Rechtbank Amsterdam, 18-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6171, AMS 21/4849
Rechtbank Amsterdam, 18-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6171, AMS 21/4849
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 oktober 2021
- Datum publicatie
- 15 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2021:6171
- Zaaknummer
- AMS 21/4849
Inhoudsindicatie
Proces-verbaal mondelinge uitspraak, voorlopige voorziening hangende bezwaar, afwijzing bijstandsuitkering (Pw) en postadres voor dakloze, verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar verblijfsadressen van verzoeker, geen aanwijzing dat verzoeker niet dakloos is, voorlopige voorziening wordt toegewezen.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4849
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder( [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
In een besluit van 13 september 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen. In een ander besluit van 13 september 2021 heeft verweerder bepaald dat verzoeker geen postadres krijgt.
Verzoeker heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat hem een bijstandsuitkering en een postadres wordt verstrekt tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verweerder aan verzoeker een bijstandsuitkering en een postadres moet verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Overwegingen
1. Verzoeker is een 33-jarige alleenstaande man. Hij heeft op 23 juli 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd en daarbij aangegeven dat hij dakloos is. Hij heeft verklaard dat hij ‘s nachts buiten slaapt. Hij heeft bij zijn aanvraag drie locaties in Amsterdam opgegeven waar hij regelmatig buiten slaapt. Op 30 juli 2021 heeft hij een verklaring overgelegd waarin staat dat hij vanaf die datum ongeveer drie nachten per week bij zijn zus en zwager kan slapen op het [adres] Amsterdam.
2. Toezichthouders van verweerder hebben op 3 september 2021 en op 7 september 2021 de drie locaties bezocht die verzoeker als buitenslaaplocaties heeft opgegeven. Op beide dagen is verzoeker op geen van de drie locaties aangetroffen. De toezichthouders van verweerder zijn niet bij het huis van de zus van verzoeker geweest.
3. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende heeft meegewerkt. Hij is niet aangetroffen op de opgegeven locaties. Hij krijgt daarom geen bijstand en ook geen postadres.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of verzoeker voor bijstand in aanmerking komt. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het bezoek van de toezichthouders aan drie locaties, terwijl verzoeker vier locaties had opgegeven. Desgevraagd heeft verweerders gemachtigde op de zitting hier geen uitleg voor kunnen geven. De besluiten zijn daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Verweerder mocht de bijstandsaanvraag van verzoeker dan ook niet met deze motivering afwijzen.
5. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Er zijn geen aanwijzingen dat verzoeker niet dakloos is. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verweerder aan verzoeker een bijstandsuitkering en een postadres moet verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener. Aangezien verzoeker vrijstelling heeft gekregen van de verplichting om griffiegeld te betalen, hoeft verweerder geen griffiegeld te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021 door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
griffier |
voorzieningenrechter |
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: