Home

Rechtbank Arnhem, 10-07-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:1567 BX2311, 11/5187

Rechtbank Arnhem, 10-07-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:1567 BX2311, 11/5187

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
10 juli 2012
Datum publicatie
20 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BX2311
Formele relaties
Zaaknummer
11/5187

Inhoudsindicatie

Intrekking verenigingsverlof als bedoeld in art. 28 Wwm nu eiseres niet meer bij de KNSA is aangesloten. In de termen van het beleid van verweerder is er in die gevallen niet langer meer een redelijk belang bij het verlenen van het verlof. De uitgangspunten van het geschetste beleid van verweerder acht de rb. vallend binnen de grenzen van een redelijke wetstoepassing. Uitgaande van het gegeven dat de serieuze beoefening van de schietsport een redelijk belang kan opleveren voor een verlof, is de keuze van verweerder aanvaardbaar dat hij enerzijds het antecedentenonderzoek door de Korpschef laat uitvoeren en het gebruik van wapens in verenigingsverband aan regels bindt, maar anderzijds de meer praktische organisatie van de verschillende vormen van schietsporten overlaat aan de KNSA en tevens eist dat een houder van een verlof aangesloten is bij de KNSA. Met name door deze laatste eis wordt voorkomen dat er ongecontroleerd gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. De stelling van eiseres dat verweerder op deze manier een extra eis stelt die niet is terug te voeren op de Wwm, wordt verworpen. Verweerder heeft de open norm in zijn beleidsregels aldus uitgewerkt, dat wil van een redelijk belang sprake zijn, de aanvrager aangesloten moet zijn bij de KNSA. Dat is een nadere invulling van de open norm (‘redelijk belang’) en niet het stellen van een buitenwettelijke eis.

Op zichzelf is juist dat de besluiten van het bestuur van de KNSA niet toetsbaar zijn door de bestuursrechter. Het bestuur van de KNSA is geen bestuursorgaan in de zin van art. 1:1, eerste lid, van de Awb. Het besluit van verweerder tot intrekken van een verleend verlof is echter wel toetsbaar door de bestuursrechter. De feiten die aan de intrekking van het verleende verlof ten grondslag zijn gelegd kunnen in deze procedure onderwerp van onderzoek vormen. Dat betekent dat er voor eiseres voldoende rechtsbescherming is ter zake van de verlening en intrekking van een verlof.

Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de beperking van de verenigingsvrijheid aan het vereiste dat zij is voorzien bij wet. De beperking volgt immers uit de voorwaarde in art. 28, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wwm dat een redelijk belang de verlening van het verlof vordert, welke voorwaarde is uitgewerkt in de door verweerder in § B.2 van de Circulaire vastgelegde beleidsregels. Verder blijkt uit hetgeen is overwogen dat de openbare veiligheid sterk betrokken is bij het reguleren van het legale wapenbezit en dat deze openbare veiligheid ernstig wordt bedreigd als het legale wapenbezit niet aan strikte regels wordt gebonden. De in 5-9 van deze uitspraak beschreven kenmerken van het raamwerk tot regulering van het legale wapenbezit acht de rechtbank aanvaardbaar. Voor zover deze meebrengen dat een sportschutter via zijn schietvereniging verplicht aangesloten moet zijn bij de KNSA, oordeelt zij dat de daaraan ten grondslag liggende redenen overtuigend en dwingend zijn. Dit betekent dat het beroep op artikel 11 van het EVRM wordt verworpen. Daarmee wordt ook het beroep op artikel 8 van de Grondwet en artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten verworpen, nu deze artikelen materieel hetzelfde onderwerp regelen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/5187

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2012 in de zaak tussen

[Vereniging], eiseres,

(gemachtigde: mr. R.M.M. Jacobs),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 25 oktober 2011.

2. Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2011 heeft de korpschef van de regiopolitie Gelderland-Midden (de Korpschef) het vere-nigingsverlof van eiseres ingetrokken.

Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende administratieve beroep ongegrond ver-klaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.

Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overi-ge door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 25 mei 2012. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door haar bestuursleden [bestuursleden], bijge-staan door mr. Jacobs, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. R.G.J. Wilde-mors.

3. Overwegingen

1. Ingevolge artikel 28, eerste en tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Wet wapens en munitie (Wwm) verleent de korpschef in de woon- of verblijfplaats van de aanvrager een verlof tot het voorhanden heb-ben van een wapen en munitie, uitsluitend behorend tot categorie III, indien een redelijk belang de verlening van het verlof vordert en de aanvrager geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of veiligheid kan vormen.

Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wwm kan een verlof worden ingetrokken, indien niet meer wordt voldaan aan de vereisten voor verlening daarvan.

Ingevolge § A.1.4.4, onder a en § B.2.2.1 van de ten tijde in geding geldende Circulaire Wapens en Munitie 2005 (de Circulaire) is een redelijk belang als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder a, van de Wwm voor een verenigingsverlof tot beoefening van de schietsport met vuurwapens alleen dan aanwezig als de vereniging is aangesloten als lid bij de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie (KNSA) en in het bezit is van een KN-SA-licentie.

2. Eiseres is een schietvereniging die zich toelegt op beoefening van de schietsport met vuurwapens. Aan haar was een verenigingsverlof als bedoeld in artikel 28 van de Wwm verleend. Zij was tot 1 december 2010 in het bezit van een KNSA-licentie. Met ingang van die datum heeft de KNSA haar als lid geroyeerd. De Korps-chef heeft onder verwijzing naar § B.2.2.1 van de Circulaire en artikel 7, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wwm het verenigingsverlof ingetrokken bij besluit van 8 april 2011.

Zelfregulering

3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft zich onder meer op het standpunt gesteld - zakelijk weergegeven - (1) dat de Circulaire bevoegdheden schept die de beleidskaders van de Wwm te buiten gaan en (2) dat de uitvoering van het beleid is overgelaten aan een privaatrechtelijke organisatie, waarop geen effectieve controle door de bestuursrechter mogelijk is.

4. Met deze vragen stelt eiseres allereerst aan de orde of verweerder door te kiezen voor de in de Circulaire beschreven vorm van zelfregulering van de schietsport niet de grens van wat met zelfregulering nog te bereiken is, heeft overschreden en zich heeft teruggetrokken van een terrein, waarop hij zelf het beleid behoort te bepa-len.

5. De rechtbank overweegt dat het verlof op grond van artikel 28 van de Wwm een uitzondering vormt op het algemene verbod op het voorhanden hebben van vuurwapens. Het verlof wordt voor zover hier van belang verleend, als aan twee open normen is voldaan: (a) het ‘redelijk-belangcriterium’ en (b) het ‘geen-vrees-voor-misbruik¬criterium’ (met de laatste term wordt in de Circulaire de norm dat de aanvrager geen gevaar voor zich-zelf, de openbare orde of veiligheid kan vormen verkort aangeduid). Ter invulling van beide open normen heeft verweerder in de Circulaire beleidsregels geformuleerd. Het ‘geen-vrees-voor-mis¬bruik¬criterium’ is verder uit-gewerkt in § B.1 van de Circulaire, het ‘redelijk-belang¬criterium’, voor zover het de schietsport betreft, in § B.2 van de Circulaire. De KNSA heeft alleen een rol bij de toepassing van het ‘redelijk-belang¬criterium’, niet bij die van het ‘geen-vrees-voor-misbruikcriterium’. Voor de Korpschef vormen de regels in de Circulaire op grond van artikel 38, tweede lid, van de Wwm aanwijzingen die hij gehouden is op te volgen.

6. Om te beoordelen of er geen vrees voor misbruik is, doet de Korpschef een antecedentenonderzoek. De Korpschef raadpleegt de registers om na te gaan of de aanvrager strafbare feiten heeft gepleegd, doet onderzoek naar gegevens over de psychische gesteldheid van de aanvrager en onderzoekt of deze in criminele kringen ver-keert en of er derden zijn die mogelijk misbruik gaan maken van het te verlenen verlof. Ten slotte wordt een thuiscontrole bij de aanvrager gedaan. Als de uitkomst van dit onderzoek positief is, vormt de persoon van de aanvrager geen beletsel om het verlof te verlenen. Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of een redelijk belang de verlening van het verlof vordert.

7. Uit de toelichting op artikel 28 van de Wwm blijkt dat de serieuze beoefening van de schietsport een redelijk belang kan opleveren (Bijl. TK (1976-1977) nr. 3, MvT, p. 35). Verweerder voert met de Circulaire het beleid dat alleen dan van een redelijk belang voor het verlenen van een verlof sprake is, als de aanvrager is aan-gesloten bij de KNSA. Gaat het om een individueel verlof, dan moet de aanvrager lid zijn van een schietvereni-ging met KNSA-licentie. Gaat het om een verenigingsverlof, dan moet de vereniging beschikken over een KN-SA-licentie. Daarmee beoogt verweerder in essentie te bereiken dat het gebruik van de vuurwapens wordt gere-guleerd aan de hand van de reglementen die de KNSA heeft vastgesteld. Deze reglementen betreffen allerlei onderwerpen, zoals de manier van bewaren van vuurwapens, het toezicht op de schietoefeningen en de regels voor het beoefenen van de verschillende soorten schietsporten. Ter toelichting op deze keuze heeft verweerder aangevoerd dat bij de KNSA de knowhow aanwezig is voor het organiseren en reguleren van de verschillende soorten schietsporten. Hoofdstuk B.2 van de Circulaire bevat daarnaast een groot aantal voorschriften over het gebruik van wapens en over de inrichting van schietcentra, waaraan de houders van een verlof moeten voldoen. Met handhaving van die laatste groep regels is de Korpschef belast.

8. Omgekeerd, en daar gaat het in deze procedure om, trekt de Korpschef het (verenigings-)verlof in, als de vereniging niet meer bij de KNSA is aangesloten. In de termen van het beleid van verweerder is er in die gevallen niet langer meer een redelijk belang bij het verlenen van het verlof.

9. De aldus geschetste uitgangspunten van het beleid van verweerder acht de rechtbank vallend binnen de grenzen van een redelijke wetstoepassing. Uitgaande van het gegeven dat de serieuze beoefening van de schiet-sport een redelijk belang kan opleveren voor een verlof, is de keuze van verweerder aanvaardbaar dat hij ener-zijds het antecedentenonderzoek door de Korpschef laat uitvoeren en het gebruik van wapens in verenigingsver-band aan regels bindt, maar anderzijds de meer praktische organisatie van de verschillende vormen van schiet-sporten overlaat aan de KNSA en tevens eist dat een houder van een verlof aangesloten is bij de KNSA. Met name door deze laatste eis wordt voorkomen dat er ongecontroleerd gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. De stelling van eiseres dat verweerder op deze manier een extra eis stelt die niet is terug te voeren op de Wwm, wordt verworpen. Verweerder heeft de open norm in zijn beleidsregels aldus uitgewerkt, dat wil van een redelijk belang sprake zijn, de aanvrager aangesloten moet zijn bij de KNSA. Dat is een nadere invulling van de open norm (‘redelijk belang’) en niet het stellen van een buitenwettelijke eis.

10. Eiseres heeft zich erop beroepen dat een gebrek aan dit beleid is dat de beslissingen van de KNSA niet toetsbaar zijn door de bestuursrechter. Zij heeft daarbij gewezen op het Evaluatierapport Circulaire Wapens en Munitie 2005 van augustus 2010 (bijlage bij Bijl. TK (2011-2012) 33033, nr. 5) (het Evaluatierapport), waarin dezelfde kritiek is verwoord.

11. Deze beroepsgrond dient niet in abstracto maar aan de hand van dit concrete geval te worden beoor-deeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de KNSA eiseres heeft geroyeerd omdat zij weigerde een van haar le-den te royeren, die wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit en daarvoor wordt vervolgd en die niet meer beschikt over een individueel verlof. Verweerder heeft erop gewezen dat eiseres op deze manier een per-soon, wiens integriteit ten opzichte van wapenbezit dubieus is geworden, in staat blijft stellen met wapens om te gaan en dat dit een situatie oplevert die strijdig is met de openbare orde en veiligheid.

12. Op zichzelf is juist dat de besluiten van het bestuur van de KNSA niet toetsbaar zijn door de bestuurs-rechter. Het bestuur van de KNSA is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het besluit van verweerder tot intrekken van een verleend verlof is echter wel toetsbaar door de bestuursrechter. De feiten die aan de intrekking van het verleende verlof ten grondslag zijn gelegd kunnen in deze procedure onder-werp van onderzoek vormen. Dat betekent dat er voor eiseres voldoende rechtsbescherming is ter zake van de verlening en intrekking van een verlof. De door verweerder in deze procedure aangevoerde en hierboven onder 11 weergegeven grond tot intrekking acht de rechtbank voldoende.

Recht van vereniging

13. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder door het verplicht stellen van lidmaatschap van de KN-SA haar grondrecht op vrije vereniging heeft geschonden (artikel 11 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, hierna: EVRM). Dit recht houdt volgens haar in het recht om zich niet tegen zijn zin te hoeven verenigen.

14. De in artikel 11, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging omvat het recht zich niet te verenigen (Europese Hof voor de rechten van de Mens 27 april 2010, LJN BN0888, EHRC 2010, 73, Ólafsson/IJsland). Van een inmenging in deze vrijheid is sprake in dit geval waarin een sportschutter alleen dan een wapenverlof krijgt als hij lid wordt van een schietvereniging die is aangesloten bij de KNSA (een vereni-ging) of waarin een schietvereniging alleen dan een verenigingsverlof krijgt als zij is aangesloten bij de KNSA. De vraag is of deze inmenging in de verenigingsvrijheid gerechtvaardigd is. Dat is het geval als zij is voorzien bij wet en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder meer de openbare veilig-heid (artikel 11, tweede lid, van het EVRM). Alleen overtuigende en dwingende redenen kunnen een beperking van de vrijheid van vereniging rechtvaardigen (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 januari 2008, LJN BC1524, AB 2008, 135, Hagro). Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de beperking van de verenigingsvrijheid aan het vereiste dat zij is voorzien bij wet. De beperking volgt immers uit de voorwaarde in artikel 28, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wwm dat een redelijk belang de verlening van het verlof vor-dert, welke voorwaarde is uitgewerkt in de door verweerder in § B.2 van de Circulaire vastgelegde beleidsre-gels. Verder blijkt uit hetgeen hierboven is overwogen dat de openbare veiligheid sterk betrokken is bij het regu-leren van het legale wapenbezit en dat deze openbare veiligheid ernstig wordt bedreigd als het legale wapenbezit niet aan strikte regels wordt gebonden. De in 5-9 van deze uitspraak beschreven kenmerken van het raamwerk tot regulering van het legale wapenbezit acht de rechtbank aanvaardbaar. Voor zover deze meebrengen dat een sportschutter via zijn schietvereniging verplicht aangesloten moet zijn bij de KNSA, oordeelt zij dat de daaraan ten grondslag liggende redenen overtuigend en dwingend zijn. Dit betekent dat het beroep op artikel 11 van het EVRM wordt verworpen. Daarmee wordt ook het beroep op artikel 8 van de Grondwet en artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten verworpen, nu deze artikelen materieel het-zelfde onderwerp regelen.

Artikel 6 EVRM

15. Het beroep op schending van de onschuldpresumptie, zoals vastgelegd in artikel 6, tweede lid, van het EVRM, wordt verworpen. Deze procedure betreft niet de vervolging wegens het plegen van een strafbaar feit, zodat het genoemde artikellid niet van toepassing is.

Conclusie

16. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het be-streden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

17. Reeds daarom is er geen grond voor toekenning van schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb.

18. De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

19. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep ongegrond.

wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.J. de Vries, voorzitter, en mr. H.J. Klein Egelink en mr. T.A. Willems-Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2012.

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.

Verzonden op: 10 juli 2012.