Rechtbank Amsterdam, 12-06-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3170, 8157675
Rechtbank Amsterdam, 12-06-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3170, 8157675
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 juni 2020
- Datum publicatie
- 17 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2020:3170
- Zaaknummer
- 8157675
Inhoudsindicatie
Kwijtschelding ex 6:160 BW rechtsgeldig, niet gebleken dat kwijtschelding tot stand gekomen is onder bedreiging ex 3:44 lid 1 BW.
Uitspraak
vonnis
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 8157675 / CV EXPL 19-23751
Uitspraak: 12 juni 2020
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde P. de Ruijter,
t e g e n
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. K. Boukema.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .
1 Verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 15 oktober 2019 met producties;
- -
-
de brief van [eiseres] , ingekomen ter griffie op 21 november 2019;
- -
-
de conclusie van antwoord met één productie;
- -
-
het tussenvonnis van 14 januari 2020, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van repliek;
- -
-
de conclusie van repliek met één productie;
- -
-
de conclusie van dupliek met producties;
- -
-
de akte uitlating namens [eiseres] , ingekomen ter griffie op 28 april 2020.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 Feiten
Partijen hebben vanaf eind 2017 gedurende enige tijd een affectieve relatie met elkaar gehad.
Op 15 januari 2018 heeft [eiseres] een auto (met kenteken [kenteken] ) gekocht tegen een koopprijs van € 7.950,00. De auto is ten tijde van de aankoop op naam gezet van [eiseres] . Op enig moment daarna heeft zij de tenaamstelling gewijzigd en is de auto op naam gezet van [gedaagde] als feitelijk gebruiker van de auto.
Op 11 juli 2018 heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer het volgende Whatsapp-bericht gestuurd:
“Hey schat, ik heb je die €20k kwijtgescholden. We hebben het samen gebruikt om altijd samen te kunnen zijn. Laten we het altijd samen gaan doen”
In een e-mailbericht op 21 augustus 2018 heeft [eiseres] aan [gedaagde] , kennelijk tijdens een korte onderbreking van hun relatie, aan [gedaagde] laten weten niets liever te willen dan samen met [gedaagde] verder te gaan.
Op 17 september 2018 heeft [gedaagde] per banktransactie € 500,00 en € 200,00 betaald aan [eiseres] , onder vermelding van “Aanbetaling Audi” en “Kosten oktober 2018, wegenbelasting, verzekering en telefoon”. Daarnaast heeft [gedaagde] op enig moment een bedrag van € 500,00 contant aan [eiseres] betaald.
Op 19 januari 2019 heeft [gedaagde] in een Whatsapp-gesprek met [eiseres] het hiervoor onder 2.3 genoemde Whatsapp-bericht aangehaald en daarover, voor zover hier relevant, de volgende vraag aan [eiseres] gesteld:
“Niks onder dwang!! Geef dan toe? Dat je het deed uit oprechte liefde!!!”
[eiseres] heeft daarop per omgaande gereageerd met de woorden:
“Ik heb altijd alles uit echte liefde gedaan”
Bij brieven van 11 juni, 15 juni en 20 juni 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om over te gaan tot betaling van € 7.495,00, vermeerderd met wettelijke rente, incassokosten en btw.
[gedaagde] heeft tot op heden geen gehoor aan die sommatie gegeven.
3 Het geschil
[eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 12.183,34, te vermeerderen met € 1.087,59 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.210,00 aan kosten van juridische bijstand, en daarnaast te vermeerderen met de proceskosten (inclusief de nakosten).
De vordering tot betaling van € 12.183,34 bestaat uit de volgende onderdelen:
- -
-
€ 7.950,00 wegens de aankoop van de auto,
- -
-
€ 760,00 aan wegenbelasting,
- -
-
€ 260,00 aan verzekeringslasten,
- -
-
€ 507,34 aan abonnementskosten van T-Mobile,
- -
-
€ 1.906,00 aan (vlieg)tickets,
- -
-
€ 600,00 wegens afbetaling van een creditcard,
- -
-
€ 350,00 aan advocaatkosten,
verminderd met € 1.200,00 die [eiseres] reeds van [gedaagde] heeft ontvangen.
[eiseres] legt aan haar vordering – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Partijen zijn mondeling overeengekomen dat [eiseres] de hiervoor genoemde kosten voor [gedaagde] zou voorschieten, zoals zij ook heeft gedaan, en dat [gedaagde] deze kosten op een later moment weer aan [eiseres] zou terugbetalen. [eiseres] vordert nakoming van deze afspraak.
[gedaagde] voert verweer en betwist – samengevat – dat partijen een terugbetalingsplicht zijn overeengekomen. Bovendien heeft [eiseres] in haar Whatsapp-bericht van 11 juli 2018 [gedaagde] alles wat hij haar nog verschuldigd zou zijn, kwijtgescholden. Verder betwist [gedaagde] dat (een deel van) de gevorderde bedragen daadwerkelijk door [eiseres] zijn betaald.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.