Home

Rechtbank Breda, 19-09-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:3054 BG1728, 08/659

Rechtbank Breda, 19-09-2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:3054 BG1728, 08/659

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
19 september 2008
Datum publicatie
28 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2008:BG1728
Formele relaties
Zaaknummer
08/659

Inhoudsindicatie

Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, sub 3, van het Blbb.

Handhaving niet-wederrechtelijk gebruik. Plaatsing van keukenblok met gasfornuis in schuur.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, team bestuursrecht

procedurenummer: AWB 08 / 659 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak van

[eiser],

wonende te Dussen, eiser,

gemachtigde mr. J.E. Dijk,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam,

verweerder.

1. Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 december 2007 (bestreden besluit) inzake handhaving.

Het beroep is behandeld ter zitting van 30 juni 2008, waar eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder is [woordvoerder verweerder] verschenen.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

2. Beoordeling

2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Op 19 november 2002 heeft verweerder aan eiser een bouwvergunning verleend voor een schuur op het perceel [adres]. Tijdens een controle op 14 maart 2007 heeft verweerder geconstateerd dat de schuur zonder bouwvergunning en in strijd met het bestemmingsplan is ingericht voor woondoeleinden. Tevens heeft verweerder geconstateerd dat er zonder bouwvergunning bijgebouwen zijn gerealiseerd.

Bij brief van 25 april 2007 heeft verweerder eiser aangeschreven met de mededeling voornemens te zijn handhavend te gaan optreden tegen de aangebrachte woonvoorzieningen en de gerealiseerde bijgebouwen.

Tegen dit voornemen heeft eiser op 17 mei 2007 een schriftelijke zienswijze ingediend.

Bij besluit van 24 juli 2007 heeft verweerder eiser aangeschreven binnen acht weken na de verzenddatum van dit besluit de daarin nader genoemde strijdige situatie te beëindigen door de bijgebouwen en de woonvoorzieningen te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Tegen dit besluit heeft eiser op 30 augustus 2007 bezwaar gemaakt.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser de bezwaren ten aanzien van enkele meubelen, de trap en de kachel gegrond verklaard. Ten aanzien van de bijgebouwen, het toilethokje, de overkapping voor houtopslag en de oven met gasfornuis zijn de bezwaren ongegrond verklaard.

2.2 Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat zijn beroep enkel betrekking heeft op de dwangsombeschikking, voorzover deze is gericht tegen het aanwezige keukenblok met gootsteen en gasfornuis. Uit het bestreden besluit is niet duidelijk op te maken of het door eiser voorgestane gebruik van het keukenblok, namelijk om koffie te zetten, wel of niet in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens eiser hangt het gebruik van de schuur direct samen met de bestemming, namelijk opslag van tuingereedschap en schaft- en rustplek. Eiser is van mening dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) blijkt dat eerst de vraag naar het feitelijk gebruiken moet worden beantwoord. De door verweerder aangehaalde jurisprudentie, inhoudende dat gebruik tevens omvat “het kunnen gebruiken” heeft eiser niet kunnen vinden. Bovendien meent eiser dat, indien er al jurisprudentie is over het onrechtmatig bewonen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, deze jurisprudentie situaties betreft met beduidend meer woonvoorzieningen dan in eisers geval.

2.3 In artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (Ww) is bepaald dat het is verboden

a. te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning,

b. een bouwwerk, standplaats of deel daarvan dat is gebouwd zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning, in stand te laten, tenzij voor dat bouwen op grond van artikel geen bouwvergunning is of was vereist.

Op grond van artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ww is in afwijking van artikel 40, eerste lid, van de Ww, geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats.

Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Blbb) bepaalt dat als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder c, van de Ww, wordt aangemerkt:

Het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:

1º de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van het bouwwerk,

2º de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en

3º het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.

Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.

Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2.4 Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien een concreet uitzicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien (zie onder meer de uitspraak van de AbRS van 30 juni 2004, zoals opgenomen in JB 2004/293).

2.5 Ten aanzien van de vraag of sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift en daarmee de vraag of verweerder bevoegd is tot handhavend optreden, overweegt de rechtbank als volgt.

Allereerst ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de aangebrachte voorzieningen als bouwvergunningsvrij moeten worden aangemerkt. Hierbij dient te worden beoordeeld of op grond van artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ww in samenhang met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, sub 3, van het Bblb, sprake is van handhaving van het niet-wederrechtelijke gebruik. Niet in geschil is dat aan eiser een bouwvergunning is verleend voor de bouw van een schuur. Naar het oordeel van de rechtbank krijgt de schuur geen andere functie enkel door het plaatsen van een keukenblok, voorzien van een spoelbak en een kraan. Het keukenblok is in die vorm immers doelmatig voor het tuinieren, om bijvoorbeeld gereedschap schoon te maken of de handen te wassen. Omdat de functie van de schuur niet wijzigt, is ook geen bouwvergunning vereist (zie onder meer de uitspraak van de AbRS van 16 januari 2008, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BC2124).

Naar het oordeel van de rechtbank krijgt de schuur door het plaatsen van een keukenblok met gasfornuis echter wel een functie die de schuur voorheen niet had. Een gasfornuis is bedoeld om warm eten en drinken te bereiden, welk gebruik hoort bij verblijven en/of recreëren. Door de aanwezigheid van een gasfornuis wijzigt dus het gebruik van de schuur van opslag van tuingereedschap en -materiaal in (mede)gebruik voor verblijf en recreatie. Naar het oordeel van de rechtbank is dus voor het plaatsen van een keukenblok met kraan, spoelbak en gasfornuis een bouwvergunning vereist. Het ontbreken van een bouwvergunning geeft verweerder de bevoegdheid om met een beroep op artikel 40 van de Ww handhavend op te treden.

2.6 Voor de vraag of sprake is van een concreet zicht op legalisering waardoor verweerder geen gebruik zou mogen maken van zijn bevoegdheid tot handhavend optreden overweegt de rechtbank als volgt.

Het perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Werkendam. Op het perceel rust de bestemming “Agrarisch gebied”. Gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden.

Ingevolge artikel II.1 lid C, onder 1, van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften, voorzover hier van belang, is het verboden de op de tot agrarisch gebied bestemde gronden bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.

De rechtbank stelt vast dat het realiseren van een woonvoorziening, welke het gebruik van de schuur voor verblijven en/of recreatie mogelijk maakt, in strijd is met het geldende bestemmingsplan “Buitengebied”.

Ingevolge het inmiddels goedgekeurde nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied” zal ter plaatse de bestemming “bosgebied” gaan gelden. Gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van het bos met de daarop afgestemde bosbouw en van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden en extensief medegebruik. Een schuur met woonvoorzieningen is dus ook in strijd met deze toekomstige bestemming.

Uit de gedingstukken blijkt overigens niet dat eiser een aanvraag voor een bouwvergunning heeft ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen concreet zicht op legalisering.

Tot slot is het handhavend optreden naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in de onderhavige situatie behoorde te worden afgezien.

2.7 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, voorzover het beroep en het besluit zien op het verwijderen van het keukenblok met de kraan en de spoelbak. Het beroep zal ongegrond worden verklaard, voorzover dit ziet op het verwijderen van het gasfornuis.

2.8 Nu het beroep (deels) gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag. Aangezien eiser met een toevoeging procedeert moeten die kosten worden betaald aan de griffier, waarvoor een acceptgiro zal worden toegezonden.

3. Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, voorzover het beroep en het besluit zien op het verwijderen van het keukenblok met de kraan en de spoelbak;

verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;

gelast dat de gemeente Werkendam aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, te betalen door de gemeente Werkendam aan de griffier.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.P.J. Tillie, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 september 2008.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.

De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.

Afschrift verzonden op: 19 september 2008