROS zich via het internet ook voordoen in het arrondissement Breda alwaar de mogelijkheid bestaat televisie-uitzendingen te ontvangen en aansluitingen op internet te verkrijgen zijn.

3.5. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het bevoegdheidsincident als volgt. De beweerdelijk onrechtmatige gedragingen van TROS doen zich via het forum op de internetpagina van het programma TROS Opgelicht ook voor in het arrondissement Breda, nu aldaar de mogelijkheid bestaat aansluitingen op het internet te verkrijgen en zodoende de door [Y] c.s. onrechtmatig geoordeelde uitingen waar te nemen. Aansluiting dient derhalve gezocht te worden bij de alternatieve bevoegdheidsregel van artikel 102 Rv. De incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van de rechtbank Breda zal derhalve worden afgewezen.

in de hoofdzaak

3.6. [Y] c.s. stellen in de hoofdzaak dat TROS onrechtmatig heeft gehandeld door zich op een negatieve wijze uit te laten over [Mw X]. Gezien de relatie van [Mw X] met [Y], zij is de drijvende kracht achter het tijdschrift, hebben deze uitlatingen rechtstreekse gevolgen voor het tijdschrift dat hierdoor eveneens in de negatieve publiciteit komt. Voorts heeft TROS personen benaderd en zich daarbij negatief uitgelaten over de eerdere werkzaamheden van [Mw X]. Bovendien zijn door een cameraploeg van het programma TROS Opgelicht opnames gemaakt van gasten die aanwezig waren bij de presentatie van het tijdschrift, waarbij de gasten werden verwezen naar een uitzending van het programma TROS Opgelicht in december 2008. Tot slot is via Google een verwijzing te vinden naar de internetsite van TROS Opgelicht waarbij de naam van [Mw X] wordt genoemd in verband met het opvragen van informatie over [Mw X]. [Y] c.s. stellen dat uit het feit dat het gaat om een oproep die is geplaatst op het forum van de internetsite van het programma TROS Opgelicht, men [Mw X] in verband brengt met oplichtingspraktijken. Nu [Mw X] een bekende is in de modewereld schaadt dit de eer en goede naam van [Mw X], wordt zij in haar persoonlijke levenssfeer aangetast en staan deze publicaties in de weg aan het welslagen van het tijdschrift. [Y] c.s. stellen dat in deze zaak op geen enkele wijze het beginsel van hoor en wederhoor is toegepast en er sprake is van overvaljournalistiek. [Y] c.s. stellen dat uit niets blijkt dat [Mw X] in verband kan worden gebracht met oplichtingspraktijken.

3.7. TROS heeft verweer gevoerd en stelt daartoe het volgende. TROS stelt dat de vorderingen van [Y] c.s. een beperking vormen van de uitingsvrijheid van TROS en verwijst daarbij naar de artikelen 7 en 10 Gw en artikel 10 EVRM. Voorts stelt TROS dat geen sprake is van onrechtmatig handelen aan haar zijde en derhalve tussen partijen geen verbintenis uit onrechtmatige daad is ontstaan. De derde die het bericht waarin om informatie wordt gevraagd over [Mw X] op internet heeft geplaatst, heeft dit bericht inmiddels verwijderd. Het plaatsen van berichten op internet is volgens TROS niet onrechtmatig, tenzij de inhoud van de berichten daartoe aanleiding geeft hetgeen hier niet het geval was. Bovendien was de inhoud van het bericht voor dagvaarding niet meer te achterhalen en is het bericht door een derde geplaatst. Het vermoeden dat TROS een televisie-uitzending zal wijden aan [Y] kan niet op voorhand tot onrechtmatigheid leiden. Met betrekking tot de stelling dat TROS heeft nagelaten het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen, heeft TROS ter zitting gesteld dat [Mw X] door TROS telefonisch en per e-mail in de gelegenheid is gesteld te reageren, maar dat niet heeft gedaan. Het aanbod aan [Mw X] om haar kant van het verhaal te belichten geldt nog steeds. Onderzoek doen en informatie vergaren is volgens TROS niet onrechtmatig. De stelling van [Y] c.s. inhoudende dat het zakelijk welslagen van het tijdschrift wordt gefrustreerd, hebben zij niet onderbouwd.

3.8. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het vermeende onrechtmatig handelen aan de zijde van TROS als volgt. Bij de vraag of er sprake is van onrechtmatige publicaties c.q. onrechtmatig handelen dienen in dit geval de belangen van, aan de ene kant [Mw X] die niet door uitingen in de pers dient te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en aan de andere kant dat door gebrek aan wetenschap bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan, tegen elkaar te worden afgewogen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken van relevante feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot een dergelijk onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter stelt daarbij voorop dat het een programma zoals TROS Opgelicht is toegestaan, uiteraard binnen bepaalde grenzen, onderzoekswerkzaamheden te verrichten ten einde een programma te maken. De voorzieningenrechter overweegt dat [Y] c.s. de stelling dat er wel sprake is van onrechtmatig handelen onvoldoende hebben onderbouwd. De enkele stelling dat [Mw X] in haar eer en goede naam is aangetast doordat zij door de gang van zaken al door het publiek zou zijn veroordeeld, is niet op feiten die deze conclusie kunnen dragen, gestoeld. Niet meer of minder is in feite aan de orde dan een bij de redactie van het programma TROS Opgelicht gerezen vermoeden dat [Mw X] betrokken is bij malafide handelspraktijken hetgeen aanleiding vormt voor journalistieke nieuwsgaring. Geenszins kan worden volgehouden dat het vermoeden van elke grond ontbloot is. [Mw X] geeft immers toe dat zij in het verleden zakelijke initiatieven heeft ontwikkeld die ertoe hebben geleid dat investeerders hun in de ondernemingen van [Mw X] geïnvesteerde kapitaal zijn kwijtgeraakt, dat zij niet in staat is haar schuldeisers te betalen en zoekt naar mogelijkheden met haar schuldeisers tot een vergelijk te komen.

Reeds het enkele feit van kennelijk meerdere zakelijke initiatieven met deze gevolgen en het (opnieuw) betrokken zijn in een centrale rol bij een volgend initiatief -de uitgifte van het recent gelanceerde tijdschrift- rechtvaardigt het vermoeden van de redactie en daarom recherche naar een en ander. Dat [Y] schade leidt door het onderzoek van TROS Opgelicht, door onder meer het opstappen van de redactie van het tijdschrift en het door potentiële adverteerders laten weten geen zaken meer te willen doen met het tijdschrift, is evenmin onderbouwd. De voorzieningenrechter acht voorts van belang, dat de hiervoor onder 3.1 geciteerde link via de internetmachine Google weliswaar nog zichtbaar is en dat derden derhalve via die link bij de internetsite van het programma TROS Opgelicht kunnen uitkomen, echter dat het bericht zelf van het forum op de internetpagina van TROS Opgelicht is afgehaald en derhalve niet meer door derden kan worden ingezien. De voorzieningenrechter overweegt dat TROS bovendien ter zitting heeft verklaard een aanbod aan [Mw X] te hebben gedaan om haar kant van het verhaal te belichten. [Mw X] heeft niet gereageerd op dat aanbod. Dit aanbod doet TROS nog steeds gestand. Het beginsel van hoor en wederom wordt derhalve door TROS niet geschonden.

3.9. Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken van onrechtmatig handelen aan de zijde van TROS waardoor de vorderingen I, II en III zullen worden afgewezen. Vordering IV zal voortvloeiend uit vorenstaande afwijzing, eveneens worden afgewezen.

3.10. [Y] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TROS worden begroot op:

- vast recht EUR 254,00

- overige kosten 0,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal EUR 1.070,00

4. De beslissing

De voorzieningenrechter

in het incident

4.1. wijst de vordering af;

in de hoofdzaak

4.2. wijst de vorderingen af;

in het incident en in de hoofdzaak

4.3. veroordeelt eiseressen in de hoofdzaak, verweersters in het incident in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident tot op heden begroot op EUR 1.070,00,

4.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Puister op 18 december 2008.?