Home

Rechtbank Arnhem, 07-11-2012, BY5582, 228575

Rechtbank Arnhem, 07-11-2012, BY5582, 228575

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
7 november 2012
Datum publicatie
10 december 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BY5582
Zaaknummer
228575

Inhoudsindicatie

Onenigheid over de uitoefening van erfdienstbaarheden.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 228575 / HA ZA 12-257

Vonnis van 7 november 2012

in de zaak van

[eiser]

eiser

advocaat mr. Y.M. van Vliet te Amsterdam

tegen

[gedaagden sub 1 en 2]

gedaagden

advocaat mr. R.A.F. Willems te 's-Hertogenbosch.

De partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiser], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].

1 De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 27 juni 2012

- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 19 september 2012.

1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1 Partijen zijn woonachtig aan de [adres 1] te [woonplaats], [eiser] op het adres [adres 1] 126 en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] respectievelijk op het adres [adres 1] 115 en 113. De openbare weg op de [adres 1] scheidt de aan [eiser] toebehorende grond van die van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].

2.2 Over de grond van [eiser] loopt een asfaltweg (hierna: de weg). Aan de achterzijde grenst de weg aan de [adres 2], aan de voorzijde aan de [adres 1]. Op de grond van [eiser] rusten erfdienstbaarheden van weg ten behoeve van de percelen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Die erfdienstbaarheden worden uitgeoefend over de weg.

2.3 Bij de toegang tot de weg vanuit de [adres 2] heeft [eiser] een ijzeren hek geplaatst waarvan de beide uiteinden zijn bevestigd aan gemetselde pilaren. Het hek kan alleen elektronisch worden geopend, hetzij door middel van een afstandsbediening, hetzij door middel van het intoetsen van een code op een van de pilaren. [eiser] heeft eveneens een ijzeren hek bij de toegang tot de weg vanuit de [adres 1] geplaatst. Dit hek is met de hand te openen. In een eerdere tussen partijen gevoerde procedure heeft het hof te Arnhem bij arrest van 4 mei 2010 voor recht verklaard:

“dat [eiser] gerechtigd is zijn erf af te sluiten met een hekwerk aan de zijde van zowel de [adres 2] als de [adres 1], en wel aldus (1) dat het hekwerk aan de [adres 2] door zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] kan worden geopend en gesloten door het intoetsen van een aan beiden kenbaar gemaakte

-eenvoudig te houden- cijfercode, en (2) dat het hekwerk aan de [adres 1] kan worden geopend en gesloten door middel van een cijferslot (waarvan de -eenvoudig te houden- cijfercombinatie aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kenbaar wordt gemaakt).”

[eiser] had [gedaagde sub 1] in 2004 een afstandsbediening ter beschikking gesteld om het hek aan de [adres 2] te kunnen openen. Na het arrest van het hof - meer precies: na veroordeling daartoe in kort geding bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 juni 2010 - is het openen van dat hek eveneens mogelijk door het intoetsen van de cijfercode 1111. Het hek aan de [adres 1] kan sindsdien worden afgesloten met een hangslot en is eveneens te openen met de cijfercode 1111.

2.4 Vanaf de [adres 1] bevindt zich aan de rechterzijde van de weg een door [eiser] aangeplante beukenhaag. In het genoemde arrest heeft het hof [eiser] onder meer bevolen

“tot het (terug)snoeien en (terug)gesnoeid houden van zijn haag aan de zijde van de [adres 1], op zodanige wijze dat deze haag geen belemmering vormt voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]”.

Bij vonnis van 25 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank een dwangsom aan eventuele overtreding van dit bevel verbonden van € 50,- per dag, vanaf de derde werkdag na betekening van het vonnis, tot een maximum van € 25.000,-.

2.5 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aanspraak gemaakt op volgens hen verbeurde dwangsommen en in het najaar van 2010 en het voorjaar van 2011 ten laste van [eiser] meerdere executoriale beslagen doen leggen. In verband daarmee heeft de advocaat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de advocaat van [eiser] bij brief van 11 april 2011 onder meer het volgende geschreven:

“Voorts sommeert u cliënten om tot opheffing van alle beslagen over te gaan, aangezien uw cliënt zou hebben voldaan aan de sommatie waarvoor de beslagen zijn gelegd.

Van Cliënten heb ik vernomen dat de haag aan de [adres 1] door uw cliënt op 5 januari jl. over de gehele lengte is teruggesnoeid. Dit betekent dat wat betreft dat onderdeel voldaan is aan het arrest van het hof Arnhem d.d. 4 mei 2010. Ter zake dit onderdeel zijn door uw cliënt vanaf 9 juli 2010 (3 dagen na betekening van het vonnis in kort geding d.d. 25 juni 2010 op 6 juli 2010) tot 5 januari jl. in totaal een bedrag van € 8.950,00 (179 dagen x € 50,00 per dag) aan dwangsommen verbeurd. Executie dient derhalve in elk geval ten minste tot dit bedrag plaats te vinden.

Ingevolge het arrest van het Hof Arnhem d.d. 4 mei 2010 dient de haag evenwel ook nog op andere wijze te worden teruggesnoeid. Volgens het hof dient de haag zodanig te worden gesnoeid, dat het hek volledig kan worden geopend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem d.d. 20 december 2010 houdt dit in dat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden het hek volledig geopend moet kunnen worden, en dat het hek onder een hoek van 90 graden open moet kunnen blijven staan. Van Cliënten heb ik begrepen dat uw cliënt er inmiddels voor heeft gezorgd dat het hek aan de [adres 1] in een hoek van 90 graden open kan blijven staan en zo samenvalt met de lijn ab (zie de overzichtstekening van de haag, overgelegd als productie 5 ten behoeve van het kort geding d.d. 6 december 2010). Uw cliënt heeft echter nagelaten de haag langs het pad volgens dezelfde lijn ab terug te snoeien, waardoor de haag over het pad blijft groeien, en het pad hierdoor smaller is dan op grond van een onbelemmerde uitoefening van de erfdienstbaarheden is toegestaan. De maximale doorgang (nodig voor passage van groot verkeer) tussen de hekposten wordt immers ook door de lijn ab bepaald.

Kortom: de uitoefening van de erfdienstbaarheden wordt nog steeds door de haag belemmerd. Dat betekent dat uw cliënt vanaf 5 januari jl. tot en met vandaag in totaal een bedrag van € 4.850,00 (97 dagen x € 50,00 per dag) aan dwangsommen heeft verbeurd.”

2.6 Uit hoofde van de gelegde beslagen is ten behoeve van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] door de deurwaarder in totaal een bedrag van € 15.631,32 geïnd. Daarna zijn de beslagen opgeheven.

3 Het geschil

3.1 [eiser] heeft een vijftal hoofdvorderingen ingesteld, waarvan de laatste twee met elkaar samenhangen:

3.1.1 In de eerste plaats vordert hij een verklaring voor recht dat hij de code van het cijferslot bij het hek aan de [adres 2] mag veranderen in een andere eenvoudig te onthouden code, zoals 1234, 4321, 1212 of 2121.

3.1.2 In de tweede plaats vordert hij [gedaagde sub 1] te bevelen de afstandsbediening terug te geven en hem te verbieden handelingen te verrichten aan de elektronica van het hek aan de [adres 2].

3.1.3 Ten derde vordert [eiser] [gedaagde sub 1] te verbieden zout te strooien op de weg, in het bijzonder rondom het hek op de [adres 1].

3.1.4 De vierde en vijfde vordering van [eiser] hangen samen met de onder 2.4 bedoelde haag. [eiser] vordert ten eerste een verklaring voor recht dat de haag "die zich bevindt aan de [adres 1]" op 5 januari 2011 is teruggesnoeid en sindsdien teruggesnoeid is gehouden conform de eis als gesteld in het arrest van het hof van 4 mei 2010, "althans dat gedaagden in de periode na 5 januari 2011 geen belemmering of bemoeilijking hebben ondervonden in de uitoefening van de erfdienstbaarheid".

Daarnaast stelt [eiser] dat na 5 januari 2011 geen dwangsommen meer zijn verbeurd en dat het over die periode uit hoofde van de beslagen geïnde bedrag (€ 5.513,39) onverschuldigd is betaald. Hij vordert terugbetaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van het desbetreffende veroordelende vonnis.

3.2 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren gemotiveerd verweer. Dat komt hierna, voor zoveel nodig, nog aan de orde.

4 De beoordeling

4.1 De cijfercode

4.1.1 [eiser] heeft gesteld dat het gebruik van de huidige combinatie 1111 in de praktijk problemen oplevert. Hij heeft dat ter comparitie als volgt toegelicht:

“De code 1111 loopt vaak vast bij te snel indrukken. Ik bedoel daarmee dat je hem dan nog een keer moet indrukken. Als het nog vaker gebeurt, dan blijft het hek langere tijd openstaan. (..) U vraagt mij hoe vaak het is gebeurd dat het zo niet funtioneerde. Wel vier à vijf keren. Dan ging het om bezoekers van [gedaagde sub 1]. Ze bellen dan ook bij mij aan als het hek dicht blijft.”

4.1.2 Op zichzelf laat de uitspraak van het hof ook toe dat een andere eenvoudige code wordt gebruikt dan een van vier dezelfde cijfers. Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat hebben betwist heeft [eiser] belang bij de gevorderde verklaring voor recht, die in de bedoelde abstracte zin toewijsbaar zou zijn. In dit concrete geval kan zij echter niet worden toegewezen. De toelichting van [eiser] ter comparitie is immers niet begrijpelijk (blijft het hek nu open staan of blijft het dicht?). Het euvel heeft zich volgens [eiser] bovendien maar een paar keer voorgedaan en daar staat tegenover dat [gedaagde sub 1] dan al zijn leveranciers opnieuw moet gaan inlichten over de gewijzigde code. Dat zijn er volgens hem - [eiser] heeft dat niet bestreden - wel twintig. Bovendien biedt een bordje bij het display met de mededeling “langzaam indrukken” waarschijnlijk ook wel een oplossing voor het door [eiser] ondervonden probleem.

4.2 De afstandsbediening

4.2.1 [eiser] heeft in het begin van de dagvaarding (onder 7) gesteld dat hij na het arrest van het hof het systeem met de afstandsbediening buiten werking heeft gesteld, maar dat [gedaagde sub 1] dit weer in werking heeft gesteld, als gevolg waarvan de afstandsbediening storingen vertoont. Verderop in de dagvaarding (onder 26) werkt hij zijn vordering verder uit maar komt niet meer terug op hetgeen hij onder 7 van de dagvaarding had gesteld. Nu stelt hij (slechts) belang te hebben bij afgifte van de afstandsbediening door [gedaagde sub 1], “omdat zijn systeem om het hek te openen en te sluiten dan weer compleet is”. En ter comparitie heeft hij zijn vordering op dit punt als volgt toegelicht:

“Mijn bezwaar is ertegen gericht dat [gedaagde sub 1] de afstandsbediening te lang ingedrukt houdt. Dan blijft het hek openstaan en moet ik het dichtmaken. Het is niet zo moeilijk om even terug te lopen naar het display, anders blijft het hek openstaan. Het klopt dat het display niet verlicht is.”

4.2.2 Anders dan [eiser] kennelijk meent sluit de hierboven onder 2.3 genoemde verklaring voor recht van het hof niet uit dat [gedaagde sub 1] gebruik kan maken van de afstandsbediening. [gedaagde sub 1] heeft zijn belang bij dat gebruik ter comparitie als volgt toegelicht:

“De afstandsbediening heb ik nodig om daar ’s avonds overheen te kunnen. Bovendien word ik ook een dagje ouder en kan moeilijk de auto uit. Anders moet ik het hek steeds dichtmaken. Bovendien kan ik het display, dat niet verlicht is, niet goed zien.”

4.2.3 De telkens wisselende motivering van de vordering door [eiser] ondergraaft de ogenschijnlijke ernst van zijn belang daarbij. Daartegenover heeft [gedaagde sub 1], die de weg veelvuldig gebruikt, gemotiveerd aangegeven dat hij de afstandsbediening nodig heeft. Gelet daarop kan niet van hem worden gevergd dat hij de afstandsbediening, die hem door [eiser] uitsluitend voor het daarmee beoogde doel ter beschikking was gesteld, teruggeeft zolang hij de weg regelmatig blijft gebruiken (vgl. art. 7A:1787 BW). De vordering tot teruggave moet daarom worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is verder er een reële dreiging bestaat dat [gedaagde sub 1] de elektronica van het hek nog gaat wijzigen. Het gevorderde verbod daarvan moet daarom eveneens worden afgewezen.

4.3 Het zout

4.3.1 [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat hij in de winter zout om de grondpen van het hek aan de [adres 1] strooit om te voorkomen dat deze vastvriest. De pen zit in een buis in het wegdek. Volgens [gedaagde sub 1] is het een paar keer voorgekomen dat de pin is vastgevroren in de buis. Volgens [eiser] is dat maar één keer het geval geweest, terwijl de gewoonte van [gedaagde sub 1] om het zout te strooien "als het even vriest of sneeuwt" tot een versteende zoutophoping in de buis heeft geleid, waardoor [eiser] het zout uit de bus moest boren.

4.3.2 Het is [gedaagde sub 1] niet toegestaan zout op de weg van [eiser] te strooien. Het gevraagde verbod is dus toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot

€ 50,-, en wel per overtreding. [eiser] verbindt het verbeuren van de dwangsommen immers aan een onrechtmatige handeling van [gedaagde sub 1] en niet aan een toestand.

4.3.3 Ten overvloede zij overwogen dat [eiser] gehouden is het hek zo nodig vorstvrij te houden, zodat het bij vorst niet voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gesloten blijft. In dat laatste geval wordt immers de uitvoering van de erfdienstbaarheid belemmerd, waardoor [eiser] schadeplichtig kan worden.

4.4 De haag

4.4.1 Ter comparitie heeft de advocaat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het volgende over zijn hierboven onder 2.5 weergeven brief van 11 april 2011 verklaard:

"U vraagt mij naar de betekenis van hetgeen ik over de heg heb gezegd in productie 8 bij de dagvaarding. Het gaat nu uitsluitend over het niet op voldoende breedte houden van het pad, dus de breedte van de heg over de hele lengte van dat pad, voor zover die heg daarnaast loopt. Ik verwijs voor de meest relevante foto's naar productie 18 die uit juni 2011 stammen. U ziet in foto 5 daarin dat er een inkeping is gemaakt bij het hek. Naar de mening van cliënten moet de rest van het pad ook zo breed zijn."

4.4.2 [eiser] heeft betwist dat het uitschieten van de haag - zoals op de genoemde foto's is te zien - een beperking vormt in de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Blijkens de zojuist weergegeven verklaring van de advocaat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gaat het hen niet om de heg waar deze de [adres 1] raakt en waar het hek helemaal moet kunnen openslaan. Daar is immers blijkens die foto's in een inkeping voorzien. Op de foto's 1-3 is zichtbaar dat [gedaagde sub 1] zich naast een Mercedes personenauto op het pad bevindt, waarbij de auto zo dicht tegen de heg staat geparkeerd dat [gedaagde sub 1] min of meer de heg wordt ingedrukt. Aan de andere zijde van de auto is echter nog ongeveer een meter aan wegdek vrij. Daar is dus geen sprake van een belemmering als bedoeld in het onder 2.4 weergegeven dictum van het hof. Het gaat echter niet alleen om personenauto's (waarvan de breedte ongeveer 1.80/1.90 meter zal zijn). [eiser] heeft verklaard dat de weg ongeveer 3.50 meter breed is en [gedaagde sub 1] dat de breedte van de maaimachine van de loonwerker die van de weg gebruik moet maken 3.00 meter is. Wederom gelet op de genoemde foto's 1-3 is de doorgang voor dergelijke landbouwwerktuigen dus niet voldoende. Er zijn na 5 januari 2011 dus wel dwangsommen verbeurd.

4.4.3 Blijkens de bij productie 18 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] behorende brief van [gedaagde sub 2] van 23 juli 2011 is de heg op 15 juni 2011 gesnoeid, naar de rechtbank aanneemt zodanig dat geen sprake meer is van een belemmering als hiervoor bedoeld. De rechtbank gaat er vanuit dat een beukenhaag doorgaans vanaf medio mei stevig begint uit te lopen. Dat betekent dat over 20 dagen dwangsommen zijn verschuldigd, derhalve € 1.000,-. Dat betekent ook dat een bedrag van € 4.513,39 ten onrechte is geïnd. De vordering uit onverschuldigde betaling zal in zoverre worden toegewezen.

4.4.4 De gevorderde verklaring voor recht is eveneens toewijsbaar, maar enkel omdat zij (in haar primaire vorm) betrekking heeft op de haag "die zich bevindt aan de [adres 1]".

4.5 Nu partijen op meerdere punten over en weer in het ongelijk gesteld zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5 De beslissing

De rechtbank

verbiedt [gedaagde sub 1] zout te strooien op het erf van eiser, in het bijzonder rondom het hek op de [adres 1], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per overtreding, tot een maximum van € 5.000,-,

verklaart voor recht dat de haag die zich bevindt aan de [adres 1] op 5 januari 2011 is teruggesnoeid en (in ieder geval tot 15 juni 2011) teruggesnoeid is gehouden conform de eis als gesteld in het arrest van het hof te Arnhem van 4 mei 2010 (zaaknummer 104.003.220),

veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 4.514,39 aan [eiser] als zijnde onverschuldigd betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

wijst de overige vorderingen af,

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.