Home

Rechtbank Breda, 20-02-2006, AV3693, VV 06-17

Rechtbank Breda, 20-02-2006, AV3693, VV 06-17

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
20 februari 2006
Datum publicatie
7 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2006:AV3693
Zaaknummer
VV 06-17

Inhoudsindicatie

Werkgever kan geen rechten ontlenen aan concurrentiebeding, omdat niet voldaan is aan de wettelijke geldigheidseisen voor concurrentiebeding cfm. door Hoge Raad geformuleerde rechtsregels.

Uitspraak

Rolnr.: VV 06-17

Vonnis d.d.: 20 februari 2006

Typ.: af

RECHTBANK BREDA

Sector Kanton – locatie Bergen op Zoom

VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BRUYNZEEL KEUKENS B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Bergen op Zoom,

eiseres,

gemachtigde: mr. D.B. Muller te Breda,

tegen:

[gedaagde]

gedaagde,

procederend in persoon.

1. Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de volgende processtukken:

- de dagvaarding in kort geding van 30 januari 2006, met producties;

- de mondelinge behandeling van het geding ter terechtzitting van 7 februari 2006, waarbij aanwezig waren namens eiseres [werknemer], formulemanager, en [werknemer], bijgestaan door mr. Muller, en gedaagde in persoon.

De inhoud van genoemde stukken en van de ter zitting door gedaagde overgelegde conclusie van antwoord geldt hier als ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.

2. Het geschil

Eiseres vordert in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te verbieden om in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006 in Nederland, zelf in enigerlei vorm, een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van eiseres te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak van derden belang te hebben, alsmede om direct of indirect in of voor een dergelijk bedrijf werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin enig aandeel van welk belang dan ook te hebben, zulks op straffe van verbeurte van de contractueel overeengekomen boete van € 454,00 bruto per dag voor iedere dag dat gedaagde in strijd handelt met dit verbod, zolang de overtreding voortduurt, en voorts gedaagde te veroordelen om aan eiseres als voorschot op de reeds verbeurde boetes, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag te betalen van € 5.000,00, alsmede veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.

Gedaagde heeft verweer gevoerd.

3. De voorlopige beoordeling

3.1.

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, danwel op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:

- gedaagde is op 1 september 2004 in dienst getreden van eiseres in de functie van verkoper op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde duur van zes maanden;

- in de arbeidsovereenkomst d.d. 21 juli 2004 was onder artikel 12 voor zover hier van belang opgenomen: “(…) Indien partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangaan, dan zal het navolgende van toepassing zijn: a. Het is u verboden zonder schriftelijke toestemming van BK gedurende de dienstbetrekking of binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging daarvan in Nederland zelf, in enigerlei vorm een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van BK te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven hetzij direct, hetzij indirect als ook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak van derden belang te hebben. Daarnaast is het u gedurende eenzelfde periode en eenzelfde straal niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van BK direct of indirect in of voor een dergelijk bedrijf werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet of daarin enig aandeel van welke aard ook te hebben. (…)”;

- artikel 13 van de arbeidsovereenkomst luidde, voor zover hier van belang: “(…) Bij overtreding van de hiervoor onder 12 a en b vastgestelde beperkende bedingen, bent u direct zonder dat een sommatie of ingebrekestelling is vereist, een contractuele boete verschuldigd ten bedrage van € 454,- voor iedere dag dat u handelt in strijd met het bepaalde sub 12 a en b, zulks met een maximum van een bruto jaarsalaris in totaal. De boete is bestemd als voorschot in de tegemoetkoming van de door de werkgever geleden schade. Los van de boete is de werkgever gerechtigd nakoming te vorderen van voormelde bedingen en/of te vorderen dat de onrechtmatige situatie wordt opgeheven. (…)”;

- een brief van eiseres aan gedaagde van 11 februari 2005 luidt, voor zover hier van belang: “(…) Hierbij bevestigen wij u dat wij uw tijdelijke dienstverband met ingang van 1 maart 2005 zullen omzetten in een dienstverband voor onbepaalde tijd. De met u overeengekomen beperkende bedingen vermeld in ons schrijven d.d. 21 juli 2004 zullen met ingang van bovengenoemde datum van kracht zijn. (…)”;

- gedaagde heeft de brief van 11 februari 2005 voor akkoord ondertekend;

- gedaagde heeft bij brief van 29 november 2005 zijn arbeidsovereenkomst met eiseres opgezegd per 1 januari 2006;

- gedaagde is op 1 januari 2006 in dienst getreden van [betrokkene] een directe concurrent van eiseres.

3.2.

Eiseres legt aan haar vordering het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding ten grondslag. Zij stelt dat gedaagde wetenschap heeft van zeer concurrentiegevoelige informatie waarmee hij bij [betrokkene] ten detrimente van eiseres voordeel kan doen, hetgeen zij met het overeengekomen concurrentiebeding juist heeft beoogd te voorkomen. Voorts stelt zij dat zij gedaagde uitdrukkelijk voor de consequenties heeft gewaarschuwd. Gedaagde heeft dus welbewust het concurrentiebeding overtreden. Door de overtreding verbeurt gedaagde vanaf 1 januari 2006 de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen boete, hetgeen ten tijde van dagvaarding reeds een bedrag van € 10.000,00 overschrijdt. Nu haar door de indiensttreding van gedaagde bij [betrokkene] reeds concurrentie wordt aangedaan stelt zij er spoedeisend belang bij te hebben dat die concurrentie zo spoedig mogelijk wordt gestaakt.

3.3.

Gedaagde heeft zijn beweegredenen voor zijn indiensttreding bij [betrokkene], behorend tot de

[betrokkene], uiteengezet. Hij voert aan dat hij verbaasd was dat hij aan het concurrentiebeding werd gehouden, omdat hij het gebied “heel Nederland” wel erg ver vond gaan, en dat hij er van uitging dat dat niet haalbaar zou zijn.

Desgevraagd heeft hij geantwoord dat zijn nieuwe werkgever van de onderhavige procedure op de hoogte is en dat deze hem heeft meegedeeld dat als hij aan het concurrentiebeding zal worden gehouden, hij ontslag zal krijgen. Gedaagde heeft verzocht het concurrentiebeding in die zin te beperken dat hij tot einde 2006 slechts werkzaam zal zijn in Hilversum bij [betrokkene], of niet werkzaam zal zijn in plaatsen waar eiseres op dit moment een vestiging heeft.

3.4.

Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade lijdt of kan lijden ten gevolge van de indiensttreding door gedaagde bij een directe concurrent van eiseres, waardoor het spoedeisend belang van haar vordering is aangetoond. Zij kan derhalve in haar vordering worden ontvangen.

3.5.

Eiseres baseert haar vordering op een schending van het concurrentiebeding. Een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, is krachtens wettelijk vereiste slechts geldig indien de werkgever dit schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer. Aan die wettelijke schriftelijkheidseis is in dit geval niet voldaan, omdat het concurrentiebeding bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet als zodanig schriftelijk is overeengekomen. Daartoe is namelijk niet voldoende dat gedaagde enkel een brief ondertekende waarin werd gewezen op het van kracht worden van beperkende bedingen uit de eerder gesloten overeenkomst voor bepaalde tijd, in welke laatste overeenkomst destijds onder meer een concurrentiebeding was opgenomen voor het geval dat later een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangegaan. Zelfs indien gedaagde zich bij de ondertekening van die brief van (aard en strekking van) het beding bewust zou zijn geweest, maakt het dat niet anders, nu dat onverlet laat dat aan de wettelijke geldigheidseisen voor een concurrentiebeding niet is voldaan. De kantonrechter zoekt hiermee aansluiting bij door de Hoge Raad geformuleerde algemene rechtsregels, zoals blijkt uit HR 1 juli 1983, NJ 1984, 88.

Dat eiseres geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding brengt niet mee dat de gewraakte handelingen geen tot schadevergoeding verplichtende onrechtmatige daad van gedaagde kunnen vormen. Een dergelijk onrechtmatig handelen is echter niet de grondslag van de onderhavige vordering en is ook overigens niet gemotiveerd gesteld, zodat niet wordt toegekomen aan de beoordeling van de vraag of en in hoeverre gedaagde zich in dit geval aan een dergelijk onrechtmatig handelen schuldig maakt. Reeds op grond hiervan wordt de vordering afgewezen.

3.8.

Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiseres worden veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde gevallen. Nu gedaagde zonder gemachtigde heeft geprocedeerd, worden deze begroot op nihil.

4. De beslissing in kort geding

De kantonrechter:

- wijst de vordering van eiseres af;

- veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde gevallen, tot op heden begroot op NIHIL.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.W.M. Stienissen, kantonrechter, en uitge-sproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 20 februari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.