Home

Rechtbank Arnhem, 01-02-2011, BP4837, 11/121

Rechtbank Arnhem, 01-02-2011, BP4837, 11/121

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
1 februari 2011
Datum publicatie
16 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BP4837
Zaaknummer
11/121

Inhoudsindicatie

de juistheid van de beslissing tot het niet horen van getuigen kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK Utrecht, zitting houdende te Arnhem

Wrakingskamer

Zaaknummer: 11/121

Beschikking van 1 februari 2011

in de zaak van

N.M.P. Steijnen,

wonende te Zeist,

verzoeker tot wraking,

tegen

mr. P.C. Quak, in zijn hoedanigheid van rechter.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het proces-verbaal van 1 februari 2011 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;

- het schriftelijke verweer van mr. Quak van 1 februari 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:

- verzoeker in persoon;

- de officier van Justitie mr. J.G. Kolkman;

- Mr. Quak heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2. Het wrakingsverzoek

2.1 Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Quak als rechter in de zaak met

parketnummer 16/440712-10.

2.2 Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat mr. Quak door zijn weigering enkele getuigen te horen niet naar de gehele zaak wil kijken en dat hij alleen naar de strafrechtelijke kant van de zaak kijkt.

2.3 Mr. Quak heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd.

2.4 Ter zitting van de wrakingskamer van 1 februari 2011 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst. Nadat mr. P.J. Wiegman, in zijn hoedanigheid van één van de vaste voorzitters van de wrakingskamer, heeft geoordeeld dat dit wrakingsverzoek op grond van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Arnhem niet in behandeling zal worden genomen, is de zitting opnieuw uitgeroepen en hervat. Verzoeker is niet verschenen. De wrakingskamer heeft het onderzoek ter zitting gesloten en mondeling uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot wraking is afgewezen. Hieraan is de volgende motivering ten grondslag gelegd.

3. De beoordeling

3.1 Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is, objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.

3.2 De klachten van verzoeker zijn gericht tegen de beslissing van mr. Quak tot afwijzing van zijn verzoek tot het horen van enkele getuigen. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals verzet of hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. Quak bij het geven van deze beslissing vooringenomen was jegens verzoeker of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoeker verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mr. Quak in het nadeel van verzoeker heeft beslist kan de rechtbank dat niet afleiden.

3.3 De klacht van verzoeker dat door mr. Quak alleen naar de

strafrechtelijke kant van de zaak wordt gekeken kan niet slagen, nu daaruit eveneens, zonder nadere motivering, niet kan worden afgeleid dat sprake is van vooringenomenheid van mr. Quak of van zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.

3.4 Gelet op het vorenstaande moet het verzoek daarom worden afgewezen.

4. De beslissing

De rechtbank

wijst het verzoek tot wraking af.

Deze beschikking is gegeven door de mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, en mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra en J.C.E. Ackermans-Wijn, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten en in openbaar uitgesproken op 1 februari 2011.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.