Home

Rechtbank Amsterdam, 27-01-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:205, 13/684005-19 (zaak A), 13/183431-20 (zaak B) en 13/163657-18 (vordering tenuitvoerlegging)

Rechtbank Amsterdam, 27-01-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:205, 13/684005-19 (zaak A), 13/183431-20 (zaak B) en 13/163657-18 (vordering tenuitvoerlegging)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
27 januari 2021
Datum publicatie
29 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:205
Zaaknummer
13/684005-19 (zaak A), 13/183431-20 (zaak B) en 13/163657-18 (vordering tenuitvoerlegging)

Inhoudsindicatie

Een 20-jarige man is veroordeeld tot 55 dagen gevangenisstraf en 80 uur taakstraf omdat hij op 5 januari 2019 samen met een ander bij een opticien in Amsterdam-Zuid inbrak en een grote hoeveelheid merkbrillen stal.

Uitspraak

VONNIS

Parketnummers: 13/684005-19 (zaak A), 13/183431-20 (zaak B) en 13/163657-18 (vordering tenuitvoerlegging) (ter terechtzitting gevoegd).

Datum uitspraak: 27 januari 2021

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren in [geboortegegevens] 2000,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1 Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2021.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Aytemür, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd:

Zaak A:

1. medeplegen van een inbraak waarbij 46 brillen zijn gestolen van [winkel] op 5 januari 2019;

2. aanwezig hebben en vervoeren van MDMA en cocaïne op 10 juli 2019

3. primair: witwassen van € 1.135,- afkomstig uit enig misdrijf op 10 juli 2019;

subsidiair: eenvoudig witwassen van € 1.135,- afkomstig uit enig eigen misdrijf op 10 juli 2019;

Zaak B:

1. openlijke geweldpleging in vereniging gericht tegen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door [slachtoffer] met de vuist te stompen/slaan en te trappen, terwijl dit voor [slachtoffer] enig letsel, te weten een blauw oog, meerdere krassen op/rond de neus en/of het rechteroog en/of een schaafplek op de rechterknie en/of een blauwe plek op de rechter ellenboog ten gevolge heeft gehad op 1 juli 2020.

De integrale tenlasteleggingen zijn opgenomen in bijlage Ⅰ die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.

3 Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van feit 2 en feit 3 (onder zaak B). Uit het dossier blijkt dat haar cliënt is aangehouden omdat hij drugs en een geldbedrag bij zich had. Volgens haar cliënt bevat dit proces-verbaal onwaarheden. Vanaf het begin zouden de verbalisanten op zoek zijn geweest naar verboden spullen en verdachte ontkent dat hij toestemming heeft gegeven om zich te laten fouilleren. Volgens de raadsvrouw hebben de verbalisanten misbruik gemaakt van hun bevoegdheden en hebben zij dit vervolgens op een andere manier geverbaliseerd in hun proces-verbaal. Er is doelbewust en met grove veronachtzaming tekort gedaan aan de belangen van haar cliënt en zijn recht op een eerlijke behandeling. Dit vormverzuim zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. Uit het dossier volgt dat door de verbalisanten aan verdachte werd gevraagd wat hij in zijn broekzak had en dat verdachte daarop zelf een bundel met papiergeld tevoorschijn haalde. Vervolgens vroegen de verbalisanten aan verdachte of zij hem mochten onderzoeken aan zijn kleding. In eerste instantie gaf verdachte daarvoor geen toestemming, maar toen zijn medeverdachte hem aanmoedigde wel mee te werken aan de fouillering, gaf verdachte toch toestemming voor de fouillering. Direct daarna riep de medeverdachte naar verdachte dat hij moest wegrennen. Verdachte werd echter tegengehouden door één van de verbalisanten. Op dat moment zagen de verbalisanten dat verdachte een doorzichtig plastic zakje op de grond gooide. Later bleek dat in dit zakje drugs zaten. Het proces-verbaal waarin dit is opgeschreven, is door de verbalisanten op ambtseed opgemaakt en de verbalisanten hebben deze verklaring nogmaals afgelegd bij de rechter-commissaris terwijl zij onder ede stonden. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim omdat het geldbedrag en de drugs niet in de zak van verdachte zijn aangetroffen tijdens een fouillering, maar verdachte deze goederen zelf tevoorschijn heeft gehaald. Ten aanzien van de aangetroffen drugs is daarbij bovendien van belang dat verdachte zelf toestemming had gegeven voor een fouillering, zodat ook daarom geen sprake kan zijn van een vormverzuim. Verder volgt de rechtbank de raadsvrouw niet in haar betoog dat sprake was van een zogenaamde ‘fishing expedition’. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

4 Waardering van het bewijs

5 Strafbaarheid van het feit

6 Strafbaarheid van verdachte

7 Motivering van de straf

8 Beslag

9 De benadeelde partij

10 Vordering tenuitvoerlegging 13/163657-18

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

12 Beslissing