Home

Rechtbank Arnhem, 25-01-2011, BP2047, 05/900056-10

Rechtbank Arnhem, 25-01-2011, BP2047, 05/900056-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
25 januari 2011
Datum publicatie
26 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BP2047
Zaaknummer
05/900056-10

Inhoudsindicatie

Hij in of omstreeks de periode van 29 december 2009 tot en met 30 december 2009 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade slachtoffer van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes en/of een of meer andere steekwapens en/of snijwapens in de hals/keel en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft/hebben gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM, zitting houdende te Utrecht

Sector strafrecht

parketnummer: 05/900056-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 januari 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op 28 oktober 1971 te (geboorteplaats)

wonende te [woonplaats]

thans gedetineerd in Arnhem P.I. Arnhem, De Berg

raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 januari 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

In de periode van 29 december 2009 tot en met 30 december 2009 [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, subsidiair die [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde feit, de moord. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het subsidiair tenlastegelegde feit, de doodslag van [slachtoffer], heeft schuldig gemaakt en baseert zich daarbij met name op de verklaringen van de getuigen [getuige1] en [getuige2].

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens inzake Salduz, Panovits en -meer recent- Brusco een aangehouden verdachte recht heeft op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor. Het arrest van de Hoge Raad d.d. 30 juni 2009, waarin wordt gesteld dat een aangehouden verdachte aan artikel 6 EVRM slechts het recht kan ontlenen om voorafgaand aan het verhoor door de politie een advocaat te raadplegen (consultatierecht), kan dan ook geen stand meer houden.

In de onderhavige zaak is verdachte, aldus de raadsman, niet gewezen op zijn recht voorafgaand aan een verhoor een advocaat te raadplegen dan wel de gelegenheid geboden tot rechtsbijstand tijdens het verhoor. Het eerste contact met een advocaat vond plaats nadat zijn verhoor reeds was aangevangen. Dit is een vormverzuim als bedoeld in artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. De toenmalige raadsvrouw heeft verdachte tijdens hun eerste contact geadviseerd mee te werken aan het onderzoek en door te gaan op de reeds ingeslagen weg. Tijdens de behandeling van de vorderingen tot inbewaringstelling en gevangenhouding is door de raadsvrouw niet gewezen op voornoemd vormverzuim. De verdediging is dan ook van oordeel dat de geboden rechtsbijstand daardoor niet effectief is geweest. Dit alles dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van verdachte.

Subsidiair is de raadsman van mening dat de poging van verdachte zich een alibi te verschaffen voor het tijdstip waarop [slachtoffer] is gedood, zijn bijzondere interesse voor de moordzaak, zijn gewijzigd telefoongebruik na het feit en de omstandigheid dat hij in het verleden regelmatig ‘op de pof’ cocaïne bij [slachtoffer] kocht, niet redengevend kunnen zijn voor een bewezenverklaring.

Voorts kan het bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het feit niet gefundeerd worden op de verklaring van [getuige1]. Deze getuige heeft verklaard wat de politie wilde horen.

Het dossier bevat bovendien aanknopingspunten dat een ander of anderen verantwoordelijk zijn voor de moord/doodslag op [slachtoffer].

De raadsman concludeert dat de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs inhouden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Wanneer in de hiernavolgende bewijsoverweging wordt verwezen naar een paginanummer, betreft dit (tenzij anders vermeld) een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, onderdeel van proces-verbaal nummer, opgemaakt door verbalisanten in dienst bij de regiopolitie Gelderland-Midden en betrokken bij het onderzoek met de naam Kompas.

4.3.1. De verklaringen van verdachte

Verdachte is aangehouden op 2 februari 2010 om 09.04 en vervolgens om 10.00 uur in verzekering gesteld. In het kader van die inverzekeringstelling is hij, zeer kort, gehoord. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte voorafgaand aan dat verhoor is gewezen op zijn recht op consultatie van een advocaat. Evenmin blijkt of verdachte afstand heeft gedaan van dat recht. Verdachte is op 2 februari 2010 bezocht door de piketadvocaat (p. 367). Uit de stukken blijkt niet of dit bezoek plaatsvond voor, tijdens of na het verhoor dat op 2 februari 2010 om 14.50 uur aanving. Nu niet onomstotelijk is komen vast te staan dat verdachte voor deze verhoren is gewezen op zijn recht tot raadpleging van een advocaat, niet kan worden vastgesteld dat verdachte afstand heeft gedaan van dat recht en evenmin is komen vast te staan dat verdachte voor de verhoren contact heeft gehad met zijn advocaat, dienen beide verklaringen van verdachte afgelegd op 2 februari 2010 naar het oordeel van de rechtbank te worden uitgesloten van het bewijs.

Zoals reeds vermeld heeft verdachte op enig moment op 2 februari 2010 contact gehad met zijn raadsvrouw. Het hiervoor vastgestelde gebrek kleeft derhalve niet aan de door verdachte op 3 februari 2010 en daarna afgelegde verklaringen.

De rechtbank overweegt dat afgezien van de vraag of de jurisprudentie van het EHRM -het Brusco-arrrest- het recht waarborgt op aanwezigheid en een actieve rol van een advocaat tijdens het politieverhoor, uit de processen-verbaal van verhoor volgt dat op de momenten dat verdachte aangaf te willen overleggen met zijn raadsvrouw, de verhoren werden onderbroken en verdachte in de gelegenheid werd gesteld met zijn raadsvrouw te overleggen (16 februari 2010 p. 476, 23 maart 2010 p. 524). Ook blijkt uit de verklaringen dat verdachte met zijn raadsvrouw sprak over zijn proceshouding (verklaring 9 februari 2010 p.448, p. 472 en p. 534, verklaring 16 februari 2010 p. 475, verklaring 24 februari 2010 p. 501). Uit de stukken blijkt niet dat verdachte of zijn raadsvrouw op enig moment hebben verzocht om haar aanwezigheid bij de verhoren.

Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat verdachte geen of onvoldoende toegang had tot zijn raadsvrouw. De omstandigheid dat de door verdachte, in overleg met zijn raadsvrouw gekozen proceshouding, niet de keuze van de huidige raadsman zou zijn geweest, maakt niet dat geen sprake is geweest van een effectieve rechtsbijstand. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de verklaringen van verdachte afgelegd op 3 februari 2010 en nadien geen vormverzuimen kleven, zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebezigd.

4.4 De bewijsmiddelen

4.4.1 Aantreffen [slachtoffer]

Op 30 december 2009, rond 11.00 uur, wordt [slachtoffer] door ongeruste vrienden en buren dood aangetroffen, liggend op de vloer in de woonkamer van zijn woning aan de [adres]. Gezien het sporenbeeld (onder andere het bloedspatpatroon) in de woonkamer is het slachtoffer ongeveer op de plaats waar hij werd aangetroffen om het leven gebracht. Op de keukenvloer werden schoenzoolsporen, gezet in bloed, aangetroffen, zodat de dader van het misdrijf mogelijk naar de keuken is gelopen. In de gootsteen en in een mok die in de gootsteen stond, bevond zich bloed. In de woonkamer stond een eettafel, met vier stoelen. Eén van de stoelen lag op de grond. Op de tafel lag (onder meer) een dichtgeknoopt plastic zakje met daarin tien wikkels , waarvan uit onderzoek bleek dat het om cocaïne ging.

Bij de sectie op het lichaam van het slachtoffer zijn in de hals circa dertig scherprandige huidklievingen vastgesteld, waarvan aan enkele aan één zijde een scherp uiteinde herkenbaar was. De klievingen varieerden van circa 0.5 cm tot circa 5 cm. Meerdere waren circa 1,5 cm breed. Onder de klievingen lagen steekkanalen met een lengte van circa 1 cm tot circa 7 cm. Er was sprake van klieving van de rechterhalsslagader en rechterhalsader.

Voorts werden in de rug drie huidklievingen vastgesteld, waarvan aan één zijde een scherp uiteinde herkenbaar was. Hieronder lagen steekkanalen met een lengte van circa 1 cm tot circa 7 cm. De huidklievingen waren het gevolg van herhaaldelijke inwerking van uitwendig stekend mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld kan worden opgeleverd door het herhaaldelijk steken met één of meerdere messen of anderzijds scherpe voorwerpen. Vastgesteld werd dat de oorzaak van de dood was het massale bloedverlies als gevolg van het veelvuldig steekletsel aan de hals en de weefselschade.

4.4.2 Getuigenverklaringen

De buurvrouw van het slachtoffer, getuige [getuige1], heeft op 30 december 2009 een uitgebreide verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat de woningen waarin zij en de buren wonen, behoorlijk gehorig zijn. Ze kon horen als er bij de woning van de buurman werd aangebeld of met de brievenbus werd geklepperd. Ook het gebruik van het toilet was voor haar hoorbaar. In de avond van 29 december 2009 rond 22.00 uur was ze thuis en hoorde ze in het huis van de buurman een metalen voorwerp op de grond vallen. Daarna hoorde ze dat er heel hard geschreeuwd werd: ”Nee, niet doen”. Deze woorden werden meerdere keren, door dezelfde persoon, geschreeuwd. Getuige schrok erg van het geschreeuw, zodanig dat ze op haar benen stond te trillen. Ze vermoedde dat de persoon die schreeuwde bang was. In reactie hierop bonkte getuige op de muur tussen haar woning en de woning van de buurman, maar het schreeuwen ging door. Vervolgens is getuige naar buiten gelopen, heeft bij de woning van de buurman aangebeld en is direct daarna weer haar eigen woning in gegaan. Er kwam toen geen geluid meer uit de woning van de buurman, het was muisstil. Daarna hoorde ze dat de keukenkraan werd aangezet en hoorde ze het geluid van stromend water. Vervolgens werd de kraan weer dicht gedraaid en hoorde ze een snikkend geluid. Daarna werd de voordeur van de woning van de buurman geopend. Getuige liep naar haar voordeur en keek door het raam naar buiten. Ze zag dat een (voor haar onbekende) man bij een auto stond. De auto stond achter de auto van de buurman. Het was een groot model auto, donker van kleur, met vier deuren. De laatste combinatie van het kenteken was: 03. De man had twee vuilniszakken in zijn hand en gooide die op de achterbank van de auto. De man gooide de achterdeur van de auto dicht en liep weer de woning van de buurman in en sloot de voordeur. Na enkele minuten ging de voordeur weer open en had de man een kartonnen doos bij zich. Hij opende de achterklep van de auto en zette de doos in de kofferruimte. Na het sluiten van de kofferruimte ging de man weer, heel kort, de woning van de buurman in. Daarna trok hij de voordeur van de woning dicht, keek om zich heen, stapte in zijn auto en reed weg. Dit alles gebeurde heel rustig. Getuige hoorde daarna geen geluiden meer uit de woning van de buurman. Ze omschrijft de man als volgt: een blanke man, met donker achterover gekamd haar, kort geknipt, een beetje golvend. De man was ongeveer 1.70 tot 1.80 meter lang, had een tenger postuur, had geen baard, snor of bril. Hij droeg een cognackleurig pak, waarvan het colbert en de pantalon dezelfde kleur hadden.

Getuige [getuige2], partner van een broer van verdachte, verklaarde bij de politie dat verdachte op 29 december 2009 rond 23.00 uur bij haar woning te (woonplaats) aanbelde en vroeg of hij die nacht kon blijven slapen. Hij liep direct door naar de keuken en waste daar zijn handen. Hij was erg zenuwachtig en vertelde dat er wat was voorgevallen. Hij wilde niet vertellen wat er was gebeurd. Hij liep door de kamer heen en weer, ging zitten en stond weer op. Op een gegeven moment vroeg hij of hij zich mocht douchen en of getuige zijn kleding wilde wassen. Getuige had al gezien dat verdachte op de voorzijde van zijn jasje donkere vlekken had. Ze stopte zijn kleren in de wasmachine en zag dat er bloedvlekken op zijn kleding zaten. Na het douchen was verdachte wat rustiger en vroeg getuige nog wel als iemand zou vragen waar hij die avond was geweest, te zeggen dat zij hem om 18.00 uur dronken van de verjaardag van zijn vader had meegenomen. Op verzoek van verdachte heeft getuige die avond op internet gezocht naar politieberichten. Ze moest in Arnhem zoeken. Hetgeen zij vond las ze voor, maar verdachte zei haar, dat dat het niet was.

Getuige [getuige2] heeft haar verklaring bij de rechter-commissaris bevestigd. Tevens verklaarde ze toen dat verdachte zei dat hij ruzie had gehad. Voor wat betreft de bloedvlekken heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard dat ze niet zeker meer wist of het inderdaad bloedvlekken waren.

Uit onderzoek aan de computer van getuige [getuige2] is gebleken dat op 29 december 2009 om 23.40 uur is gezocht op “laatste nieuws Gelderland”. Vervolgens is doorgeklikt naar “112-nieuws.nl”, waar “Arnhem” als zoekvraag is opgegeven. Verder is er op Google gezocht op “politie nu”en “politie nieuws nu”.

4.4.3 Verklaringen van verdachte

Verdachte heeft uitgebreide verklaringen afgelegd. Vanaf 3 februari 2010 verklaarde hij aanvankelijk dat hij op 29 december 2009 eerst naar [slachtoffer] is gegaan, cocaïne heeft gekocht en gebruikt en de rest van de dag heeft doorgebracht in de woning van zijn ouders, om de verjaardag van zijn vader te vieren. Hij ontkende ’s avonds opnieuw bij [slachtoffer] te zijn geweest. Verdachte paste zijn verklaring echter aan, telkens nadat hij werd geconfronteerd met andersluidende getuigenverklaringen, gegevens van het elektronische betalingsverkeer of mastgegevens van zijn mobiele telefoon. Uiteindelijk is hij bij zijn verklaring zoals hij die op 24 februari 2010 heeft afgelegd, gebleven. Hij verklaarde toen dat hij op 29 december 2009 driemaal [slachtoffer] heeft bezocht. Nadat hij er tweemaal kort overdag was geweest, ging hij rond 20.30 uur ’s avonds opnieuw bij [slachtoffer] cocaïne halen. Hij zette zijn auto , een vierdeurs van het merk Saab bij de voordeur van de woning van [slachtoffer]. Hij rookte in de woning bij [slachtoffer] sigaretten en gebruikte cocaïne. Hij droeg die avond een lichtbruin pak. Toen hij rond 22.00 uur op het punt stond de woning te verlaten, werd er aangebeld en deed hij de deur open. Er kwamen twee mannen binnen en hij kreeg klappen tegen zijn hoofd en nek, waardoor hij buiten bewustzijn raakte. Toen hij bijkwam, zag hij [slachtoffer] in de woonkamer op de grond liggen. Hij schudde aan [slachtoffer] en zag dat zijn hoofd onder het bloed zat en zijn nek helemaal kapot was. Hij schrok enorm en is door de nog open staande tussen- en buitendeur naar buiten gerend en in zijn auto gesprongen. Hij startte zijn auto en wilde wegrijden, maar de motor sloeg af. Hij startte opnieuw en reed vervolgens met piepende banden weg. Direct daarna kwam hij op straat de twee mannen tegen die in de woning van [slachtoffer] waren geweest. Ze waren lopend en sprongen, terwijl verdachte met zijn auto voor verkeerslichten stond, voor zijn auto. Ze bedreigden hem en zeiden dat ze ook zijn familie kapot zouden maken als hij zijn mond open zou doen. Hij is vervolgens doorgereden naar de woning van zijn broer en trof daar zijn schoonzus, getuige [getuige2]. Hij heeft haar gevraagd hem voor die avond een alibi te verschaffen. Zij heeft zijn kleren gewassen, omdat hij toen hij aan [slachtoffer] schudde, bloed aan zijn handen had gekregen en het bloed op zijn kleding was gekomen. Hij heeft die avond in de woning van [getuige2] hetgeen in de woning van [slachtoffer] was gebeurd, besproken met [betrokkene], de kostganger van zijn moeder.

Tijdens de terechtzitting op 11 februari 2011 heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.

Uit informatie van het RDW blijkt dat verdachte de tenaamgestelde is van het voertuig:

kenteken: [x], merk: Saab, kleur: zwart, type 9-3.

4.5 De conclusie

De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte dat hij op 29 december 2009 in de avond rond 22.00 uur in de woning was, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.

4.5.1 Overwegingen naar aanleiding van de hierboven weergegeven verklaring van de verdachte

De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat er, na aanbellen, twee mannen de woning binnenstormden, die hem knock out sloegen, [slachtoffer] doodden, niet aannemelijk en overweegt hieromtrent als volgt.

Hoewel verdachte na zijn aanhouding direct uitgebreide verklaringen heeft afgelegd, verklaart hij pas drie weken later, en nadat hij is geconfronteerd met resultaten uit het politieonderzoek waarmee zijn eerdere verklaringen (mogelijk) tegenstrijdig waren, over de twee mannen. Die verklaring komt op geen enkele manier overeen met de verklaring van de buurvrouw van [slachtoffer], getuige [getuige1]. Zij heeft de gang van zaken na het harde schreeuwen in de woning van de buurman nauwkeurig geobserveerd en verklaart niet over twee mannen, die de woning uit zijn gekomen voordat verdachte, in paniek, zou zijn vertrokken. In tegendeel, de man die zij ziet vertrekken met een auto waarvan het kenteken eindigt op 03, handelt rustig en geordend. De rechtbank acht de verklaring van [getuige1] betrouwbaar. Die verklaring is afgelegd kort na de gebeurtenissen, te weten op 30 december 2009. Er kon op dat moment ook geen sprake zijn van het ’pleasen’ van de politie door het afleggen van die verklaring, zoals door de raadsman is gesteld, omdat op 30 december 2009 nog in het geheel geen verdachte in beeld was. [getuige1] kon derhalve nog niet weten met welke details in haar verklaring zij de politie zou kunnen ‘pleasen’. [getuige1] deed haar waarnemingen van dichtbij en noemde in haar verklaring een aantal punten, die naderhand ook bleken te kloppen. Zo noemde ze een donkerkleurige vierdeursauto, met een kenteken eindigend op 03, het signalement van verdachte en het bruine pak van verdachte. Verdachte was die avond bij [slachtoffer], droeg een lichtbruin pak en reed in een zwarte vierdeursauto, voorzien van een kenteken eindigend op 03.

Daarnaast is de verklaring van verdachte onaannemelijk nu [betrokkene] ontkent met verdachte gesproken te hebben over de gebeurtenissen in de avond van 29 december 2009. [betrokkene] verklaarde verdachte niet meer gezien of gesproken te hebben na 29 december 2009 rond 14.00 uur.

Tenslotte blijkt uit de stukken dat een alternatief scenario door de politie aan een uitvoerig onderzoek is onderworpen. Dit heeft echter geen concreet resultaat opgeleverd en daarin zijn geen aanknopingspunten aangetroffen die de lezing van de feiten zoals door verdachte geschetst bevestigen.

4.5.2 Vrijspraak moord

De rechtbank zal verdachte, zoals ook door de officier van justitie gevorderd, vrijspreken van het opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven beroven. Hoewel uit het sectierapport kan volgen dat [slachtoffer] met meerdere voorwerpen is gestoken en het derhalve mogelijk is dat verdachte bij het wisselen van deze steekvoorwerpen zich heeft kunnen beraden op zijn genomen besluit, de betekenis en de gevolgen daarvan, beschikt de rechtbank over te weinig informatie om dit aan te kunnen nemen. Ook overigens zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit een vooropgezet plan bij verdachte om [slachtoffer] te doden zou kunnen volgen.

4.5.3 Motief

Verdachte heeft verklaard dat hij die dag, 29 december 2009, tweemaal eerder bij [slachtoffer] is geweest. Dat lijkt ook te volgen uit de mobiele telefoongegevens en paalgegevens. Hij heeft toen bij [slachtoffer] cocaïne gekocht en die vervolgens gebruikt. Nu verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben gedood en er geen andere personen in de woning aanwezig waren, kan naar het motief slechts gegist worden. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat de aanleiding voor het misdrijf gelegen is in het cocaïnegebruik van verdachte. De ex-partner van [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte vaker driemaal op een dag cocaïne kwam kopen en dan de derde keer geen geld meer had. Wellicht heeft dit scenario zich ook op 29 december 2009 afgespeeld. Uit het dossier blijkt ook dat verdachte voortdurend geldgebrek heeft en op die bewuste dag een groot deel van zijn maandbudget heeft gebruikt. Meestal verkocht [slachtoffer] de cocaïne in zo’n geval op de pof, volgens de ex-partner. Maar [slachtoffer] wilde deze praktijk beëindigen en zijn openstaande schulden innen, zoals andere afnemers hebben verklaard. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat [slachtoffer] om die reden die avond aan verdachte geen cocaïne heeft willen geven en verdachte wellicht daardoor zo woedend is geworden dat hij in razernij [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.

4.6 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 29 december 2009 te Arnhem, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, met een of meer steekwapens en/of snijwapens in de hals/keel en het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van het feit

Strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:

Doodslag

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Het opzettelijk benemen van het leven van een ander behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De rechtsorde wordt door dergelijke feiten ernstig geschokt. Vanzelfsprekend komt alleen een vrijheidsstraf van lange duur voor afdoening van dit feit in aanmerking. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de navolgende omstandigheden betrokken.

[slachtoffer] is door verdachte op een afschuwelijke wijze om het leven gebracht. Er is door verdachte grof geweld gebruikt. Hij heeft met meerdere wapens vele malen in het lichaam van het slachtoffer gestoken en gesneden. Gelet op de verklaring van getuige [getuige1], de buurvrouw van het slachtoffer, heeft hij die geweldshandelingen op zijn minst ten dele bewust meegemaakt. Het is nauwelijks voor te stellen hoe gruwelijk dat moet zijn geweest.

Nabestaanden, familieleden en vrienden van het slachtoffer zullen de rest van hun leven geconfronteerd blijven met het verlies van het slachtoffer en zich de gruwelijke wijze waarop hij om het leven is gebracht moeten blijven herinneren. Die emoties zijn treffend verwoord in de slachtofferverklaringen van zijn zoon en ex-partner.

In matigende zin heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte voor wat betreft het geweld een first offender is. De rechtbank heeft ook op grond van de rapportages omtrent de persoon van verdachte niet de indruk gekregen dat hij van zichzelf een gewelddadig dan wel gewetenloos mens is. Verdachte geldt als een volledig toerekeningsvatbare dader. Wel is duidelijk dat zijn grote zwakte, te weten een hardnekkige cocaïneverslaving, hem parten heeft gespeeld bij het begaan van dit gruwelijke misdrijf. Hoewel verdachte publiekelijk geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen en heeft volhard in het vertellen van leugens over de ware toedracht van zijn handelen, zal hij moeten leven met de gevolgen van zijn daad, waaronder het tragische besef dat hij een mens het leven heeft ontnomen en dit een onverbiddelijk gegeven is dat nimmer goed kan worden gemaakt. De rechtbank zal verdachte een vrijheidsstraf van na te noemen duur opleggen. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank heeft hierbij, behalve met hetgeen hiervoor daarover is opgemerkt, ook rekening gehouden met opgelegde straffen in vergelijkbare zaken.

7 Het beslag

7.1 De teruggave aan verdachte

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.6 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

doodslag;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: de personenauto, merk Saab, voorzien van het kenteken [x].

Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 januari 2011.