Home

Rechtbank Amsterdam, 24-04-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2888, C/13/650761 / HA ZA 18-677

Rechtbank Amsterdam, 24-04-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2888, C/13/650761 / HA ZA 18-677

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
24 april 2019
Datum publicatie
26 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2019:2888
Zaaknummer
C/13/650761 / HA ZA 18-677

Inhoudsindicatie

Rabobank hoeft een boete die een echtpaar in 2016 moest betalen vanwege de vervroegde aflossing van hun hypotheek, niet terug te betalen.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/650761 / HA ZA 18-677

Vonnis van 24 april 2019

in de zaak van

1 [eiser ] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [eiseres],

wonende te [woonplaats] ,

eisers,

advocaat mr. N.E. Groeneveld-Tijssens te Tilburg,

tegen

de coöperatie

COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eisers] en Rabobank genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 24 oktober 2018,

-

het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2019 en

-

de brieven namens [eisers] van 25 maart 2019 en namens Rabobank van 26 maart 2019 met aanvullingen op het proces-verbaal.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 28 maart 2008 hebben [eisers] een offerte van Rabobank aanvaard voor een hypothecaire financiering van hun woning voor een bedrag van € 273.000,00. Daarbij is voor een periode van twintig jaar een vaste rente overeengekomen van 5,3%. Per jaar mocht 20% boetevrij vervroegd worden afgelost.

2.2.

De toepasselijk verklaarde Algemene voorwaarden voor particuliere geldleningen van de Rabobank 2005 bepalen (in een rubriek voorafgegaan door de kop “Rente voor een bepaalde periode vast”) voor zover relevant in artikel 22 (hierna: het beding):

“d. U bent bij vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd, als op het moment van vervroegde aflossing de rekenrente lager is dan de door u verschuldigde rente. De vergoeding is gelijk aan het verschil tussen de door u over de geldlening verschuldigde rente en de rekenrente, berekend over het vervroegd af te lossen bedrag over de periode vanaf het moment van vervroegde aflossing tot de einddatum van de geldende rentevastperiode. Het berekende bedrag wordt contant gemaakt op een door de bank te bepalen wijze. De vergoeding dient tegelijk met de vervroegde aflossing te worden betaald.

e. U mag zonder vergoeding per kalenderjaar maximaal één van de volgende bedragen vervroegd aflossen:

- twintig procent (20%) van de oorspronkelijke hoofdsom van de geldlening, (…)”

De relevante definities luiden:

“rekenrente: de adviesrente verminderd met een eventueel geldende rentekorting;

adviesrente: de rente die Rabobank Nederland op het moment van een vervroegde aflossing aan de bij haar aangesloten banken adviseert voor soortgelijke geldleningen als tussen u en de bank overeengekomen, met een periode waarvoor de rente vast is die gelijk is aan het restant van de rentevastperiode van de geldlening op het moment van de vervroegde aflossing. Als dat restant niet gelijk is aan een periode waarvoor de rente vast is waarvoor door Rabobank Nederland een rente wordt geadviseerd, wordt onder adviesrente verstaan de rente voor soortgelijke geldleningen als tussen u en de bank overeengekomen met de meest nabij dat restant gelegen kortere periode waarvoor de rente vast is met als minimum de rente, die voor de kortste periode waarvoor de rente vast is wordt geadviseerd;

2.3.

In 2015 en 2016 heeft Rabobank op verzoek van [eisers] informatie verstrekt over de mogelijkheden de rentevastperiode open te breken en de vergoeding die daarbij verschuldigd zou zijn. Op 7 juli 2016 heeft Rabobank aan [eisers] een voorstel gedaan voor verlaging van de rente tegen betaling van een eenmalige vergoeding of rentemiddeling. [eisers] heeft dit voorstel niet aanvaard en besloten elders een financiering aan te gaan.

2.4.

Op 3 oktober 2016 heeft [eisers] de hypothecaire financiering bij Rabobank afgelost. Daarbij is op grond van het beding een vergoeding van € 47.173,28 wegens vervroegde aflossing aan [eisers] in rekening gebracht. Over de hoogte van dit bedrag was tussen partijen discussie en [eisers] heeft een klacht bij Rabobank ingediend. Die klacht is op 24 oktober 2016 afgewezen. [eisers] heeft een aanvullende klacht ingediend.

2.5.

Bij haar beslissing over die aanvullende klacht heeft Rabobank de publicatie op 20 maart 2017 afgewacht van de leidraad van de AFM ‘Vergoeding voor vervroegde aflossing van de hypotheek – Uitgangspunten berekening van het financiële nadeel’ (hierna: de AFM Leidraad).

2.6.

Op 18 juli 2017 heeft Rabobank aan [eisers] een herberekening van de vergoeding gezonden met inachtneming van de AFM Leidraad. De vergoeding kwam daarmee € 3.634,57 lager uit en dit verschil is aan [eisers] terugbetaald. [eisers] heeft per saldo een vergoeding van € 43.538,71 betaald.

2.7.

Op 21 juli 2017 heeft [eisers] de vernietiging ingeroepen van het beding op grond van artikel 6:233 sub a jo 6:237 sub i van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en het gehele betaalde bedrag teruggevorderd.

2.8.

Rabobank heeft geweigerd dit bedrag terug te betalen.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing