Home

Rechtbank Assen, 25-10-2006, AZ0790, 19/830240-05

Rechtbank Assen, 25-10-2006, AZ0790, 19/830240-05

Gegevens

Instantie
Rechtbank Assen
Datum uitspraak
25 oktober 2006
Datum publicatie
25 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:RBASS:2006:AZ0790
Zaaknummer
19/830240-05

Inhoudsindicatie

De rechtbank kan het gezamenlijk optreden van verdachte en zijn mededaders in de nacht van 31 juli op 1 augustus 2005 te Dieverbrug slechts kwalificeren als een voornemen tot liquidatie van een door voorafgaande zware mishandelingen weerloos gemaakt slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] (China) op [geboortedatum verdachte] 1974,

wonende te [adres verdachte].

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 november 2005 en 10 en 11 oktober 2006.

De verdachte is verschenen ter terechtzitting van 10 en 11 oktober 2006 en werd bijgestaan door mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Amsterdam.

De officier van justitie mr. E.H.G. Kwakman acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 30 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij].

TENLASTELEGGING

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting van 10 oktober 2006 gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat

hij op of omstreeks 01 augustus 2005 te Dieverbrug, gemeente Westerveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, hij/zij en/of zijn/haar mededader(s)

- met staven en/of en/of stokken en/of stenen, althans met harde voorwerpen

meermalen die [naam slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of

- die [naam slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of

- zijn/hun voeten op het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft/hebben geplaatst en/of

(vervolgens) diens gezicht in het zand/tegen de grond heeft/hebben gedrukt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,

terzake dat

hij op of omstreeks 01 augustus 2005 te Dieverbrug, gemeente Westerveld, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [naam slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, hij/zij en/of zijn/haar mededader(s)

- met staven en/of en/of stokken en/of stenen, althans met harde voorwerpen

meermalen die [naam slachtoffer] te slaan en/of

- die [naam slachtoffer] te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of

- zijn/hun voeten op het hoofd van die [naam slachtoffer] te plaatsen en/of

(vervolgens) diens gezicht in het zand/tegen de grond te drukken;

althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht

volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 01 augustus 2005 te Dieverbrug, gemeente Westerveld, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Rijksweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer], welk geweld bestond uit

- het met staven en/of en/of stokken en/of stenen, althans met harde voorwerpen

slaan van die [naam slachtoffer] en/of

- het schoppen en/of slaan en/of stompten van die [naam slachtoffer] en/of

- het plaatsen van zijn/hun voeten op het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of

(vervolgens) diens gezicht in het zand/tegen de grond te drukken;

althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht

volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 01 augustus 2005 te Dieverbrug, gemeente Westerveld en/of te Harlingen, althans Nederland, opzettelijk een persoon, [naam persoon] en/of [naam persoon] en/of andere personen, die schuldig was aan of vervolgd werd terzake van het misdrijf van artikel 289 en/of 302 en/of 141 van het Wetboek van Strafrecht, heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft verdachte

- die perso(o)n(en) van het plaats delict naar elders vervoerd en/of

- die perso(o)n(en) geinstrueerd over de verklaring die ze bij de politie

moesten afleggen en/of

- ten tijde van de aankomst van de politie niet medegedeeld wie bij

bovengenoemd misdrijf aanwezig waren, terwijl hij ten tijde van de aankomst

van de politie als woordvoerder fungeerde;

Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

RECONSTRUCTIE VAN DE GEBEURTENISSEN

De rechtbank heeft uit de stukken en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting de gebeurtenissen in de nacht van 31 juli op 1 augustus 2005 te Dieverbrug als volgt gereconstrueerd.

In de avond van 31 juli 2005 vindt in het Chinese restaurant aan de Rijksweg 3 te Dieverbrug een gesprek plaats tussen [naam slachtoffer], het latere slachtoffer, en [naam medeverdachte], eigenaar van het Chinese restaurant in Dieverbrug, naar aanleiding van een eerder incident tussen [naam slachtoffer], hulp in de keuken, en de frituurkok. De sfeer is gespannen en ruzieachtig.

[naam medeverdachte], de vrouw van [naam medeverdachte], belt daarom haar schoonzus [naam medeverdachte]. [naam medeverdachte], de zus van [naam medeverdachte], heeft samen met haar man [naam medeverdachte] een Chinees restaurant in Erm. [naam medeverdachte] zegt tegen [naam medeverdachte] dat er problemen zijn. [naam medeverdachte] rijdt met haar man en twee koks naar Dieverbrug, maar belt eerst haar broer [naam medeverdachte] die een restaurant in Harlingen heeft. [naam medeverdachte] gaat ook naar Dieverbrug en neemt zijn werknemers [naam medeverdachte], [naam medeverdachte] en [naam werknemer] mee. Ter terechtzitting is gebleken dat dit "meenemen" niet op vrijwillige basis was.

In de daaropvolgende uren wordt langdurig met [naam slachtoffer] gesproken. [naam verdachte] heeft daarbij de leiding en voert voornamelijk het gesprek met [naam slachtoffer]. Uiteindelijk wordt besloten dat [naam verdachte] [naam slachtoffer] naar Utrecht zal brengen. [naam betrokkene], ook wel "kleintje" genoemd, zal met hen meegaan. [naam betrokkene] werkt sinds kort ook in het restaurant van [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte].

Kleine [naam betrokkene] is een bekende van [naam slachtoffer] en op zijn voorspraak in het restaurant komen werken. Kleine [naam betrokkene], [naam verdachte], zijn werknemers [naam medeverdachte], [naam medeverdachte] en [naam werknemer] en [naam medeverdachte], haar echtgenoot en hun koks gaan met [naam slachtoffer] naar buiten. Buiten slaat [naam slachtoffer] een raam van het restaurant stuk. Er ontstaat groot tumult. [naam slachtoffer] wordt door een aantal mensen mishandeld, onder meer met een bezemsteel door een opvallend lange Chinese man welke, blijkens diverse verklaringen in het proces-verbaal, afkomstig is uit het restaurant te Erm.

[naam slachtoffer] weet te ontkomen en rent naar de voorzijde van het restaurant. Daar wordt hij opnieuw door een aantal mensen mishandeld. [naam slachtoffer] bloedt hevig en wordt door kleine [naam betrokkene] meegenomen richting rotonde.

Op 1 augustus 2005 om 03:19 uur krijgt de meldkamer van Politie Drenthe een telefoontje van [naam medeverdachte] (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 50 en 51). Hij zegt dat de politie snel moet komen omdat er anders iemand dood gaat en heeft het over een aanval of een inval. Als de tweede mishandeling van [naam slachtoffer] stopt en een aantal aanwezigen het restaurant in gaat, wordt hun duidelijk dat [naam medeverdachte] de politie heeft gebeld. Afgesproken wordt de politie het volgende verhaal te vertellen: Twee onbekende Chinese mannen hadden het restaurant overvallen en willen afpersen. Die mannen hadden echter onderling ruzie gekregen in het restaurant en hun ruzie buiten voortgezet, waarbij een gewonde was gevallen ([naam slachtoffer]). Bij het maken van die afspraak zijn in ieder geval aanwezig: [naam medeverdachte] en zijn vrouw [naam medeverdachte], [naam verdachte], [naam medeverdachte], [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte]. Voor de aanwezigheid van [naam medeverdachte] bij dit familieberaad en die afspraak heeft de rechtbank in de stukken en uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten gevonden ook al lijkt zijn aanwezigheid bij de familiebijeenkomst voor de hand liggend.

[naam medeverdachte] doet vervolgens op 1 augustus 2005 aangifte van afpersing (dossierpagina 363 en volgende). Zijn echtgenote [naam medeverdachte] verklaart dat twee mannen door de hoofdingang het restaurant binnen kwamen. Zij vroegen wie de eigenaar was (dossierpagina 475). [naam medeverdachte], de zus van [naam medeverdachte], vertelt de politie dat [naam medeverdachte] werd bedreigd door mannen die geld wilden hebben. Aangekomen in Dieverbrug ziet zij vechtende mensen bij de rotonde. Ze herkent er niemand van (dossierpagina 324 en volgende). [naam verdachte] vertelt dat hij een telefoontje kreeg van zijn schoonzus. Er waren grote problemen. Aangekomen in Dieverbrug vertelt zijn broer hem dat er twee Chinese jongens waren gekomen die 2000 euro wilden hebben (dossierpagina 226). Het afpersings-/overvalverhaal wordt door de [familienaam]-familie (met uitzondering van [naam medeverdachte], die het daar nimmer over heeft) lang volgehouden.

[naam verdachte], die verklaart dat hij eerst met de anderen achter [naam slachtoffer] is aangegaan maar op enig moment is teruggekeerd, gooit de tas van [naam slachtoffer] in het water (dossierpagina 244). [naam medeverdachte] verklaart dat zij de tassen van kleine [naam betrokkene] in een vuilcontainer heeft gegooid (dossierpagina 499). Bij de rechter-commissaris verklaart zij dat zij dat heeft gedaan omdat de politie beter niet kon zien wat er in die tassen zat. Zij was op het moment dat zij de tassen van kleine [naam betrokkene] verborg dus al op de hoogte van de komst van de politie.

[naam medeverdachte], haar echtgenoot [naam medeverdachte] en de twee koks gaan na het overleg en voor de komst van de politie terug naar Erm. De verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] die op 1 augustus 2005 omstreeks 03:19 uur naar de Rijksweg 3 te Dieverbrug worden gestuurd, zien ter hoogte van hectometerpaal 3.5 op de Spierigerweg in de gemeente Westerveld met hoge snelheid vanuit de richting Dwingeloo een personenauto van het merk Volkswagen en voorzien van het kenteken [kenteken] tegemoet komen (dossierpagina's 60 en 62). Deze auto, eigendom van [naam medeverdachte], is op 1 augustus 2005 onder haar in beslag genomen (dossierpagina 129). De twee koks zijn betrokken geweest bij de mishandelingen van [naam slachtoffer]. Aan en in de auto van [naam medeverdachte] worden bloedvlekken aangetroffen.

[naam betrokkene] is inmiddels van de rotonde met [naam slachtoffer] teruggelopen richting de hoofdingang. Hij heeft daar geprobeerd het bloeden van [naam slachtoffer] te stelpen met toiletpapier, hem toegeworpen door [naam verdachte].

[naam verdachte] gaat vervolgens samen met drie anderen naar buiten. Ook nu heeft [naam verdachte] de leiding. Hij sleept [naam betrokkene], die [naam slachtoffer] nog aan het verzorgen is, mee naar binnen, daarmee de zwaargewonde [naam slachtoffer] aan het lot en zijn drie werknemers overlatend. De rechtbank concludeert dat dit de drie werknemers uit het restaurant van [naam verdachte] te Harlingen moeten zijn geweest, omdat immers de vier verdachten uit Erm reeds waren vertrokken, de gebroeders [naam medeverdachten] en de vrouwelijke verdachten zich niet of nauwelijks daadwerkelijk met lijfelijk geweld hebben bezig gehouden, terwijl niet blijkt dat personeel uit Dieverbrug aan de mishandelingen heeft deelgenomen. Deze personeelsleden waren anders ook ongetwijfeld door hun collega's [naam slachtoffer] en kleine [naam betrokkene] herkend en benoemd. [naam slachtoffer] herkent tijdens zijn verhoor op 3 augustus 2005 van de hem getoonde foto's de broer van de eigenaar van het Chinees restaurant te Diever met wie hij een hele tijd heeft gesproken (foto 3). Deze man heeft hem niet geslagen maar [naam slachtoffer] heeft wel gehoord dat hij zei: "maak hem af" (dossierpagina 160). De drie werknemers uit Harlingen duwen met hun voeten het hoofd van [naam slachtoffer] in de modder. Ook wordt [naam slachtoffer] geschopt door één van de mannen. [naam betrokkene] verklaart op dossierpagina 197: "De man zat onder het bloed. Ik zag dat hij gaten in zijn hoofd had. Op een gegeven moment kwamen drie à vier mannen weer naar buiten, waaronder de broer van de eigenaar. Ik hoorde dat de broer van de eigenaar zei: "Maak hem nou af". De broer van de eigenaar heeft mij mee het restaurant in getrokken. Op een gegeven moment zag ik dat één van de mannen die buiten gebleven was binnen was gekomen. Ik hoorde dat deze man tegen de eigenaar zei: "De politie is er, we hadden geen tijd meer om hem af te maken." Als de politie binnen komt hoort [naam betrokkene] dat de eigenaresse aan de broer van de eigenaar vraagt: "hij is niet dood, wat moeten we daar nou mee?" (dossierpagina 198).

De rechtbank acht onder meer op grond van deze verklaringen bewezen dat op enig moment tijdens het familieberaad het gezamenlijk besluit is genomen [naam slachtoffer] van het leven te beroven. De uitvoering van dit voornemen is door de komst van de politie echter niet voltooid.

Wanneer de politie om 03:34 uur arriveert ziet zij drie Chinese mannen over iets gebogen staan. Na de komst van de politie vluchten de mannen, ondanks dat de politie hun beveelt de blijven staan, het restaurant in. Er blijkt een gewonde man te liggen die onder het bloed zit (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 11 en volgende).

BEWIJSMIDDELEN

Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.

De rechtbank acht op grond van de stukken en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk geworden dat de toedracht van de feiten is geweest zoals het slachtoffer [naam slachtoffer] en [naam betrokkene] verklaard hebben. De rechtbank leidt dit onder meer af uit de verklaringen van [naam slachtoffer] en [naam betrokkene], afgelegd ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris, dat hun werkgever [naam werkgever/medeverdachte] niet was betrokken bij de mishandelingen en daartoe evenmin opdracht heeft gegeven. [naam slachtoffer], zoveel is wel duidelijk, had een zakelijk conflict met [naam werkgever/medeverdachte]. Toch heeft hij zijn werkgever niet aangewezen als één van zijn belagers of als de opdrachtgever tot de ernstige mishandelingen. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat [naam slachtoffer] en [naam betrokkene] de waarheid hebben verteld.

De rechtbank acht voorts niet aannemelijk dat [naam slachtoffer] en [naam betrokkene], alvorens zij door de politie werden gehoord, hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd of hebben kúnnen afstemmen. [naam slachtoffer] lag immers in het ziekenhuis en [naam betrokkene] verbleef in een politiecel en beschikte dus niet over een mobiele telefoon. Bovendien was de telefoon van [naam betrokkene] door de eigenaresse van het restaurant ingenomen. Tijdens zijn verhoor door de politie op 11 augustus 2005 vraagt hij zijn mobiele telefoon terug (dossierpagina 202).

Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de verklaringen van [naam slachtoffer] en [naam betrokkene] dan ook betrouwbaar. Deze worden bovendien op een groot aantal punten bevestigd door verklaringen van een of meer van de verdachten of door getuigen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

verdachtes mededaders op 01 augustus 2005 te Dieverbrug, gemeente Westerveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,

- die [naam slachtoffer] hebben geschopt en

- hun voeten op het hoofd van die [naam slachtoffer] hebben geplaatst en vervolgens diens gezicht in het zand hebben gedrukt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De rechtbank heeft, overeenkomstig de kennelijke bedoeling van de officier van justitie, de ter terechtzitting van 10 oktober 2006 gewijzigde tenlastelegging aldus gelezen dat verdachte dan wel verdachte tezamen met één of meer van zijn mededaders dan wel één of meer van verdachtes mededaders [naam slachtoffer], al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, van het leven hebben willen beroven door hem met staven, stokken of stenen te slaan, hem te schoppen te slaan of te stompen of diens gezicht met voeten in het zand te drukken.

Overeenkomstig deze uitleg van de gewijzigde tenlastelegging heeft de rechtbank bewezen geacht dat verdachtes mededaders ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen [naam slachtoffer] te vermoorden de uitvoeringshandelingen hebben verricht die moesten leiden tot de dood van [naam slachtoffer].

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.

De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

KWALIFICATIE

Het primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van poging tot moord,

strafbaar gesteld bij artikel 289 in verbinding met de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

STRAFBAARHEID

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

STRAFMOTIVERING

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:

- de aard en de ernst van het gepleegde feit;

- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;

- hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;

- het requisitoir van de officier van justitie;

- het pleidooi van de raadsman van verdachte;

- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 augustus 2005.

Moord is het ernstigste commune misdrijf dat ons strafrecht kent en wordt onder andere bedreigd met levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke van ten hoogste (toen) twintig, (thans dertig) jaren.

De rechtbank kan het gezamenlijk optreden van verdachte en zijn mededaders in de nacht van 31 juli op 1 augustus 2005 te Dieverbrug slechts kwalificeren als een voornemen tot liquidatie van een door voorafgaande zware mishandelingen weerloos gemaakt slachtoffer. Verdachte heeft bovendien (mede) tot deze liquidatie opdracht gegeven. In plaats van zich over de zwaar gewonde [naam slachtoffer] te ontfermen heeft hij [naam betrokkene], die zo goed en zo kwaad als dat ging [naam slachtoffer] trachtte te verzorgen, naar binnen gesleurd en [naam slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten, wetende dat deze de dood tegemoet ging. Dat het voorgenomen misdrijf niet is voltooid is uitsluitend te danken aan de komst van de politie.

Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur alleszins op zijn plaats.

BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]

Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. [naam benadeelde partij] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING VAN DE RECHTBANK

De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot

gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. J.E. Münzebrock en mr. M.R.M. Beaumont, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op woensdag 25 oktober 2006.