Home

Rechtbank Amsterdam, 28-10-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6561, 13/230471-21

Rechtbank Amsterdam, 28-10-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6561, 13/230471-21

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
28 oktober 2022
Datum publicatie
14 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:6561
Zaaknummer
13/230471-21

Inhoudsindicatie

Sky-ECC/Encrochat. Beslissingen op onderzoekswensen. Verzoek tot aanhouding in afwachting prejudiciële vragen rb Noord-Nederland afgewezen. Verzoek tot stellen prejudiciële vragen afgewezen. Jurisprudentie uit Frankrijk en Italië geen reden tot herbeoordeling eerder genomen beslissingen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/230471-21

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken op 28 oktober 2022.

Tegenwoordig zijn:

mr. M. Smit, voorzitter,

mr. E. Slager en mr. J. van Zijl, rechters en

mr. D. Middelburg, griffier.

Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. F.R. Bons, officier van justitie.

De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.

Verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van verdachte, te zijn:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1990 in Amsterdam,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[BRP-adres] ,

nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.

Alle verklaringen in dit proces-verbaal zijn een zakelijke weergave van wat er is verklaard.

De officier van justitie draagt de tenlastelegging voor, maakt melding van de vordering tot ontneming en van het klassiek en conservatoir beslag.

De voorzitter deelt mede welke stukken de rechtbank voorafgaande aan de zitting heeft ontvangen. Deze stukken zijn als bijlagen aan dit proces-verbaal gehecht. De raadsman heeft zijn onderzoekswensen inclusief bijlagen op 24 oktober 2022 aan de rechtbank en de officier van justitie doen toekomen (bijlage I). Deze onderzoekswensen zijn deels herhaalde verzoeken waarvan de raadsman herbeoordeling verzoekt op grond van recente buitenlandse jurisprudentie. De officier van justitie heeft zijn reactie op de onderzoekswensen op 25 oktober 2022 aan de rechtbank en de raadsman verzonden (bijlage II). Op 26 en 27 oktober 2022 heeft de officier van justitie zijn standpunt per e-mail aangevuld (bijlage III). De verdediging en de officier van justitie stemmen in met het voorstel van de voorzitter om de inhoud van deze stukken als voorgehouden te beschouwen. Zij krijgen allebei nog een termijn om op elkaars standpunten te reageren.

De raadsman voert het woord:

De reden dat ik kort voor de inhoudelijke behandeling deels herhaalde onderzoekswensen heb ingediend zijn nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot Encrochat en SkyECC. Het Franse Hof van Cassatie heeft op 11 oktober 2022 geoordeeld dat Encrochat niet als bewijs kan worden gebruikt, althans niet voordat er meer duidelijkheid is. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel brengt met zich dat moet worden vertrouwd op de uitspraak van de Franse rechter. Hetzelfde probleem speelt mogelijk ook voor SkyECC.

In het kader van de rechtsbescherming moet worden getoetst of het bewijsmateriaal rechtmatig is verkregen. Daarvoor is van belang dat het bewijsmateriaal betrouwbaar is. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 22 juni 2022 blijkt dat een derde van de Encrochat-berichten niet leesbaar is. In het geval van SkyECC is onbekend hoeveel berichten onleesbaar zijn, maar zijn er vermoedens dat het de helft betreft. Mogelijk zijn dus berichten weggevallen waaruit een andere interpretatie van gesprekken blijkt. De verdediging wil daarom de betrokken verbalisanten en officieren van justitie vragen stellen over de volledigheid van de berichten.

Ik stel mij op het standpunt dat uw rechtbank alle onderzoekswensen kan toewijzen. Indien u twijfelt over de vraag hoe met de materie moet worden omgegaan, verzoek ik u daarover prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Ik verwijs daarvoor naar mijn schriftelijke standpunt. In het belang van de rechtseenheid verzoek ik ook de beantwoording van de prejudiciële vragen van de rechtbank Leeuwarden door de Hoge Raad af te wachten. Verschillende rechtbanken hebben om die reden de behandeling van zaken aangehouden. Daarnaast heeft een rechtbank in Duitsland prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. In mijn schriftelijke standpunt heb ik uiteengezet waarom ik vind dat de beantwoording daarvan ook moet worden afgewacht. Bovendien heb ik zelf prejudiciële vragen aan het Hof geformuleerd.

De officier van justitie voert het woord:

Mijn primaire standpunt is dat niet aan rechtsvergelijking wordt gedaan. De kennis om een vergelijking te maken met Franse en Italiaanse rechtspraak ontbreekt. Subsidiair is mijn standpunt dat de Franse en de Italiaanse uitspraak niet kunnen leiden tot het oordeel dat er iets mis is met de vergaring van de PGP-data. Het Franse Hooggerechtshof heeft niet geoordeeld dat de Encrochat-data onrechtmatig zijn verkregen. Het heeft de zaak terugverwezen om het ‘certificaat van oprechtheid’ te laten voegen. De cassatiemiddelen met betrekking tot de rechtmatigheid zijn niet gehonoreerd. De PGP-data zijn rechtmatig verkregen in een Frans onderzoek onder leiding van Frankrijk.

Daarnaast is onduidelijk welk belang van verdachte is geschonden. De verdediging heeft allerlei verzoeken en verweren met betrekking tot de PGP-data, maar verdachte heeft niet verklaard dat hij de gebruiker van de accounts is. Verdachte zwijgt.

De rechtbank Leeuwarden heeft het voornemen geuit om prejudiciële vragen te stellen. Ik zie geen reden om de behandeling van de zaak hiervoor aan te houden. De rechtbank Amsterdam heeft gisteren in onderzoek Amirante bekendgemaakt geen reden tot heropening van de zaak te zien. De rechtbank Den Haag heeft de behandeling in onderzoek Taxus ook niet aangehouden om de beantwoording van eventuele prejudiciële vragen af te wachten. Ik verzet mij dan ook tegen aanhouding van de zaak.

De voorzitter deelt met betrekking tot onderzoekswens 6 mede dat in het proces-verbaal van bevindingen op pagina D1 t/m D6 van het procesdossier staat dat de rechter-commissaris op 1 december 2021 aanvullende toestemming heeft gegeven. De voorzitter vraagt de officier van justitie naar zijn standpunt omtrent het verzoek van de verdediging om voeging van deze aanvullende toestemming in het dossier.

De officier van justitie voert het woord:

In een op ambtseed opgesteld proces-verbaal staat dat de rechter-commissaris aanvullende toestemming heeft verleend. Dit proces-verbaal is voldoende. Er is niets op tegen om daarnaast de aanvullende toestemming in het dossier te voegen. Echter, de raadsman komt nu voor het eerst met dit verzoek, terwijl de omstandigheden ten opzichte van eerdere zittingen niet zijn gewijzigd.

De voorzitter vraagt de raadsman waarom het verzoek niet eerder is ingediend.

De raadsman voert het woord:

Aanvankelijk was het idee dat het onderzoek naar SkyECC een Frans onderzoek was. Later bleek dat Nederland heeft aangestuurd op het onderzoek, de tool heeft ontwikkeld en de servers na inbeslagname naar Nederland heeft laten brengen om deze hier uit te lezen. Ook is gebleken dat Nederland informatie aan Frankrijk heeft verstrekt die niet klopte. Door deze ontwikkelingen vind ik dat er kritischer moet worden getoetst. Daarom heb ik op dit punt een aanvullend verzoek gedaan.

De oudste rechter merkt op dat de raadsman heeft verzocht om de aanvullende toestemming met betrekking tot het onderzoek van de SkyECC-data en dat een soortgelijk verzoek niet is gedaan ten aanzien van de Encrochat-data.

De raadsman voert het woord:

De vragen die over SkyECC worden gesteld zullen ook moeten worden beantwoord met betrekking tot Encrochat.

De voorzitter vraagt wat de raadsman verstaat onder de ‘volledige SkyECC dataset’, zoals verwoord in onderzoekswens 8.

De raadsman voert het woord:

Ik verzoek om inzage in de data van alle contactpersonen die in dit strafdossier voorkomen. Het gaat dus om de chats van de tegencontacten. Daarmee bedoel ik de accounts waarmee is gecommuniceerd door de Sky-ID’s die aan cliënt worden toegerekend. De reden voor het verzoek is dat ik de volledigheid van de data wil toetsen. Ik kan daarvan een beter beeld krijgen als ik de chats van de tegencontacten in kan zien. Daarnaast kan het dienen ter onderbouwing van mijn verweer dat de Sky-ID’s in dit strafdossier ten onrechte aan cliënt worden toegerekend.

De officier van justitie voert het woord:

De gehele Encrochat- of SkyECC-dataset wordt nooit verstrekt en is niet van belang voor de beantwoording van een van de vragen van artikel 348 of 350 van het Wetboek van Strafvordering. Uitgangspunt is dat alleen inzage wordt verstrekt in de eigen lijnen. Dat is hier ook gebeurd en de verdediging is daar op de vorige zitting mee akkoord gegaan. Er is geen verzoek gedaan om een specifiek chatgesprek te voegen in het dossier. Primair vind ik dat het verzoek moet worden afgewezen. Indien de rechtbank het verzoek wel toewijst, kan inzage in de secundaire dataset worden verleend.

De oudste rechter vraagt de officier van justitie wat de secundaire dataset meer omvat dan de eigen lijnen.

De officier van justitie voert het woord:

De chats in het procesdossier zijn de processtukken. De gehele dataset waar de raadsman om verzoekt is alles waar de politie in heeft gezocht en de relevante gesprekken uit heeft geselecteerd. Volgens mij zijn alle beschikbare data al aan de verdediging verstrekt.

Verdachte verklaart:

U, voorzitter, vraagt mij of ik iets wil zeggen voordat de rechtbank op de onderzoekswensen beslist. Ik sluit mij volledig bij mijn advocaat aan. Op uw vraag of de accounts van mij zijn, antwoord ik: nee, de accounts zijn niet van mij.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraadslaging door de rechtbank.

De voorzitter hervat het onderzoek in de stand waarin het zich voor de onderbreking bevond.

De voorzitter deelt mede dat de officier van justitie tijdens de onderbreking per e-mail een brief aan de rechtbank en de raadsman heeft verstrekt. Deze brief is als bijlage IV aan dit proces-verbaal gehecht. De voorzitter vraagt de officier van justitie om een toelichting.

De officier van justitie voert het woord:

Ik heb zojuist de brief met het officiële standpunt van het Openbaar Ministerie ontvangen en aan u verstrekt. Het standpunt is vastgesteld door de recherche officieren van justitie van het Landelijk parket en zaaksofficieren van justitie van de onderzoeken Argus en 26Lemont. Het sluit aan bij wat ik eerder heb ingebracht. Ik vraag u de brief van het Openbaar Ministerie mee te nemen in uw beslissing.

De voorzitter deelt mede dat zij uit de toelichting van de officier van justitie opmaakt dat de brief in lijn is met het standpunt dat de officier van justitie op deze zitting naar voren heeft gebracht. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding tot nadere beraadslaging in raadkamer. De raadsman laat daarop weten geen behoefte te hebben om te reageren op de brief.

De voorzitter deelt de volgende beslissingen van de rechtbank mee:

  1. De rechtbank wijst toe het verzoek (genummerd onder 6), zoals ter zitting aangevuld, tot voeging van de aanvullende toestemmingen van de rechter-commissaris om de Encrochat- en SkyECC-data in onderhavige zaak te gebruiken. De processen-verbaal van bevindingen op pagina’s B1 t/m B7 en D1 t/m D6 van het procesdossier beschrijven op basis van welke informatie de rechter-commissaris aanvullende toestemming heeft verleend voor het gebruik van de Encrochat- en SkyECC-data. Uit die processen-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris in beide gevallen op 1 december 2020 aanvullende toestemming heeft verleend. De rechtbank bepaalt dat zij van de rechters-commissarissen informatie wenst te krijgen waarin wordt bevestigd dat er inderdaad aanvullende toestemming is gevraagd en dat die toestemming is verleend. Het wordt aan de rechters-commissarissen gelaten op welke wijze aan deze informatieverstrekking invulling wordt gegeven.

  2. De rechtbank wijst af het verzoek om de beslissingen van 9 augustus 2022 tot afwijzing van de verzoeken genummerd onder 1, 9, 10, 11 en 12 te herbeoordelen. De rechtbank deelt de uitleg die de verdediging aan de aangehaalde Franse en Italiaanse rechtspraak geeft en de conclusies die hij daaraan verbindt niet. Naar het oordeel van de rechtbank geven deze uitspraken dan ook geen aanleiding tot herbeoordeling van de eerder genomen beslissingen.

  3. De rechtbank wijst af het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank ziet daar op dit moment geen aanleiding toe.

  4. De rechtbank wijst af het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak in afwachting van de uitkomst van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (van de rechtbank Leeuwarden) of het Hof van Justitie van de Europese Unie (van de rechtbank in Duitsland). De recente ontwikkelingen rondom de prejudiciële vragen geven op dit moment onvoldoende aanleiding om de behandeling van de zaak daarvoor aan te houden.

  5. De rechtbank wijst af het verzoek (genummerd onder 2) tot het horen van de Franse rechter-commissaris, Franse officier van justitie en teamleider van het Franse Skyteam over het certificaat van oprechtheid. De onderbouwing van het verzoek is gegrond op de betekenis die de verdediging geeft aan het arrest van het Franse Hof van Cassatie. De rechtbank verwijst naar wat hierover onder 2 is overwogen.

  6. De rechtbank wijst af het verzoek (genummerd onder 3) tot het horen van de verbalisanten [verbalisant] en R824. Het verzoek is onvoldoende onderbouwd.

  7. De rechtbank wijst af het verzoek (genummerd onder 4) om inzage in de volledige BOB- en zaaksdossiers in de zaken Yucca, Werl en Argus. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom inzage van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

  8. De rechtbank wijst af het verzoek (genummerd onder 5) om de processen-verbaal van bevindingen omtrent de Nederlandse ondersteuning bij de uitvoering van de Nederlandse EOB’s en de JIT-overeenkomst. De rechtbank ziet niet waarom de verzochte processen-verbaal van belang zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de data, zoals de verdediging heeft aangevoerd.

  9. De rechtbank wijst af het verzoek (genummerd onder 8) tot inzage in de dataset van de tegencontacten van de Encrochat- en SkyECC-accounts die aan verdachte worden toegeschreven. Vooralsnog is onduidelijk of de data waarom wordt verzocht beschikbaar zijn. Daarnaast is niet gebleken dat inzage van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

De voorzitter deelt, na een korte onderbreking, mede dat de zaak vandaag niet meer inhoudelijk zal worden behandeld. De reden daarvoor is dat voor deze zaak een dagdeel is gereserveerd en de bespreking van de onderzoekswensen en het nemen van de beslissingen daarop de hele ochtend in beslag hebben genomen. Daarnaast geldt dat de officier van justitie heeft aangegeven dat de aanvullende toestemmingen (zie punt 1 hierboven) niet aanstonds in het dossier kunnen worden gevoegd. Ook dat staat in de weg aan een inhoudelijke behandeling vandaag.

De griffier belt op verzoek van de voorzitter met de verkeerstoren om te informeren naar een mogelijke nieuwe zittingsdatum. De eerstvolgende mogelijkheid is 6 januari 2023. De raadsman geeft aan dat hij niet beschikbaar is op deze datum.

De voorzitter stelt de raadsman in de gelegenheid een standpunt in te nemen over de voorlopige hechtenis.

De raadsman voert het woord:

Er zijn geen ernstige bezwaren voor witwassen. Cliënt heeft een concrete en onderbouwde verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd over de legale herkomst van het vermogen waar de verdenking op ziet. Het Openbaar Ministerie kan deze verklaring nader onderzoeken. Cliënt heeft een bedrijf gehad en maakte jaarlijks tussen de € 70.000 en € 90.000,- winst. De inkomsten op de rekening werden gebruikt om de vaste lasten te betalen. De contante inkomsten werden als winst uitgekeerd aan cliënt en zijn bedrijfspartner. Cliënt heeft vervolgens het geld op zijn rekening gestort en uitgegeven. Uit de verkoop van het bedrijf heeft cliënt € 25.000,- contant uitbetaald gekregen. De verklaring van de getuige [getuige] ondersteunt de verklaring van cliënt.

Ook ontbreken de ernstige bezwaren voor de drugsfeiten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 13 september 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:5151) een verdachte vrijgesproken omdat de rechtbank vindt dat een bewezenverklaring niet alleen kan rusten op SkyECC-berichten zonder andere feiten en omstandigheden die deze berichten ondersteunen. Ik vind dat een terecht oordeel. Alleen op basis van de berichten kun je niet vaststellen of het gaat om drugs. In deze strafzaak kan dan ook niet langer worden volgehouden dat het gaat om harddrugs.

Bovendien is de toerekening van de Encrochat- en SkyECC-accounts aan cliënt te mager om ernstige bezwaren aan te nemen. Geen van de PGP-toestellen zijn bij cliënt aangetroffen. Niemand heeft een rechtstreeks belastende verklaring afgelegd. Er wordt niet gesproken over verjaardagen waaruit zou kunnen blijken wie de gebruiker van de accounts is. De bijnamen kunnen ook niet aan cliënt worden gekoppeld. Ook is de stemherkenning door de verbalisant onvoldoende. Stemherkenning kan niet worden gedaan door een agent die constateringen doet op zijn eigen subjectieve manier. De spraakfragmenten aan de hand waarvan de herkenning is gedaan zijn bovendien niet langer dan een minuut.

De herhalingsgrond kan niet worden aangenomen. Het gerechtshof Den Bosch is zeer kritisch over de voorlopige hechtenis en geeft regelmatig aan dat de herhalingsgrond na verloop van tijd afneemt. In de literatuur wordt ook kritiek geleverd op de toepassing van de herhalingsgrond in het licht van de rechtspraak van het EHRM. Het komt erop neer dat je de herhalingsgrond niet kunt aannemen zonder concreet strafblad. In het geval van cliënt geldt bovendien dat zijn omgeving weet van het strafrechtelijk onderzoek tegen hem. Personen die buiten het zicht van justitie willen blijven zullen afstand van hem houden. Cliënt kan opnieuw aan het werk bij de heer [getuige] . De familie van cliënt is zeer betrokken en zal extra op hem letten.

Mocht u het anders zien, dan verzoek ik de voorlopige hechtenis te schorsen tot aan de einduitspraak. Ik verzoek u rekening te houden met artikel 5 van het EVRM. Een verdachte heeft recht op tijdige berechting en het uitgangspunt is dat de berechting in vrijheid mag worden afgewacht. Zelfs in drugszaken waarin de twaalfjaarsgrond is aangenomen wordt na verloop van tijd geschorst. Er zijn voldoende redenen voor een schorsing: het ging en gaat psychisch niet goed met cliënt in detentie, hij kan als hij uit detentie komt aan het werk en daarnaast is nog onduidelijk wanneer de zaak inhoudelijk wordt behandeld.

Verdachte verklaart:

U, voorzitter, vraagt hoe het met mij gaat.

Ik zit inmiddels al een jaar in voorlopige hechtenis. Ik heb het zwaar gehad. Ik ben in verwarde toestand aangehouden en op de crisisafdeling opgenomen. Lange tijd ben ik met mijzelf in gevecht geweest, omdat ik niks met deze zaak te maken heb. Uiteindelijk ben ik naar een andere zorgafdeling overgeplaatst waar ik langzamerhand heb kunnen opkrabbelen, maar ik ben er nog niet helemaal. Ik heb veel hulp en steun van mijn familie. Dat heb ik nodig. Ik vraag u dan ook mij weer bij mijn familie te laten zijn. Ik woon thuis bij mijn ouders en zussen. Ik wil de uitkomst van mijn strafproces thuis afwachten, dat is beter voor mijn gezondheid. Als ik vrijkom wil ik eerst zorgen dat ik mentaal weer helemaal in orde ben. Daarna wil ik weer aan het werk.

De oudste rechter vraagt mij hoe ik denk over begeleiding vanuit de reclassering.

Ik sta daarvoor open. Ik ben in april niet in gesprek met de reclassering gegaan omdat ik in zeer verwarde toestand was. Ik wist niet wat ik zei.

De officier van justitie voert het woord:

De ernstige bewaren zijn aanwezig. De processen-verbaal met betrekking tot de identificatie van verdachte als gebruiker van de Encrochat- en SkyECC-accounts zijn zeer overtuigend. De identificatie berust op meer dan bijnamen. Zo is verdachte door het onderzoeksteam via zijn zus gewaarschuwd om [persoon] niets aan te doen en spreekt ‘ [bijnaam 1] ’ daar diezelfde dag over op Encrochat. Ook wordt op enig moment gesproken over de verjaardag van verdachte. Vervolgens is er het gesprek tussen [bijnaam 1] en [bijnaam 2] , waarin [bijnaam 1] zegt dat hij thuis is en dat hij er binnen 1 minuut is. Er wordt een foto gestuurd van [adres] in Amsterdam, waar verdachte woont. Verder blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de PGP-telefoons zich telkens op dezelfde plaats bevinden als waar verdachte pintransacties doet. Als verdachte zich op basis van gegevens van het Travel Information Platform (TRIP) in Spanje blijkt te vinden, bevindt de telefoon zich ook in Spanje. Ook zijn er de Signal-berichten op de Google Pixel telefoon die bij verdachte is aangetroffen, waarin over drugs wordt gesproken.

Het feit dat er geen cocaïne bij verdachte is aangetroffen, staat niet aan bewezenverklaring in de weg. In de Encrochat- en SkyECC-berichten worden prijzen genoemd die overeenkomen met de prijzen voor cocaïne. Er worden foto’s gestuurd van blokken. Ook blijkt dat iemand het test en zegt dat het goed spul is. Het gaat om cocaïne. Het bewijs volgt niet slechts uit één proces-verbaal, maar uit vele gesprekken en berichtenwisselingen. Bovendien zijn de gesprekken niet alleen gevoerd via SkyECC, maar ook via Encrochat en Signal.

Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij en verdachte van 2018 tot eind 2021 een hamburgerzaak hebben gehad. De onderneming is echter begin 2020 al opgeheven. Verdachte heeft in de jaren na de opheffing van de hamburgerzaak € 23.000,- euro op zijn rekening gestort, waarvan hij zegt dat het de opbrengst uit de verkoop van de onderneming is. Het is de vraag waarom hij dat bedrag in 24 losse transacties zou storten. Ook heeft verdachte geen verklaring voor de Rolex gegeven. Verdachte is in de onderzoeksperiode geobserveerd. Hij was een groot deel van de tijd in Marokko en in Nederland reed hij voornamelijk ’s nachts rond met zijn auto. Hij was dus geen hamburgers aan het bezorgen. Ik zie niets wat op een legale inkomstenbron wijst.

De herhalingsgrond is onverkort van toepassing. Verdachte heeft zich tot op de dag van de aanhouding met grootschalige cocaïnehandel beziggehouden. Op Encrochat heeft ‘ [bijnaam 1] ’ gezegd dat hij 100 tot 200 blokken per week omzet, hoewel dat niet ten laste is gelegd. Verdachte had geen legale dienstbetrekking. Verdachte toont geen spijt en ontkent of zwijgt.

Het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. Het strafvorderlijk belang weegt zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte. Ik stel mij op het standpunt dat het herhalingsgevaar niet door voorwaarden kan worden ondervangen. Mocht uw rechtbank daar anders over denken dan stel ik mij subsidiair op het standpunt dat kan worden gedacht aan voorwaarden als een meldplicht en locatiegebod voor ’s nachts met elektronische monitoring, omdat verdachte vaak ’s nachts actief was.

Verdachte heeft aangegeven dat hij met de reclassering wil spreken. Ik zal de reclassering vragen een reclasseringsrapport op te stellen voor de inhoudelijke behandeling.

De raadsman voert het woord:

Anders dan de officier van justitie zegt is verdachte niet uitgebreid geobserveerd. Daarnaast betekent mede-eigenaar van een fastfoodzaak zijn niet dat je de hele dag hamburgers aan het bakken bent. Het is te kort door de bocht om te stellen dat cliënt niet werkte. Verdachte heeft het contante geld in kleinere transacties gestort omdat de bank anders vragen zou gaan stellen. Daar is niets mis mee.

Met betrekking tot het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis merk ik op dat cliënt belang heeft bij verdragsconforme toepassing van de voorlopige hechtenis. De uitspraken die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ten aanzien van Nederland heeft gedaan moeten serieus worden genomen. Mogelijke schorsingsvoorwaarden zijn melden bij de politie en het inleveren van het paspoort.

De voorzitter stelt verdachte in de gelegenheid iets te zeggen voordat de rechtbank een beslissing neemt over de voorlopige hechtenis. Verdachte geeft aan dat hij niets heeft toe te voegen.

Nadat de rechtbank in raadkamer heeft beraadslaagd, deelt de voorzitter de volgende beslissingen van de rechtbank mee.

  1. De rechtbank wijst af het verzoek tot het opheffen van het bevel tot voorlopige hechtenis. De ernstige bezwaren en de herhalingsgrond, zoals in eerdere beslissingen gemotiveerd, zijn nog onverkort aanwezig. De verklaringen van verdachte en getuige [getuige] nemen de ernstige bezwaren voor witwassen nog niet weg. Het is verder aan de rechtbankcombinatie die de zaak inhoudelijk behandelt om te beoordelen welke betekenis aan de verklaringen moet worden gegeven.

  2. De rechtbank wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk van dit proces-verbaal geminuteerd. De persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de zaak niet op korte termijn inhoudelijk zal kunnen worden behandeld, maken dat op dit moment het persoonlijk belang van verdachte om zijn zaak in vrijheid af te wachten zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang om verdachte in voorlopige hechtenis te houden.

  3. De rechtbank schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd.

  4. De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen een nader te bepalen dag en tijdstip.

  5. De rechtbank bepaalt dat voor de behandeling van de zaak op de volgende zitting ten minste 210 minuten dienen te worden gereserveerd.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.