Home

Rechtbank Arnhem, 28-04-2004, AP4225, 90407

Rechtbank Arnhem, 28-04-2004, AP4225, 90407

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
28 april 2004
Datum publicatie
24 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2004:AP4225
Zaaknummer
90407
Relevante informatie
Wet bodembescherming [Tekst geldig vanaf 01-05-2022] [Regeling ingetrokken per 2020-02-19]

Inhoudsindicatie

Schadevergoeding; Onrechtmatige daad;

Ter plaatse aangetroffen arseengehalte heeft als streefwaarde te gelden (Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming: beoordeling en afstemming). Nu er geen aanwijzingen zijn dat er (ook) sprake is van een door mensenhand veroorzaakte verontreiniging omdat de streefwaarde van 56 mg/ks niet wordt overschreden, is de conclusie dat er geen sprake is van een verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 90407 / HA ZA 02-1272

Datum vonnis: 28 april 2004

Vonnis

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MAAS EN WAAL VASTGOED & PROJECTONTWIKKELING B.V.,

gevestigd te Brakel, gemeente Zaltbommel,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BAX BEHEER B.V.,

gevestigd te Wijk en Aalburg,

eisers in conventie bij dagvaardingen van 11 juli 2002,

verweerders in reconventie,

procureur mr. J.M.J. Huver te Arnhem,

advocaat mr. G.C. Kooijman te 's-Hertogenbosch,

tegen

1. X,

wonende te A,

2. Y,

wonende te B,

3. Z,

wonende te C,

4. U,

wonende te D,

5. V,

wonende te E,

6. W,

wonende te A,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,

advocaat mr. K.W.H. Albert te Boxtel.

Het verloop van de procedure

Na verkregen verlof daartoe hebben Maas & Waal c.s. op 27 juni 2002 ten laste van X c.s. conservatoir beslag gelegd onder de maatschap notariskantoor Merkx Vugts & Vlemmix, gevestigd te Heusden. Vervolgens hebben Maas & Waal c.s. de dagvaarding uitgebracht. Daarna zijn de volgende processtukken gewisseld:

* een conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met zestien producties,

* een conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie met zeven producties,

* een conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie, met drie producties,

* een conclusie van dupliek in reconventie;

* een akteverzoek van de zijde van X c.s. met twee producties,

* een akteverzoek van de zijde van Maas & Waal c.s.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De vaststaande feiten

1.1. Na onderhandse inschrijving hebben Maas & Waal c.s. van X c.s. gekocht “het perceel grond met stenen bijgebouwtje, gelegen aan de Langestraat te Wijk en Aalburg, uitmakende een op het terrein aangeduid gedeelte ter grootte van ongeveer 1.86.51 ha. (…) van het kadastrale perceel gemeente Aalburg, sectie F, nummer 2593”, zulks voor een koopprijs van f 503.600,-- (omgerekend € 228.523,71). De op schrift gestelde en door of namens de partijen ondertekende koopovereenkomst is gedateerd 27 april 2001. De beoogde datum voor het transport was 1 juni 2001.

1.2. In de inschrijvingsvoorwaarden is onder meer vermeld:

“de bestemming van de kavels II, III en IV (waarvan het onder 1.1. omschreven perceel deel uitmaakt, de rechtbank) luidt volgens het vigerende bestemmingsplan: ‘agrarisch kernrandgebied’. Momenteel mag er geen woningbouw plaatsvinden. Wat er in de toekomst mogelijkerwijs gebouwd mag gaan worden dient door de inschrijver zelf ingeschat te worden. Verkopers kunnen hieromtrent niets garanderen”.

1.3. In de koopovereenkomst zijn, voor zover van belang, de volgende bepalingen opgenomen:

“garantie van verkoper

9. Verkoper garandeert, onverminderd het hiervoor verklaarde in de artikelen 4 en 5, het volgende:

(…)

b. voor zover aan verkoper bekend, zijn er geen feiten die er op wijzen dat het verkochte enige verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het hiervoor omschreven gebruik door koper of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot sanering van de onroerende zaak, dan wel tot het nemen van maatregelen;

(…)

10. 1. Verkoper verklaart dat het registergoed uitsluitend is gebruikt voor agrarische doeleinden.

2. Het is hem niet bekend dat er feiten zijn, onder meer op grond van:

-eigen deskundigheid;

-publicaties in lokale bladen;

-een in het verleden uitgevoerd bodemonderzoek;

-het gebezigde gebruik van het registergoed;

-of anderszins;

-waaruit blijkt dat het registergoed in zodanige mate is verontreinigd met

giftige, chemische en/of andere (gevaarlijke) stoffen, dat het aannemelijk is dat deze verontreiniging ingevolge thans geldende milieuwetgeving en/of milieurechtspraak aanleiding zou geven tot het nemen van andere maatregelen.

(…)

4. Betreffende eventuele verontreiniging in het registergoed zal

geen opdracht voor een bodem- en grondwateronderzoek worden gegeven.

(…)

informatieplicht verkoper, onderzoeksplicht koper

11. Afgezien van het hiervoor bepaalde, staat verkoper er voor in aan

koper met betrekking tot het verkochte die informatie te hebben gegeven die naar geldende verkeersopvattingen door hem ter kennis van koper behoort te worden gebracht. Koper aanvaardt uitdrukkelijk dat de resultaten van het onderzoek naar die feiten en omstandigheden die naar geldende verkeersopvattingen tot zijn onderzoeksgebied behoren, voor zijn risico komen”.

1.4. X c.s. hadden de hiervoor omschreven onroerende zaak verkregen uit de nalatenschap van hun ouders, G en H, die als laatste van de beide ouders is overleden op 19 maart 2000.

1.5. Op 25 april 2001 heeft Consulmij Milieu BV Regio West in opdracht van Altena Vastgoed B.V. (mede-directeur van Maas & Waal Vastgoed & Projectontwikkeling B.V.) een verkennend bodemonderzoek op de locatie aan de Langestraat te Wijk en Aalburg gedaan, waarbij als uitgangspunt is gehanteerd de hypothese “grootschalig onverdacht”. Het veldwerk is uitgevoerd op 3 en 23 mei 2001. In het daarvan op 13 juni 2001 opgemaakte rapport is onder meer neergelegd:

“2.2. Onderzoeksopzet

(…)

Door een bewoner is tevens aangegeven dat in de oorlog er aan de zuidzijde (boringen 018 en 019) een bom is gevallen. De krater is opgevuld met zand. Ter plaatse van boring 018 en 019 zijn in de tweede onderzoeksronde op grond van de aangetoonde verontreinigingen aanvullende boringen verricht.

(….)

4.1. Verontreinigingssituatie

De zandlaag uit het voormalige kratergat is licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik, lood en zink en matig verontreinigd met arseen. Aangezien het een mengmonster betrof zijn de betreffende monsters tevens apart geanalyseerd op arseen. De zandgrond uit boring 018 van 0,0-0,5 m-mv bevat een matig verhoogd gehalte arseen (47 mg/kg ds). De zandgrond uit boring 019 van 0,0-0,5 m-mv bevat een sterk verhoogd gehalte arseen (56 mg/kg ds). De kleilaag die zwak baksteenhoudend is bevat een licht verhoogd zink gehalte.

De analyses op extra geplaatste boringen wijzen uit dat de kleilaag geen verhoogde gehalten aan metalen bevat. De boven gelegen zandlaag bevat echter licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, kwik, lood en zink en een matig tot sterk verhoogd gehalte aan arseen. Opgemerkt dient te worden dat het in één geval om een mengmonster gaat. Echter gezien de locatie van de boringen (018 en 019) de zintuiglijke waarnemingen zullen alle monsters uit het mengmonster verhoogde gehalten aan metalen bevatten.

(…)

4.2. Omvang/mate van de verontreiniging(en)

De omvang van de verontreiniging met arseen is beperkt (voormalig kratergat) (…) De oppervlakte van de verontreiniging bedraagt circa 1000 m2 (50 bij 20 meter). De omvang van de sterke arseen verontreiniging is kleiner, zeker gezien de minimale overschrijding van de interventiewaarde. De oppervlakte van de sterke arseen verontreiniging bedraagt circa 150 m2 de verontreiniging is tot een diepte van 0,5 m-mv aanwezig.

4.3. Ernst en risico’s van de verontreiniging(en)

De verontreiniging met cadmium, koper, kwik, lood, zink, PAK en arseen is in de antropogene ophooglaag op het zuidelijke terreingedeelte aanwezig. Zintuiglijk is de grond als ijzerhoudend beoordeeld. De zandlaag is niet de oorspronkelijke laag gezien de aangetroffen kolen-, puin- en aardewerkresten. Arseen is niet oplosbaar in water, waardoor geen verspreiding zal optreden. De risico’s van arseen in de grond zijn klein zolang er geen contact met de grond bestaat. Gezien de aanwezigheid van arseen in de toplaag en de contact mogelijkheden daarmee, zijn er risico’s voor de mens te verwachten. Arseen is kankerverwekkend en kan schade aanrichten aan de erfelijke eigenschappen.

(…)

5.2. Toetsing hypothese

De hypothese grootschalig onverdacht (…) wordt geaccepteerd met uitzondering van de antropogene zandlaag op het zuidelijk deel van de locatie. De streefwaarden worden op het zuidelijk deel van de locatie en in het baksteenhoudend mengmonster overschreden.

De aangetoonde verontreinigingen met arseen, cadmium, koper, kwik, lood, zink en PAK worden beschouwd als één geval van bodemverontreiniging omdat sprake is van samenhang in technische, organisatorische en ruimtelijke zin. Er is vermoedelijk sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging, op basis van de verhoogde gehalten aan arseen.

5.3. Aanbevelingen

Aanbevolen wordt om in overleg te treden met de Provincie Noord-Brabant ter vaststelling van de ernst en urgentie van het geval van bodemverontreiniging, gezien de concentratie niveaus rond de interventiewaarde.”.

1.6. Het op 1 juni 2001 beoogde transport heeft geen doorgang gevonden.

1.7. Daarop hebben X c.s. Maas & Waal c.s. in kort geding gedagvaard. Zij hebben gevorderd - kort weergegeven - Maas & Waal c.s. te veroordelen mee te werken aan het transport van de grond en hen te verbieden na het transport conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder de notaris op de koopsom. Bij vonnis van 9 januari 2002 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en X c.s. in de kosten van de procedure veroordeeld.

1.8. X c.s. hebben tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 7 mei 2002 heeft het Hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en Maas & Waal c.s. veroordeeld mee te werken aan het transport van de grond en de koopsom van

€ 228.523,71 onder de notaris te storten. Ten aanzien van de beslissing tot weigering van de gevorderde voorziening Maas & Waal c.s. te verbieden na transport conservatoir derdenbeslag te doen leggen op de koopsom heeft het Hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. X c.s. zijn in de kosten van de procedure veroordeeld.

1.9. De levering van het perceel aan Maas & Waal c.s. heeft vervolgens plaatsgevonden bij notariële akte, verleden op 27 juni 2002. Een deel van de koopsom ad € 90.529,15 is - op grond van het op diezelfde dag gelegde conservatoire derdenbeslag - onder de notaris gebleven.

1.10. In opdracht van Z (de gedaagde sub 3) heeft Royal Haskoning expertise op het in geschil zijnde perceel gedaan en daarvan op 9 december 2002 rapport uitgebracht.

In dat rapport zijn de navolgende conclusies neergelegd:

a. Aangetoond is dat op de zuidkant geen bomkrater aanwezig was. Het is bovendien onwaarschijnlijk dat door de inslag van een bom een (rechthoekig) terrein over een ½ meter verlaagd zou zijn.

b. De veronderstelling van een opvulling met zand wordt dan ook verworpen op basis van de analyses in het rapport van Consulmij.

c. De locale bodemgenese toont dat als gevolg van natuurlijke processen een overslaggrond aanwezig is met een plaatselijk wisselende bodemopbouw. De wisseling uit zich onder meer in het gebruik van het terrein. Hierbij valt op dat de zuidkant van het terrein een unieke plaats inneemt omdat hier, in afwijking van de rest van de polder, als enige een griend gelegen was.

d. Uit het overeenkomen van het greppelpatroon van 1945 met de huidige situatie wordt aangenomen dat op het terrein geen opvullingen/ophogingen hebben plaatsgevonden. Was dat het geval geweest dan was ook het greppelpatroon gewijzigd of zelfs afwezig.

e. De bodemopbouw en de minieme sporen puin- en aardewerkresten duiden niet op een antropogene ophooglaag. De rode kleur en de aanwezigheid van ijzer duiden evenmin op een antropogene oorsprong van de bovengrond. De kleur wordt veroorzaakt door ijzerafzetting van opkwellend ijzerhoudend grondwater.

f. Op basis van bovenstaande eliminatie kan een antropogene bron van arseen uitgesloten worden.

g. Hiermee is aan de randvoorwaarden voldaan voor het ontstaan van natuurlijk verhoogde concentraties arseen: kwel van ijzer- en arseenhoudend grondwater en de aanwezigheid van een grensvlak reducerend/oxyderend milieu op een zodanige plaats, dat het ijzer kan neerslaan en zich kan stabiliseren.

h. Niet alleen op de zuidkant, maar op de gehele onderzoekslocatie is sprake van een natuurlijke aanrijking van de grond met arseen door ijzer- en arseenhoudend kwelwater. Door de plaatselijke condities op de zuidkant (redox, bodemtextuur, hoogteligging) manifesteert de aanrijking met arseen zich hier nadrukkelijker doordat hogere ijzerconcentraties aanwezig zijn.

i. Humane risico’s zijn niet aanwezig, noch bij de functie landbouw noch bij de functie ‘wonen met tuin’. De aangetroffen concentraties liggen ruim beneden de humane risicogrenzen (ongeveer een factor 10); Ecologische risico’s worden evenmin aanwezig geacht. De concentraties zijn beneden de nieuwe, beter onderbouwde ecologische risicogrens. Ook volgens de urgentiesystematiek (Wbb kader) is er geen sprake van een ecologisch risico; De LAC-signaalwaarde voor arseen wordt in de toplaag overschreden. Aangezien er geen schade aan het gras bekend is, wordt het risico voor de landbouw verwaarloosbaar geacht. Een risico voor veeteelt is niet aanwezig.

j. Gebruik van het terrein kent beperkingen vanuit de Belemmeringenwet Privaatrecht, de aanwezigheid van een waterschapssloot en de aanwezigheid van een dijklichaam. Als gevolg hiervan wordt gesteld dat op het zuidelijke terreindeel tenminste een strook van 8 meter vanaf de sloot niet bebouwd kan worden en maximaal een strook van 30 meter beperkingen kent.

Over de saneringsnoodzaak en urgentie is ten slotte in het rapport vermeld:

“In deze rapportage is aangetoond dat de aangetroffen verhoogde arseenconcentratie een natuurlijke oorzaak kent. De verhoging met arseen kent geen antropogene oorzaak en is dan ook niet veroorzaakt door enig handelen of nalatigheid van de zijde van de verkopers. Bovendien is, zoals betoogd in hoofdstuk 8, en meer specifiek par. 8.5, geen sprake van enig risico.

Het is de vraag of een dergelijke, door de natuur veroorzaakte, verhoogde concentratie aangemerkt mag worden als een ernstig geval van bodemverontreiniging. In de “Circulaire Saneringsregeling Wet Bodembescherming: Beoordeling en Afstemming” wordt het begrip verontreiniging toegelicht. Hierin wordt nadrukkelijk gesteld dat “In gebieden waarin van nature de streefwaarden worden overschreden, zijn deze van nature verhoogde gehalten de streefwaarden voor het betreffende gebied”. Dit betekent dat de plaatselijk verhoogde concentraties dan ook als locale streefwaarde beschouwd moeten worden. Bovendien wordt in deze circulaire gesteld dat menselijk handelen of nalaten daarvan, met als direct gevolg het ontstaan van bodemverontreiniging, hieraan ten grondslag moet liggen.

Op basis van de aangedragen informatie is, ons inziens, de Wet Bodembescherming niet van toepassing en wij stellen dan ook dat geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging te meer daar geen risico aanwezig blijkt te zijn”.

1.11. In mei 2003 hebben Maas & Waal c.s. de grond verkocht aan Stichting Woningonderneming SGB, gevestigd en kantoorhoudende te Woudrichem, voor een koopprijs van € 789.480,-- k.k. Het transport heeft plaatsgevonden op 13 juni 2003.

Het geschil

2. Maas & Waal c.s. vorderen X c.s. te veroordelen aan hen te vergoeden de schade die zij lijden als gevolg van de noodzakelijk te nemen maatregelen om de verontreiniging op het onder 1.1. omschreven perceel te verwijderen, daaronder begrepen de kosten van afvoer en stort van verontreinigde grond in verband met bouwactiviteiten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

Maas & Waal c.s. hebben daaraan het volgende ten grondslag gelegd.

Uit het rapport van Consulmij blijkt dat vermoedelijk sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging op basis van de verhoogde gehalten aan arseen, hetgeen is veroorzaakt omdat een zich op het perceel bevindende bomkrater uit de Tweede Wereldoorlog in de jaren vijftig is opgevuld met diverse afvalmaterialen. Deze aangetroffen verontreiniging verhindert het gebruik van de grond als bouwlocatie

- een bouwvergunning kan niet worden verkregen- zodat niet is voldaan aan het conformiteitsvereiste. Weliswaar is in de koopovereenkomst vermeld dat het gekochte zal worden gebruikt als weiland, maar het was voor X c.s., mede op basis van de door Maas & Waal c.s betaalde prijs per m2, duidelijk dat Maas & Waal c.s. de grond kochten om daar in de toekomst bouwactiviteiten te ontplooien. X c.s. wisten of konden weten dat zich op het perceel een met afval gevulde bomkrater bevond omdat dat in de directe omgeving een feit van algemene bekendheid was. X c.s. hadden dat dan ook aan Maas & Waal c.s. moeten meedelen. Maar ook als X c.s. ten tijde van het sluiten van de koop niet van de verontreiniging op de hoogte waren, dan nog moeten de gevolgen van eventuele onwetendheid ten aanzien van de omvang van de verontreiniging op grond van de redelijkheid en billijkheid aan de verkopers worden toegerekend.

3. X c.s. hebben het gevorderde gemotiveerd weersproken. Zij hebben van hun kant in reconventie gevorderd:

a. te verklaren voor recht dat Maas & Waal c.s. door hun handelwijze onrechtmatig jegens X c.s. hebben gehandeld, althans jegens hen toerekenbaar tekort zijn geschoten en gehouden zijn de als gevolg daarvan door hen geleden schade te vergoeden,

b. Maas & Waal c.s. hoofdelijk te veroordelen aan hen te betalen de wettelijke rente over de koopsom ad (omgerekend) € 228.523,71 vanaf 1 juni 2001 tot 27 juni 2002, en de wettelijke rente over het bedrag waarop beslag is gelegd (€ 90.529,15) vanaf 27 juni 2002 althans vanaf 8 januari 2003 tot aan de datum waarop het beslag wordt opgeheven,

c. Maas & Waal c.s. hoofdelijk te veroordelen aan X c.s. te betalen:

-€ 4.964,93 wegens kosten van rechtsbijstand,

-€ 467,-- wegens kosten van de milieukundige drs. Boerboom,

-€ 14.532,88 (na vermeerdering van eis) wegens kosten van Royal

Haskoning,

-€ 680,67 wegens door Maas & Waal c.s. over 2001 ten onrechte

geïncasseerde huur,

-de immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de

verschillende bedragen vanaf 8 januari 2003 tot aan de dag der

algehele voldoening,

d. het door Maas & Waal c.s. ten laste van X c.s. gelegde conservatoire derdenbeslag op te heffen en te verklaren voor recht dat X c.s. vrijelijk over het bedrag waarop beslag is gelegd kunnen beschikken.

4. X c.s. hebben deze vorderingen gemotiveerd weersproken.

De beoordeling van het geschil

In conventie

5. Er veronderstellenderwijs van uitgaande dat X c.s. op grond van de tussen de partijen gesloten koopovereenkomst er voor hebben in te staan dat de grond niet is verontreinigd (X c.s. hebben het betwist) geldt het volgende.

6. X c.s. hebben ter staving van hun verweer dat de grond niet is verontreinigd in het geding gebracht het eerder genoemde rapport van Royal Haskoning van 9 december 2002. Royal Haskoning heeft naar aanleiding van de bevindingen zoals neergelegd in het rapport van het door Consulmij uitgevoerde verkennend onderzoek, een kennelijk nader onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de arseenverontreiniging. De in dat rapport neergelegde conclusies, zoals die hiervoor onder 1.10 zijn weergegeven, zijn in dat rapport nader toegelicht.

7. Maas & Waal c.s., die het rapport van Royal Haskoning aan Consulmij hebben voorgelegd, hebben beaamd/onderkend dat

-het onwaarschijnlijk is dat een bomkrater een rechthoekig terrein een halve meter zou verlagen,

-grootschalige ophoging/opvulling niet zal hebben plaatsgevonden,

-het huidige greppelpatroon grote overeenkomsten vertoont met het patroon uit 1945,

-er geen humane risico’s zijn.

8. Maas & Waal c.s. hebben tegen het rapport van Royal Haskoning ingebracht dat:

a. ook uit het onderzoek van Royal Haskoning blijkt dat er bodemvreemde materialen zijn aangetroffen en

b. dat Royal Haskoning bij haar conclusie dat de verhoogde concentratie arseen een natuurlijke oorzaak kent er aan is voorbijgegaan dat er hoe dan ook antropogene beïnvloeding van de bodemopbouw en samenstelling heeft plaatsgevonden (er zijn bodemvreemde materialen aangetroffen). Indien, aldus Maas & Waal c.s., “de mate van menselijk handelen voor een substantieel deel heeft bijgedragen luidt de conclusie van Consulmij dat er wel degelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging”.

9. Op zichzelf is juist dat er bodemvreemde materialen zijn aangetroffen. Royal Haskoning heeft daarover in haar rapport in hoofdstuk 6.4.2 geschreven dat in de boringen RH01 en RHO2 “minieme spoortjes puin” zijn aangetroffen, te weten minieme hoeveelheden baksteenscherven en in één geval een aardewerk scherfje, maar die minieme hoeveelheden duiden volgens Royal Haskoning niet op een antropogene ophooglaag maar eerder op een minimale antropogene invloed. Dat laatste nu is door Maas & Waal c.s. onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat er materialen zijn aangetroffen die daar door menselijk handelen in de bodem moeten zijn gekomen, is volgens Royal Haskoning ook niet verwonderlijk nu daar in de omgeving (de Maasdijk) al eeuwenlang mensen wonen. Tegen deze achtergrond kan aan de omstandigheid dat er bodemvreemde materialen zijn aangetroffen en het feit dat ter plaatse hoge arseenconcentraties zijn aangetroffen niet de conclusie worden verbonden dat de arseenconcentraties door menselijk handelen zijn veroorzaakt, zoals Maas & Waal c.s. suggereren, omdat er geen concrete aanknopingspunten zijn die het vermoeden zouden kunnen rechtvaardigen dat het aangetroffen arseen door menselijk handelen in de bodem terecht is gekomen. Zeker nu Royal Haskoning gemotiveerd heeft aangegeven dat de arseenconcentraties een natuurlijke oorzaak moeten hebben en Maas & Waal c.s. met betrekking tot de door Royal Haskoning in haar rapport in hoofdstuk 7 neergelegde uiteenzetting over onderzoeksresultaten/studies van natuurlijke aanreiking van arseen hebben gesteld dat daarover door Consulmij “geen importante op/aanmerkingen” zijn te maken, moet de conclusie zijn dat er geen grond is te twijfelen aan de juistheid van het rapport van Royal Haskoning, ook omdat Maas & Waal c.s. voor het overige de conclusies in het rapport van Royal Haskoning niet dan wel onvoldoende gemotiveerd hebben weersproken.

10. Op grond van het voorgaande moet overeenkomstig de bevindingen van het rapport van Royal Haskoning worden aangenomen dat er een natuurlijke oorzaak voor de aanwezigheid van het aangetroffen arseen is. Dat betekent dat het ter plaatse aangetroffen arseengehalte als streefwaarde heeft te gelden (Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming: beoordeling en afstemming). Nu er geen aanwijzingen zijn dat er (ook) sprake is van een door mensenhand veroorzaakte verontreiniging omdat de streefwaarde van 56 mg/ks niet wordt overschreden, is de conclusie dat er geen sprake is van een verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming.

11. De slotsom is dan dat de door X c.s. aan Maas & Waal c.s. geleverde grond aan de overeenkomst beantwoordt en dat zij niet zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit die overeenkomst. De vorderingen moeten daarom aan Maas & Waal c.s. worden ontzegd. Als de in het ongelijk gestelde partij in conventie zullen Maas & Waal c.s. de kosten van de procedure in conventie moeten dragen.

In reconventie

12. Maas & Waal hebben zich niet verzet tegen de vermeerdering van eis door X c.s. in reconventie, zodat de vermeerderde vordering moet worden beoordeeld.

13. Uit hetgeen hiervoor in de conventie is overwogen volgt dat het door Maas & Waal c.s. op 27 juni 2002 ten laste van X c.s. gelegde conservatoire (derden)beslag ten onrechte is gelegd. De daarop betrekking hebbende vorderingen sub 3.a en d zijn dan ook toewijsbaar, zij het dat de gevorderde verklaring voor recht dat X c.s. vrijelijk over het bedrag waarop beslag is gelegd kunnen beschikken geen belang hebben omdat dat reeds voortvloeit uit de omstandigheid dat het beslag wordt opgeheven, zulks afgezien van eventueel door derden gelegde beslagen op de kooppenningen. Dat onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.

14. Ook de vordering sub 3.b is toewijsbaar. Weliswaar kan worden aangenomen dat Maas & Waal c.s. van meet af aan bereid waren aan het transport mee te werken, maar vast staat tevens dat zij daartoe alleen bereid waren onder het voorbehoud onder de transporterend notaris beslag te leggen op de kooppenningen teneinde daaruit de kosten van de bodemsanering van het perceel te verhalen, zoals zij later ook hebben gedaan. Dat was, achteraf bezien, een voorwaarde die Maas & Waal c.s. niet hadden mogen stellen, hetgeen voor hun rekening en risico behoort te komen. De vordering is daarom toewijsbaar. Wel zal, zoals Maas & Waal c.s. terecht hebben opgeworpen, van de door Maas & Waal c.s. aan X c.s. te vergoeden rente moeten worden afgetrokken de door de notaris ten behoeve van X c.s. gekweekte rente.

De vorderingen sub 3.c

15. X c.s. hebben gesteld dat zij schade hebben geleden omdat Maas & Waal c.s. ten onrechte hebben geweigerd mee te werken aan het transport van de grond. Als gevolg daarvan hebben zij de onder de feiten (onder 1.7 en 1.8) bedoelde procedure moeten voeren. De daaruit voortvloeiende kosten van rechtsbijstand hebben

€ 4.964,93 bedragen.

16. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat Maas & Waal c.s. ten onrechte niet aan het transport van de grond hebben willen meewerken en dat X c.,s. daarom werden gedwongen de hiervoor bedoelde procedure aan te spannen. Maas & Waal zijn dan ook gehouden deze als gevolg van hun toerekenbare tekortkoming door X c.s. geleden schade te vergoeden. Het door X c.s. behoorlijk gespecificeerde bedrag ad € 4.964,93 is door Maas & Waal onvoldoende gemotiveerd weersproken en zal daarom worden toegewezen.

17. De vordering van € 467,-- wegens kosten van Boerboom moet worden afgewezen. Na verweer daartegen door Maas & Waal c.s. hebben X c.s. niet duidelijk gemaakt waarop deze kosten betrekking hebben en waarom zij deze kosten hebben moeten maken.

18. De (vermeerderde) vordering ad € 14.532,88 wegens de door X c.s. aan Royal Haskoning betaalde kosten voor het door laatstgenoemde uitgevoerde deskundigenonderzoek zal worden toegewezen. X c.s. hebben deze kosten ter toelichting op hun verweer tegen de stelling van Maas & Waal c.s. dat de bodem was vervuild noodzakelijkerwijs moeten maken. Maas & Waal c.s. hebben de hoogte van deze kosten, nadat X c.s. deze hadden gespecificeerd, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist.

19. De vordering ad € 680,67 wegens ten onrechte geïncasseerde huur is door Maas & Waal c.s. niet weersproken en dus eveneens toewijsbaar.

20. X c.s. hebben ten slotte gesteld dat zij zich door de handelwijze van en de onrechtmatige beslaglegging door Maas & Waal c.s. gegriefd voelen en in hun eer en goede naam aangetast, als gevolg waarvan zij immateriële schade hebben geleden, zulks temeer omdat het nadeel dat zij ondervinden ook gelegen is in de aantasting van de nagedachtenis van de ouders van X c.s., die ook in hun eer en goede naam zijn aangetast.

Het is voorstelbaar dat X c.s. zich gekwetst voelen door de hiervoor omschreven handelwijze van Maas & Waal c.s. Dat is evenwel onvoldoende voor de conclusie dat zij aanspraak kunnen maken op een schadevergoeding wegens aantasting in hun eer of goede naam. Aan Maas & Waal kan niet het recht worden ontzegd bij gerezen verdenkingen ten aanzien van de grond - die er na het rapport van Consulmij waren - de door hen noodzakelijk geachte rechtsmaatregelen te treffen om hun belangen te waarborgen. Dat achteraf bezien die rechtsmaatregelen overbodig waren is in dit geval onvoldoende voor een ander oordeel. Deze vordering zal daarom moeten worden afgewezen.

21. Recapitulerend is de vordering sub 3.c. toewijsbaar tot een bedrag van (€ 4.964,83 + € 14.532,88 + 680,67 =) € 20.178,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2003 (de datum waarop de eis is ingesteld).

22. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in reconventie zullen Maas & Waal c.s. worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie.

De beslissing

De rechtbank:

In conventie

ontzegt Maas & Waal c.s. hun vorderingen,

veroordeelt Maas & Waal c.s. in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspaak aan de zijde van X c.s. bepaald op € 193,-- wegens vast recht en op € 780,-- voor salaris van de procureur,

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

In reconventie

verklaart voor recht dat Maas & Waal c.s. jegens X c.s. onrechtmatig hebben gehandeld, en deswege jegens X c.s. schadeplichtig zijn,

heft op het door Maas & Waal op 27 juni 2002 ten laste van X c.s. onder de maatschap notariskantoor Merkx Vugts & Vlemmix te Heusden gelegd conservatoire derdenbeslag,

veroordeelt Maas & Waal c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt, ook de anderen daardoor zullen zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X c.s. te vergoeden de wettelijke rente over de koopsom ad (omgerekend)

€ 228.523,71 vanaf 1 juni 2001 tot 27 juni 2002, en de wettelijke rente over het bedrag waarop beslag is gelegd (€ 90.529,15) vanaf 27 juni 2002 tot aan de datum waarop het beslag zal zijn opgeheven, een en ander onder aftrek van de door de notaris ten behoeve van X c.s. gekweekte rente over het beslagen bedrag,

veroordeelt Maas & Waal c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt, ook de anderen daardoor zullen zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X c.s. te betalen een bedrag van € 20.178,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2003 tot de dag der algehele voldoening,

veroordeelt Maas & Waal c.s. in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van X c.s. bepaald op € 963,75 voor salaris van de procureur,

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mrs. D. van Driel van Wageningen, G. Noordraven en M.A.M. Vaessen en uitgesproken in het openbaar op 28 april 20004.

De griffier: De voorzitter: