Home

Rechtbank Amsterdam, 09-09-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4844, RK 20/831

Rechtbank Amsterdam, 09-09-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4844, RK 20/831

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
9 september 2020
Datum publicatie
7 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2020:4844
Zaaknummer
RK 20/831

Inhoudsindicatie

klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering ongegrond

Uitspraak

beschikking

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/251406-19

RK: 20/831

Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),

woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,

mr. K.H.T. van Gijssel,

Falckstraat 14, 1017 VW te Amsterdam,

klager, tevens beslagene.

1 Procesgang

Het klaagschrift is op 13 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.

Het Openbaar Ministerie heeft op 17 februari 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.

De rechtbank heeft op 9 september 2020 klager, zijn raadsman en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in openbare raadkamer gehoord.

2 Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 7.365,-.

De raadsman heeft in het klaagschrift opgenomen dat het geldbedrag op 17 en 18 oktober 2019 bij klager in beslag is genomen en dat er conservatoir beslag op is gelegd. Volgens de raadsman is niet voldaan aan de criteria voor conservatoir beslag en is het hoogst onwaarschijnlijk dat klager veroordeeld wordt voor witwassen en dat aldus een boete zal worden opgelegd. Een ontnemingsvordering is ook niet aan de orde. De vader van klager is 17 maart 2019 overleden en klager heeft van zijn vader het contante geld ontvangen dat door de jaren heen opzij is gelegd voor klager en zijn zus. De zus van klager kan dit bevestigen. Volgens klager bestaat er geen enkel strafvorderlijk belang meer om de voortduring van de inbeslagname te rechtvaardigen en dient het belang van klager om over zijn geld te beschikken zwaarder te wegen dan een eventueel strafvorderlijk belang, te meer nu er nog geen zittingsdatum bekend is, terwijl het strafrechtelijk onderzoek al geruime tijd is afgerond.

De raadsman van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift foto’s met betrekking tot de overlijdensakte van de vader van klager, contante opnames van de vader van klager en een foto van de pinpas van de vader van klager aan de rechtbank getoond.

De raadsman heeft verder aangevoerd dat er nog steeds geen ontneming aan de orde is. Er is verder ook niet gebleken dat klager geld heeft verdiend met drugshandel en vervolgd wordt voor witwassen. Verder heeft hij opgemerkt dat de zaak zeer lang stilligt en dat er geen zicht is op behandeling van de zaak van klager op korte termijn. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat klager zwakbegaafd is en het geld goed kan gebruiken, want zijn woning is vervallen.

De raadsman heeft primair verzocht om teruggave van het geldbedrag. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een termijn te stellen van een aantal maanden, zodat klager middels een inhoudelijke behandeling duidelijkheid krijgt over hoe het zit met zijn geld. Als er binnen drie maanden geen inhoudelijke behandeling plaatsvindt, moet het geld volgens de raadsman geretourneerd worden aan klager.

3 Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen geldbedrag, nu de verdenking is dat het geld is verdiend door drugshandel en er conservatoir beslag is gelegd op het geldbedrag. Mogelijk is er vanuit nalatenschap geld binnengekomen, maar dat staat niet in de weg dat in het dossier wordt aangetoond dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Als de rechtbank een termijn wil stellen waarbinnen de ontnemingszaak van klager behandeld moet worden, vordert de officier van justitie een termijn te stellen van een halfjaar, zodat er iets meer ruimte is.

4 De beoordeling

5 De beslissing