Home

Rechtbank Amsterdam, 26-03-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1844, 13/313171-20 (A) & 13/294552-20 (B) & 13/147657-20 (C) & 23/003504-18 (tul)

Rechtbank Amsterdam, 26-03-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1844, 13/313171-20 (A) & 13/294552-20 (B) & 13/147657-20 (C) & 23/003504-18 (tul)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
26 maart 2021
Datum publicatie
20 april 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:1844
Zaaknummer
13/313171-20 (A) & 13/294552-20 (B) & 13/147657-20 (C) & 23/003504-18 (tul)

Inhoudsindicatie

Veroordeling wegens winkeldiefstal en twee pogingen tot zakkenrollen. Vrijspraak bedreiging. Gevangenisstraf van 6 maanden. Geen ISD-maatregel, want verdachte verblijft illegaal in NL, maar kan feitelijk niet worden uitgezet.

Uitspraak

VERKORT VONNIS

Parketnummers: 13/313171-20 (A) & 13/294552-20 (B) & 13/147657-20 (C) & 23/003504-18 (tul)

Datum uitspraak: 26 maart 2021

Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboortestad] ( [geboorteland] ),

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [naam PI] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2021.

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaken A, B en C aangeduid.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, van wat verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, en reclasseringswerker [naam medewerker reclassering] naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:

Zaak A

diefstal van een fles wijn bij de Vomar op 10 december 2020 te Amsterdam.

Zaak B

feiten 1 en 2: een poging tot diefstal (zakkenrollerij) van goederen en/of geldbedragen van een onbekend gebleven persoon in de winkel JD Sports op 15 november 2020 te Amsterdam.

Zaak C

bedreiging [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] op 3 juni 2020 te Amsterdam.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1

Vrijspraak van het in zaak C tenlastegelegde

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging. Er is, zo blijkt uit het dossier, heel wat aan te merken op het gedrag en de uitlatingen van verdachte die dag, maar uit de verklaringen blijkt onvoldoende welke teksten verdachte heeft geuit en tegen wie dat bedoeld was. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.

3.2

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Zaak A

Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Dit volgt uit de aangifte en verdachte heeft dit feit bekend.

Zaak B

Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee ten laste gelegde pogingen tot zakkenrollen. Vastgesteld kan worden dat de persoon die te zien is op de still van de beelden bij binnenkomst, dezelfde persoon is die te zien is op de bewegende beelden. De persoon draagt een kenmerkende broek met een streep erop, een zwarte jas en heeft een kenmerkende haardracht. Ook is te zien op de still dat de persoon bij binnenkomt net bezig is met een mondkapje. Daar komt bij dat beveiliger [naam beveiliger] de beelden heeft veiliggesteld en hierbij dus kennelijk ook de persoon op beide beelden herkent als één en dezelfde persoon.

Op de beelden is te zien dat de verdachte bij de eerste poging zijn arm uitstrekt in de richting van de jaszak van een vrouw en bij de tweede poging zijn hand onder de jas van een vrouw gaat. Beide incidenten volgen kort op elkaar en beide keren heeft de verdachte veel aandacht voor de persoon, kijkt hij naar camera’s en vertoont hij duidelijk zakkenrollersgedrag. Deze handelingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering en dus een strafbare poging tot zakkenrollerij.

Ook kan worden vastgesteld dat het verdachte is die op de beelden te zien is. De still in het dossier van de persoon bij binnenkomst is van voldoende kwaliteit. Verbalisanten [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] herkennen verdachte direct bij het zien van die still. Zij omschrijven waarvan ze verdachte kennen en waaraan zij hem herkennen. Dit zijn onafhankelijke herkenningen. Daarnaast wordt verdachte herkent door verbalisanten [naam verbalisant 4] , [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 6] . Dit zijn echter minder onafhankelijke herkenningen omdat verdachte dan al is aangehouden.

3.3

Het standpunt van de verdediging

Zaak A

Verdachte bekent de ten laste gelegde diefstal te hebben gepleegd. De verdediging voert geen verweer ten aanzien van dit feit.

Zaak B

Verdachte ontkent dat hij de persoon is die op de beelden te zien is. De kwaliteit van de beelden en stills is slecht. Specifieke onderscheidende kenmerken zijn uit de beelden niet af te leiden. Daarnaast maken alle verbalisanten die tot een herkenning van verdachte zijn gekomen onderdeel uit van hetzelfde team. Het is zeer aannemelijk dat zij onderling overleg hebben gehad. De processen-verbaal vertonen op cruciale punten overeenkomsten en hebben allemaal dezelfde datum. Ook is van belang dat bij het doen van de herkenningen met name wordt geput uit een aantal mensen die bij het prio-team bekend staat als zakkenrollers, waaronder verdachte. De mensen die eventueel in aanmerking kunnen komen is dan ook beperkt. Daarbij komen de verbalisanten tot herkenningen nadat verdachte voor hetzelfde vergrijp is aangehouden. De herkenningen zijn daarom niet betrouwbaar. Nu overige bewijs ontbreekt, dient verdachte te worden vrijgesproken.

Daarnaast is de verdediging van mening dat uit de camerabeelden onvoldoende blijkt dat de verdachte oogmerk had op het wegnemen van geld/spullen en ook is er geen sprake van een begin van uitvoering en daarmee geen strafbare poging.

3.4

Het oordeel van de rechtbank

Zaak A

Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.

Zaak B

De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee ten laste gelegde pogingen tot zakkenrollen. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat de (stills van de) camerabeelden voldoende duidelijk zijn en dat specifieke onderscheidende kenmerken, zoals de haardracht en inhammen van verdachte, daarop duidelijk zichtbaar zijn. De herkenningen van verbalisanten [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] acht de rechtbank dan ook betrouwbaar. Daarnaast heeft ook beveiliger [naam beveiliger] verdachte herkend als de zakkenroller toen hij hem twee dagen later op straat zag lopen.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte, namelijk:

- het dicht achter het beoogd slachtoffer gaan staan en de hand uitstrekken richting haar jaszak, in samenhang bezien met het haar op zeer korte afstand blijven volgen; en

- het dichtbij het beoogd slachtoffer gaan zitten en de hand onder haar jas richting een tas brengen,

naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als gericht te zijn op voltooiing van beide diefstallen (zakkenrollerij) en dat daarmee het voornemen van verdachte zich in beide gevallen door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van die gedragingen leidt de rechtbank eveneens het oogmerk op beide pogingen tot diefstal af.

4 Bewezenverklaring

5 Het bewijs

6 De strafbaarheid van de feiten

7 De strafbaarheid van verdachte

8 Motivering van de straf

9 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

11 Beslissing