Home

Rechtbank Amsterdam, 20-12-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:9514, 13/997082-15 (Promis)

Rechtbank Amsterdam, 20-12-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:9514, 13/997082-15 (Promis)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
20 december 2017
Datum publicatie
20 december 2017
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2017:9514
Zaaknummer
13/997082-15 (Promis)

Inhoudsindicatie

Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig heeft gehouden met het stelen van auto’s, waarna deze werden omgekat en verkocht. De organisatie ging hierbij geraffineerd en goed georganiseerd te werk en verdachte fungeerde als spin in het web. Hij komt dan ook veelvuldig in het procesdossier voor en heeft onder meer sleutels nagemaakt, waardoor de auto’s zonder noemenswaardige schade konden worden weggenomen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij na zijn veroordeling in 2011 voor (onder meer) deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk – kort gezegd – het stelen, omkatten en verkopen van auto’s op precies dezelfde voet met zijn handel is doorgegaan. De rechtbank acht dan ook enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden.

Uitspraak

VONNIS

Parketnummer: 13/997082-15 (Promis)

Datum uitspraak: 20 december 2017

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres] , [woonplaats 1] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 20 en 23 november en 7 december 2017.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.G. Louman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:

  1. diefstal van een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] , in de periode van 8 oktober 2015 tot en met 9 oktober 2015 te Amsterdam, subsidiair de opzetheling van deze auto op 10 oktober 2015;

  2. medeplichtigheid aan diefstal van een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] in de periode van 11 november 2015 tot en met 12 november 2015 te Amsterdam;

  3. diefstal van een Volkswagen Polo, kenteken [kenteken] , in de periode van 18 januari 2016 tot en met 19 januari 2016 te Amsterdam, subsidiair de opzetheling van deze auto;

  4. diefstal van een Volkswagen Tiguan, kenteken [kenteken] , op 22 januari 2016 te Amsterdam, subsidiair de opzetheling van deze auto;

  5. diefstal van een Volkswagen Tiguan, kenteken [kenteken] , in de periode van 26 januari 2016 tot en met 27 januari 2016 te Amsterdam;

  6. diefstal van een Volkswagen Tiguan, kenteken [kenteken] , in de periode van 27 januari 2016 tot en met 28 januari 2016 te Haarlem;

  7. diefstal van een Volkswagen Tiguan, kenteken [kenteken] , in de periode van 28 januari 2016 tot en met 29 januari 2016 te Amsterdam;

  8. diefstal van een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] , op 9 mei 2016 te Haarlem (ZD 17);

  9. het voorhanden hebben van valse kentekenplaten met kentekens [kenteken] en/of [kenteken] in de periode van 4 december 2015 tot en met 17 februari 2016 te Amsterdam;

  10. deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als strafbaar gesteld in de artikelen 311, 416 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 onder B en C van de Opiumwet in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 7 juni 2016 te Amsterdam, Haarlem, Lijnden, Helmond en/of Drunen, althans in Nederland en/of België;

  11. het aanwezig hebben van 11,5 kilogram hennep en 310 gram hasjiesj op 7 juni 2016 te Amsterdam.

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

De onder 1. subsidiair, 2., 3. primair, 4. primair, 5., 6., 7., 8., 9., 10. en 11. ten laste gelegde feiten kunnen naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Hij heeft hiertoe, aan de hand van zijn op schrift gestelde requisitoir, de relevante bewijsmiddelen opgesomd.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1., 2., 9. en 11. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal of de heling. Met betrekking tot de diefstal is verdachte niet in beeld en voor de tapgesprekken met [naam 1] is een plausibele verklaring gegeven.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde kan niet worden uitgesloten dat het verstuurde nummer wel degelijk een telefoonnummer is. Daarnaast is de insnijdingscode van de autosleutel niet uniek en kan niet worden vastgesteld dat de ontvanger van het sms-bericht deze code ook daadwerkelijk heeft gebruikt voor het stelen van de auto in kwestie.

Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde geldt dat niet alleen verdachte toegang had tot de bewuste kelderboxen, waardoor niet kan worden aangenomen dat juist verdachte zeggenschap over deze goederen had. Ook blijkt niet dat de kentekenplaten dusdanig in het zicht lagen dat het niet anders kan zijn dat verdachte wist dat deze daar aanwezig waren.

Ten aanzien van het onder 11. ten laste gelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat de op 7 juni 2016 aangetroffen drugs van verdachte zijn, nu hij kennelijk voor het laatst op 19 mei 2016 bij de woning waar deze zijn aangetroffen is geweest. Ook kan ten aanzien van de aangetroffen sporen op de handschoenen secundaire overdracht, van zowel DNA als drugssporen, niet worden uitgesloten.

De raadsman heeft zich verder nog op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 10. ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.

Weliswaar komt verdachte in bijna alle zaaksdossiers naar voren, maar dat betekent nog niet dat hij als ‘de grote man’ van de organisatie moet worden beschouwd. Dat hij zo vaak naar voren komt is juist een contra-indicatie daarvoor, want de ‘grote man’ in een criminele organisatie is immers niet zo zichtbaar. In het door de officier van justitie aangehaalde OVC-gesprek van verdachte met [naam 2] maakt hij zijn eigen rol aanzienlijk groter dan deze in werkelijkheid was. Hij was eerder uitvoerder dan organisator of opdrachtgever van de handel in gestolen auto’s. Verder kan alleen worden aangenomen dat er een oogmerk van de criminele organisatie bestond op het wegnemen van auto’s. De handelingen van degenen die betrokken waren bij de autodiefstallen kunnen niet worden doorgetrokken naar de latere (vermeende) drugshandel. Van een georganiseerd verband ten aanzien van handel in drugs blijkt niet uit het dossier. Verdachte dient van deelname aan een criminele organisatie met dit oogmerk te worden vrijgesproken.

Ten slotte heeft de raadsman zich ten aanzien van het onder 3., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

3.3.1

Algemene overweging met betrekking tot de autodiefstallen

Verdachte wordt onder meer verweten dat hij betrokken is geweest bij autodiefstallen. Deze diefstallen zijn gepleegd zonder dat daarbij noemenswaardige schade aan de auto’s is toegebracht. De politie vermoedt dan ook dat autosloten zijn uitgelezen en autosleutels zijn nagemaakt, waardoor de auto’s konden worden weggenomen met een valse sleutel.

Met betrekking tot de techniek en apparatuur die hierbij komen kijken, blijkt uit het dossier het volgende.1

In voertuigen van onder meer de automerken Audi en Volkswagen wordt een portier- en/of contactslot van het type HU66 gebruikt. Een dergelijk cilinderslot bestaat uit twee hoofddelen: een behuizing, die vastzit aan het af te sluiten object, en een cilinder die (met de juiste sleutel) in deze behuizing ronddraait om zo het slot te openen of te sluiten. In het HU66-slot zitten verticale sleuven, waarin zich acht plaatjes bevinden die met spiraalveertjes in een verschillende stand in de behuizing worden gedrukt. Om de cilinder van het slot te kunnen draaien, moeten de inwendige plaatjes met behulp van het profiel van een sleutel in één lijn worden gezet. Pas als de plaatjes in één lijn zijn gezet, is het mogelijk de cilinder van het slot om te draaien.

Met behulp van een zogeheten keyreader is het mogelijk de stand van de plaatjes af te lezen, zonder dat men in het bezit is van een originele sleutel van het slot. Door het uiteinde van de keyreader in het slot te steken, kan met behulp van het schuifmechanisme de stand van de acht plaatjes van het slot worden afgelezen. De stand van ieder van de acht plaatjes wordt op de keyreader weergegeven met een getal van 1 tot en met 4. Door van alle plaatjes de stand uit te lezen ontstaat een code, ook wel insnijdingscode genoemd.

Met de verkregen insnijdingscode kan, met behulp van een speciale sleutelfreesmachine, een mechanisch werkende sleutel worden gemaakt. Het is ook mogelijk om met behulp van de verkregen code zelf een mechanisch werkende sleutel te maken. Hiervoor wordt een zogenaamde ‘knipsleutel’ gemaakt. Een knipsleutel bestaat uit de volgende delen: twee sleutelbladen die met behulp van een keycutter bewerkt kunnen worden en één sleutelblad dat als tussenstuk dient, ook wel een “tussensleutel” of “tussenblad” genoemd. Op de blanco sleutelbladen zijn posities weergegeven die tot op een aangegeven diepte van 1 tot en met 4 ingeknipt kunnen worden. De hoogte waarop de posities worden ingeknipt met behulp van een keycutter, komt overeen met de gegevens die met behulp van de keyreader zijn afgelezen. Door de twee geknipte sleutelbladen en het tussenblad op de juiste wijze op elkaar te leggen, ontstaat een sleutel waarmee de plaatjes in het slot op één lijn gezet kunnen worden, zodat de cilinder kan worden omgedraaid.

Om het motorvoertuig vervolgens te kunnen starten, is het noodzakelijk om de startblokkering te deactiveren. Dit gebeurt met behulp van een transponder-chip. Deze chip is normaliter ingebouwd in de originele autosleutel. Bij het maken van de genoemde knipsleutels wordt dan gebruik gemaakt van een transponder-chip, die met behulp van apparatuur wordt geprogrammeerd op het betreffende motorvoertuig. Vervolgens wordt deze bevestigd op de knipsleutel waarmee de startblokkering wordt gedeactiveerd.

Een drive-box is een apparaat dat aangesloten wordt op de aanwezige stekkeraansluiting van het On-Board Diagnostics systeem (OBD) van een motorvoertuig. Hiermee kan met een eenvoudige handeling de startblokkering van een voertuig aan of uit worden gezet. Als een drive-box wordt gebruikt om de startblokkering van een auto uit te zetten, is geen communicatie meer nodig tussen de transponderchip in een sleutel en de antenne van de startblokkering van een motorvoertuig. Alleen het omdraaien van een mechanisch passende sleutel is dan voldoende om de motor van het voertuig te kunnen starten.

De feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen bevestigen dat van de bovengenoemde techniek gebruik is gemaakt. Zo zijn in een kelderbox in gebruik bij verdachte een blanco sleutel en een OBD-stekker aangetroffen2 en zijn in de woning van verdachte op 7 juni 2016 acht tussenbladen inbeslaggenomen.3

Het beeld dat uit het dossier naar voren komt, is dat met behulp van de hiervoor genoemde techniek en apparatuur auto’s werden gestolen, waarbij over het algemeen eerst een voorverkenning plaatsvond4 en een valse sleutel werd gemaakt5, waarna met behulp van deze sleutel de auto daadwerkelijk werd weggenomen6. De auto werd hierop “koud” gezet7, van valse kentekenplaten8 en een chassisnummer van een identieke auto voorzien9, en tenslotte verkocht dan wel geëxporteerd.10

Verdachte wordt verweten dat hij (deels) bij voormelde handelingen betrokken is geweest. In het navolgende zal per zaaksdossier nader op de aan verdachte verweten gedragingen worden ingegaan.

Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte zich zowel bij de politie en de rechter-commissaris, als gedurende het onderzoek ter terechtzitting, steeds heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft, ondanks de vele kansen daartoe, elke mogelijkheid onbenut gelaten een verklaring af te leggen over zijn reisbewegingen, (de inhoud van) zijn (telefonische) contacten of hetgeen onder hem in beslag is genomen. De rechtbank heeft dan ook, zonder een verklaring van verdachte daarbij te kunnen betrekken, de inhoud van het procesdossier gewogen. Daarbij heeft zij de feiten en omstandigheden zoals daarvan ten aanzien van de verschillende zaaksdossiers is gebleken, telkens uitdrukkelijk ook in onderling verband en samenhang bezien.

Ten aanzien van de verschillende zaakdossiers gaat de rechtbank, op grond van de wettige bewijsmiddelen, van de volgende feiten en omstandigheden uit.11

3.3.2

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde (ZD 01)

In de nacht van 8 op 9 oktober 2015 is, na een woninginbraak waarbij autosleutels zijn weggenomen van een Volkswagen Golf met Oostenrijks kenteken [kenteken] , deze auto gestolen.12 De gestolen auto is op 9 oktober 2015 aangetroffen op de [straatnaam] te Amsterdam, waarna in de directe omgeving een observatiecamera is geplaatst en de auto werd voorzien van een track & tracesysteem (baken) en er werd een observatiecamera geplaatst.13 Later op die dag heeft verdachte telefonisch contact met ene ‘ [bijnaam] ’(naar later blijkt [naam 1] ), waarbij verdachte vraagt of hij de auto kan komen “stofzuigen”.14In de [straatnaam] wordt in de vroege morgen van 10 oktober 2015 middels de observatiecamera gezien dat drie personen zich om voornoemde Volkswagen Golf begeven en dat de auto wordt geopend.15 De telefoon van [medeverdachte 1] , een broer van verdachte, straalt rond die tijd, een nabijgelegen zendmast aan.16 De daaropvolgende middag wordt een man gezien, die gezien zijn uiterlijke kenmerken en kleding waarschijnlijk één van drie personen was die eerder bij de auto werd gezien. Hij stapt in de auto en rijdt om 13:48 uur weg,17waarna de auto zich naar de Propellerstraat verplaatst, gelegen aan de achterzijde van de [straatnaam] , perceel [perceelnummer] . De auto komt hier om 13:56 uur tot stilstand en is daar vervolgens ook door de politie aangetroffen.18 De eigenaar van dit perceel, eerdergenoemde [naam 1] , heeft verklaard dat hij verdachte en [medeverdachte 1] kent en dat [medeverdachte 1] (die hij ook kent onder de naam ‘ [bijnaam] ’) de persoon was die de Golf met het buitenlandse kenteken daar had geparkeerd.19 Op 10 oktober 2015 heeft verdachte wederom contact met [naam 1] , waarbij hij vraagt of zijn broertje hem al ‘die vijftig’ (de rechtbank begrijpt: vijftig euro) had gegeven, wat [naam 1] bevestigt.20 Vervolgens heeft [medeverdachte 1] aan verdachte laten weten dat hij even bij [naam 1] moest gaan kijken naar een “tafel” die hij had klaargemaakt21, terwijl [naam 1] heeft verklaard dat hij nooit meubelen of iets anders aan verdachte of [medeverdachte 1] heeft verkocht en ook verder niet wist te vertellen waarover dit gesprek ging.22 Nadat de auto op 10 oktober 2015 in beslag was genomen, zijn [medeverdachte 1] en verdachte samen langs gegaan bij [naam 1] , waarbij werd gesproken over de auto.23

De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat, nu verdachte niet in beeld is ten tijde van de diefstal, hij van het onder 1. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zowel voorafgaand aan, als na het stallen van de gestolen auto, contact met [naam 1] en [medeverdachte 1] gehad. Gelet op de inhoud van deze contacten en hetgeen daarop feitelijk is gevolgd kan het naar het oordeel van de rechtbank, tegen de achtergrond van hetgeen overigens uit het dossier is gebleken, niet anders dan dat daarbij in versluierd taalgebruik werd gesproken over de gestolen auto en dat verdachte aan [naam 1] heeft gevraagd of bij hem een auto kon worden “koudgezet”, waarvoor [naam 1] vijftig euro kreeg. Daarmee heeft verdachte samen met [medeverdachte 1] de feitelijke zeggenschap over de gestolen auto gehad. De verklaring van [naam 1] , inhoudende dat sprake zou zijn van een lening, acht de rechtbank niet aannemelijk. Niet alleen is deze verklaring weinig specifiek en niet nader onderbouwd, maar ook heeft verdachte deze verklaring nooit bevestigd.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling. Het onder 1. subsidiair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.3

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde (ZD 02)

Op 11 november 2015 is om 22:39 uur vanaf een telefoon van verdachte (met nummer [nummer] ) een sms-bericht gestuurd met als inhoud: ‘ [nummer] ’.24 Dit lijkt weliswaar op een telefoonnummer, maar navraag bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) levert geen resultaat op.25 De politie vermoedt dan ook dat het een insnijdingscode van een autosleutel betreft. Immers, los van de eerste twee cijfers (’06’), gaat het om acht aparte cijfers met een waarde van 1 tot 4.

In de daaropvolgende nacht wordt in Amsterdam een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] gestolen.26 Uit onderzoek van de politie blijkt vervolgens dat de insnijdingscode, behorend bij de originele autosleutel van deze auto, ‘ [nummer] ’ betreft.27 Weliswaar is de code wereldwijd niet uniek, maar gelet op de korte tijdsspanne tussen het verzenden van het sms-bericht (met deze specifieke inhoud) en de diefstal van de auto (met deze specifieke insnijdingscode), kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte welbewust een insnijdingscode heeft verzonden naar een persoon, die met behulp daarvan de auto heeft weggenomen. Aanwijzingen dat het verstuurde bericht wél een telefoonnummer zou zijn, dat niet bij het CIOT bekend is, ontbreken, en verdachte heeft over de betekenis van het door hem verzonden nummer ook geen enkele verklaring verstrekt.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal door middel van valse sleutels. Het onder 2. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.4

Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde (ZD 07 en ZD 08)

In de nacht van 18 op 19 januari 2016 is een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] gestolen in Amsterdam.28 Verdachte heeft zich met de door hem veelvuldig gebruikte Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] (hierna de Passat) zowel voorafgaand aan, als tijdens deze diefstal in de buurt van de plaats delict begeven.29 Deze Passat was door de politie voorzien van een baken.30 Ook zijn er verschillende telefonische contacten geweest in de nacht van de diefstal tussen verdachte en zijn neef [medeverdachte 2] .31

Nadat de auto was gestolen, heeft verdachte op 19 januari 2016 wederom veelvuldig contact met [medeverdachte 2] over het feit dat de ‘12’ niet goed zou zijn voor de afnemer, omdat het een ‘16’ had moeten zijn en dat deze niet kan worden verkocht.32 De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de gestolen auto een 1.2 TDI-uitvoering betrof.

Gedurende deze contacten spreken verdachte en [medeverdachte 2] ook over een witte auto, die de afnemer wél mooi zou vinden.33 Verdachte heeft zich vervolgens met de Passat op 20 januari 2016 in de buurt van de Alcantarastraat in Amsterdam begeven34 en hij heeft op 21 januari 2016 contact met [naam 3] (hierna: [naam 3] ), die bekend staat als leverancier van zogeheten ‘klapsleutels’.35

In de nacht van 22 januari 2016 haalt verdachte, na contact met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , op36, waarna de Passat wederom richting de Alcantarastraat rijdt, waar vervolgens een witte Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] is gestolen.37 Nadat de Passat is teruggekeerd bij de woning van verdachte38 mag [medeverdachte 3] om 5:19 uur van verdachte gaan slapen.39

De volgende ochtend is er veelvuldig contact tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] over een datum, te weten ’30-05-2012’, en welk getal (‘1 of 2’) op de ruit staat.40 Niet alleen is volgens gegevens van de RDW 30 mei 2012 de toelatingsdatum van de weggenomen auto, tevens is het, gelet op het bouwjaar, zeer aannemelijk dat op de ruiten van deze auto het cijfer ‘2’ staat vermeld.41

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich twee keer schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. Het onder 3. primair en 4. primair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.5

Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde (ZD 10)

Op 26 januari 2016 vraagt [medeverdachte 1] ‘chips’ aan [naam 3]42, waarna verdachte langsgaat bij [naam 3] .43 Gedurende de daaropvolgende avond/nacht is vanaf de Marco Polostraat te Amsterdam een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] gestolen.44 Verdachte heeft zich met de Passat zowel op 24 januari 2016, als in de nacht van 26 op 27 januari 2016 in de buurt van de plaats delict begeven.45

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. Het onder 5. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.6

Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde (ZD 11)

Op 27 januari 2016 heeft verdachte een ontmoeting met [naam 3] .46 In de daaropvolgende nacht heeft verdachte contact met [medeverdachte 2] , omdat verdachte iemand moet ophalen.47 Vervolgens rijdt de Passat langs de [naam Lounge] in de [straatnaam] te Amsterdam, waarna door wordt gereden naar de omgeving van het Lissabonplantsoen in Haarlem.48 Vanaf deze locatie is gedurende de avond/nacht van 27 op 28 januari 2016 een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] gestolen.49 Vervolgens blijkt uit ARS-gegevens dat de Passat en deze Volkswagen Tiguan achter elkaar aanrijden naar Amsterdam.50

In de middag van 28 januari 2016 belt [medeverdachte 2] , die op dat moment kennelijk met [medeverdachte 3] is, met een onbekend persoon, die een locatie beschrijft waar [medeverdachte 2] moet gaan kijken.51 Op basis van deze aanwijzingen treft de politie voornoemde Volkswagen Tiguan aan op het Johannes de Swaefhof te Amsterdam.52

Nadat [medeverdachte 4] kort bij de auto is gezien53, blijkt uit tapgesprekken dat de mogelijke koper van de auto deze niet goed genoeg vindt, waarop [medeverdachte 2] probeert om de auto alsnog te verkopen en een ander erbij te regelen ‘als goedmakertje’.54

Op 31 januari 2016 wordt de auto, die inmiddels is voorzien van valse kentekenplaten (met kenteken [kenteken] )55 aangetroffen, inbeslaggenomen en onderzocht.56 Dit is ook gezien door het zusje van [medeverdachte 3] , die hem daarover belt, waarna hij op zijn beurt [medeverdachte 2] hierover inlicht.57

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. Het onder 6. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.7

Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde (ZD 13)

Op 28 januari 2016 spreekt verdachte met [naam 4] af dat hij over een kwartier ‘één klepje’ mee moet nemen.58 Om 23:01 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3] . In dit telefoongesprek zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] dat ze vanavond gaan ‘chillen’ met verdachte. Ook zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] in – kennelijk – versluierd taalgebruik dat hij goed moet opletten of de ‘chick’ die hij gaat meenemen ‘Samira’ of ‘Andrea’ heet: “Je weet wat ik bedoel.”59 Gelet op de inhoud van eerdere tapgesprekken60, en bij gebreke van een andersluidende verklaring van verdachte over de duiding van dit gesprek, gaat de rechtbank er vanuit dat het hier gaat om de auto die meegenomen ging worden en dat er gevraagd werd of het een schakelbak (‘Samira’ of ‘S’) dan wel een automaat (‘Andrea’ of ‘A’) betrof.

Uit een observatie blijkt dat verdachte diezelfde avond met een onbekend persoon naar de latere plaats delict rijdt, waarna hij afspreekt met [medeverdachte 3] .61 Vervolgens rijdt de Passat naar de woning van [medeverdachte 3] , waarna deze doorrijdt naar de plaats delict. Hier wordt gezien dat verdachte als bestuurder in een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] stapt, waarna deze Tiguan door een onbekend persoon wordt weggenomen.62

De volgende ochtend belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , waarbij, wederom in kennelijk versluierd taalgebruik, wordt gesproken over de specificaties van de auto en wat deze zou moeten opleveren.63 Op 30 januari 2016 verplaatst de auto zich naar een garagebox aan de [straatnaam] te [plaats] , waarbij de telefoon van [medeverdachte 4] meebeweegt.64 Op 2 februari 2016, om 16:50 uur rijdt de auto, die inmiddels is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken]65, naar Helmond.66 Vervolgens rijdt de auto om 20:51 uur richting België, waar de auto door de Belgische autoriteiten is onderschept en [medeverdachte 5] als bestuurder van de auto is aangehouden.67 Op 4 februari 2016 wordt [medeverdachte 2] door [medeverdachte 4] gebeld met de boodschap dat verdachte wordt achtervolgd door “die blauwe” (…) “Hij is naar België gegaan weet je “ze” zijn van alle kanten gekomen”.68

Uit onderzoek is niet alleen gebleken dat de auto waarin [medeverdachte 5] is aangehouden daadwerkelijk de weggenomen Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] betreft, maar ook dat vijf (in plaats van twee) sleutels zijn geregistreerd om de auto te starten, dat de communicatie met het instrumentenpaneel en de startblokkering onderbroken is geweest, dat de kilometerstand is gemanipuleerd en dat de auto is voorzien van een vals Voertuig Identificatie Nummer (hierna: VIN).69

Dit valse VIN blijkt te horen bij een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] , die niet is gestolen. Deze auto is in onderhoud bij [naam bedrijf] [plaats] , waar [medeverdachte 4] destijds werkzaam was.70

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte 3] , schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. Het onder 7. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.8

Ten aanzien van het onder 8. ten laste gelegde (ZD 17)

Naar aanleiding van een marktplaatsadvertentie waarin een Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken] ) te koop wordt aangeboden71 wordt door verdachte, samen met een derde, [naam 5] , op 6 mei 2016 een voorverkenning uitgevoerd in de buurt van de Van Hogendorpstraat te Drunen, waarbij gezocht wordt naar deze Volkswagen Golf .72 De Passat is op dat moment al enige tijd door de politie voorzien van opnameapparatuur.73 Op 9 mei 2016 vraagt verdachte ‘chips’ voor een Golf aan [naam 3]74, waarna hij, samen met een onbekend gebleven persoon, doorrijdt naar voornoemde locatie.75 Daar wordt in de auto gesproken over cijfercode ‘ [nummer] ’, waarbij geluiden worden gehoord die lijken op het insnijden van een sleutel.76

De Volkswagen Golf wordt vervolgens deze zelfde nacht weggenomen van de Van Hogendorpstraat te Drunen.77 De insnijdingscode van de originele autosleutel van de auto betreft ‘ [nummer] ’.78 Op 13 mei 2016 is de auto, die inmiddels was voorzien van valse kentekenplaten met kenteken [kenteken] , aangetroffen in een parkeergarage in Roosendaal.79

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. Het onder 8. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.9

Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde (ZD 04)

Verdachte had in elk geval vanaf 6 oktober 2015 toegang tot, en maakte gebruik van, een kelderbox aan de [straatnaam] te [plaats] .80 Op 4 december 2015 vindt een inkijkoperatie plaats in deze kelderbox, waarbij valse kentekenplaten (met kentekens [kenteken] en [kenteken] ) worden aangetroffen.81 Weliswaar lijkt het erop dat verdachte al vanaf 22 oktober 2015 was verhuisd naar de [adres 2] in [plaats] , maar ook na deze datum is hij nog gezien bij de [straatnaam] .82

Tijdens een doorzoeking in de kelderbox aan de [adres 2] te [plaats] op 17 februari 2016 worden opnieuw dezelfde valse kentekenplaten aangetroffen.83

Nu verdachte op beide momenten toegang had tot beide kelderboxen en hij hiervan ook gebruik heeft gemaakt, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat hij wist dat de kentekenplaten in deze kelderboxen lagen. Dat naast verdachte ook anderen gebruik maakten van de beide kelderboxen op die momenten dat de kentekenplaten werden aangetroffen, blijkt onvoldoende uit het dossier en verdachte heeft hier ook niet over verklaard. Bovendien verklaart dit niet waarom de kentekenplaten kennelijk met verdachte zijn meeverhuisd.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, nu hij de valse kentekenplaten voorhanden heeft gehad. Het onder 9. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.10

Ten aanzien van het onder 11. ten laste gelegde (ZD 24)

Bij een doorzoeking aan de [adres 3] te [plaats] is in totaal 11,5 kilogram hennep en 310 gram hasjiesj aangetroffen.84 Ook is een handschoen aangetroffen met daarop DNA van verdachte, met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard.85

Gebleken is dat verdachte veelvuldig in of rond deze woning aanwezig is. Zo is gezien dat hij op 19 mei 2016 meerdere dozen uit de woning draagt en ook de Passat bevindt zich tussen 11 februari en 19 mei 2016 meerdere keren in de buurt van de woning.86

Verder lijkt uit verschillende OVC-gesprekken naar voren te komen dat verdachte zich vanaf februari 2016 ergens anders mee bezig is gaan houden dan de diefstal van en handel in auto’s, namelijk (de handel in) drugs.87 De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op het gesprek tussen verdachte en zijn vriendin [naam vriendin] , waarin hij zegt: “We hebben 20 kilo wiet gekocht”88, alsmede op het gesprek tussen hen, waarin hij verklaart dat hij tegen anderen expres zegt dat hij zich nog steeds met auto’s bezig houdt, terwijl dat feitelijk niet meer het geval is.89 Ook wordt de Passat volgens verdachte gebruikt als ‘werkauto’90 , en is in deze Passat een verborgen ruimte aangetroffen91. Niet alleen is het een feit van algemene bekendheid dat in een dergelijke ruimte verboden goederen, waaronder verdovende middelen, worden vervoerd, maar wordt dit door verdachte in een OVC-gesprek van 19 april 2016 ook bevestigd.92

De rechtbank is tegen de achtergrond van al het voorgaande van oordeel dat de drugs die in de woning aan de [adres 3] zijn aangetroffen aan verdachte toebehoren. Dat hij daar voor het laatst op 19 mei 2016 is gezien, doet daar niet aan af.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 11,5 kilogram wiet en 310 gram hasjiesj. Het onder 11. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

3.3.11

Ten aanzien van het onder 10. ten laste gelegde (ZD 18)

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

De rechtbank zal moeten vaststellen of bewezen kan worden dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Hiervoor is vereist dat wordt vastgesteld dat twee of meer personen een samenwerkingsverband hadden, met een zekere duurzaamheid en structuur, welk samenwerkingsverband het oogmerk had bepaalde misdrijven te plegen.

Daarnaast zal de rechtbank de vraag moeten beantwoorden of bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie. Daartoe moet worden beoordeeld of hij zich ervan bewust is geweest dat hij met ten minste één ander persoon structureel, overeenkomstig een wederzijds bestaande verwachting, samenwerkte en of hij op de hoogte was van het oogmerk van de organisatie om de in de tenlastelegging bedoelde misdrijven te plegen. Daarbij merkt de rechtbank op, dat niet vereist is dat verdachte zelf op een of andere manier heeft deelgenomen aan de misdrijven die door de organisatie werden gepleegd. Ook wanneer dit niet het geval is, kan er sprake zijn van deelneming door het verrichten van ondersteunende gedragingen die verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.

Ten aanzien van het duurzame en gestructureerde samenwerkingsverband

De criminele organisatie heeft zich volgens het Openbaar Ministerie, voor zover aan verdachte en aan [medeverdachte 6] ten laste is gelegd, beziggehouden met enerzijds het stelen van auto’s, waarna deze werden vervalst en verkocht, en anderzijds met de handel in (soft)drugs. Aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] is, wat betreft het oogmerk van de criminele organisatie waaraan zij zouden deelnemen, alleen het oogmerk op de handel in gestolen auto’s ten laste gelegd; aan [medeverdachte 7] is wat dit betreft alleen het oogmerk op de handel in drugs ten laste gelegd. Gelet op de verschillende activiteiten waarmee de organisatie zich zou hebben bezig gehouden, en de wisselende samenstelling van de groep die zich met een bepaalde activiteit bezig zou hebben gehouden, zal de rechtbank de onderscheiden activiteiten afzonderlijk bespreken.

3.3.11.1 Ten aanzien van het stelen, vervalsen en verkopen van auto’s.

Uit de hiervoor bewezen geachte feiten en de overige inhoud van het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een organisatie met de volgende werkwijze.

Opdracht

In sommige gevallen wordt eerst opdracht gegeven om één specifieke auto, of een bepaald merk en type auto te stelen.93 Soms moet het voertuig bepaalde opties of een bepaalde kleur hebben.94 Bovendien is uit het dossier meer dan eens gebleken dat een reeds gestolen auto voor de koper niet voldeed, waarna alsnog een andere, betere auto werd gestolen, om aan de wens van de koper te kunnen voldoen.95

Zoekslag en voorverkenning

Nadat de opdracht is ontvangen, voert de groep een zoekslag uit, hetgeen onder meer blijkt uit een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] , waarbij laatstgenoemde kennelijk een auto heeft gevonden.96 Vervolgens vindt in meerdere gevallen een voorverkenning plaats, vermoedelijk om het portierslot van het voertuig uit te lezen. Zo rijdt verdachte met de Passat regelmatig voorafgaand aan de diefstal een of meerdere keren naar de locatie waar later de desbetreffende auto wordt weggenomen.97

Vervaardigen valse sleutels

Na de voorverkenning(en) wordt een valse sleutel vervaardigd waarmee het voertuig uiteindelijk kan worden weggenomen. Hiertoe maakt de groep gebruik van de diensten van [naam 3] en [naam 4] . Zo hebben verdachte en [medeverdachte 1] om chips/transponders gevraagd bij [naam 3] .98 Bovendien heeft verdachte aan [naam 3] op 28 november 2015 gevraagd of hij ‘klapjes’ heeft.99 Hiermee worden waarschijnlijk blanco klapsleutels bedoeld waarin de slotcode kan worden aangebracht en waar een transponder in kan worden geplaatst. Ook [naam 4] heeft op 20 januari 2016 desgevraagd een ‘klepje’ meegenomen voor verdachte.100 Vervolgens worden de sleutels door verdachte vervaardigd101. Ook zijn sleutels direct op de plaats delict vervaardigd door verdachte, waarna de auto direct kon worden weggenomen.102 Ten slotte zijn bij een doorzoeking in de [adres 2] acht knipsleutels aangetroffen103 en zijn in een kelderbox in gebruik bij verdachte een blanco sleutel en een OBD-stekker aangetroffen.104 Verdachte zelf tot slot heeft in een afgeluisterd gesprek gezegd dat hij sleutels kan kopiëren, inknippen en ‘alles’ kan doen.

Diefstal van de auto

Nadat verdachte de benodigde sleutel voor de weg te nemen auto heeft vervaardigd, laat hij het feitelijke wegnemen vaak over aan iemand anders. Er is vastgesteld dat verdachte tijdens de diefstallen veelvuldig gebruik maakte van een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] , door hem in een gesprek met een onbekende vrouw betiteld als ‘de werkauto’105. Deze Passat was door de politie voorzien van een baken en opnameapparatuur.106 Uit de bakengegevens van de Passat blijkt dat deze na de diefstal terugkeerde naar de woning van verdachte aan de [adres 2] .107 De gestolen auto werd telkens kennelijk door iemand anders weggereden. Dit betrof enkele keren [medeverdachte 3] die blijkens tap- en OVC-gesprekken met verdachte meeging.108

Uit de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte blijkt voorts dat hij zijn telefoon thuis achterlaat of uitschakelt als hij op pad gaat om een auto te stelen. Zo heeft hij in een OVC-gesprek gezegd dat hij zijn telefoon uitzet, omdat ze hem ‘masten’.109

Omkatten en koudzetten van de auto

Nadat het voertuig is weggenomen wordt het voorzien van valse kentekenplaten om de identiteit van de gestolen auto te verhullen. Gedurende het onderzoek zijn diverse valse kentekenplaten aangetroffen, onder meer tijdens doorzoekingen van garageboxen en op diverse gestolen auto’s.110 Vervolgens wordt het voertuig ergens ‘koudgezet’. Tijdens de onderzoeksperiode is dit een aantal keren gewoon op straat geweest, maar ook een aantal keren ergens binnen in een loods of opslagplaats.111 Voorafgaand of na de diefstal van de auto wordt er een tweede auto gezocht, die zo veel mogelijk lijkt op de te stelen auto. Deze tweede auto kan worden geselecteerd met behulp van computersystemen, waarover in elk geval [medeverdachte 4] door zijn werk bij [naam bedrijf] de beschikking had.112 [naam bedrijf] is leverancier van merken van de VA-groep (Volkswagen-Audigroep), waartoe alle gestolen auto’s behoren. Via de computersystemen (genaamd [naam computersysteem] en [naam computersysteem] ) van dit bedrijf kan informatie worden opgevraagd over welke onderdelen bij welk type auto horen, maar ook kan een ‘blauwdruk’ van de auto worden opgevraagd met de opties en de uitvoering van de auto in kwestie.113 Niet alleen zijn in de woning en werkplaats van [medeverdachte 4] zogenaamde [naam computersysteem] -formulieren aangetroffen, tevens blijkt uit een tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] dat laatstgenoemde een bepaalde oranje auto nergens op de wereld kan vinden.114

Om een auto geheel om te katten en vervolgens te exporteren, zijn zogenaamde exportbewijzen nodig. Dergelijke blanco exportbewijzen zijn aangetroffen bij de doorzoeking in de woning van verdachte115 en zijn waarschijnlijk bedrukt met behulp van een typemachine. Een typmachine met daarin een gebruikt schrijfmachinetypelint, is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] .116 Op dit schrijfmachinetypelint staan gegevens van meerdere in Nederland gestolen voertuigen die na de diefstal naar Marokko zijn geëxporteerd. Ook staan er twaalf VIN’s op het schrijfmachinetypelint, die zijn gekoppeld aan een voertuig zowel in Nederland als in Frankrijk.117

Verkoop van de auto

Nadat de auto is koudgezet, waarbij in ieder geval enig toezicht op deze auto wordt gehouden118, kan de beoogde koper komen kijken of de auto voldoet.119 Vervolgens vindt de overhandiging van de sleutels en het geld plaats, waarna het voertuig buiten de invloedssfeer van de organisatie raakt. Voornamelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] lijken contact te hebben gehad met (mogelijke) kopers120, maar ook verdachte heeft via PGP-gesprekken contact over het al dan niet verkopen van een auto.121

Telecommunicatie

De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van voornoemde bewezen geachte feiten veelvuldig telefonisch contact heeft onderhouden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Het is bovendien opvallend dat in deze telefonische contacten een piek kan worden waargenomen op momenten dat enkele autodiefstallen zijn gepleegd. In de periode van 18 tot en met 29 januari 2016 zijn maar liefst vijf auto’s weggenomen122, terwijl gedurende deze periode meerdere pieken in het onderlinge belgedrag van voornoemde verdachten waarneembaar is.123

Verdachte en zijn medeverdachten hebben hun telefoongebruik op zodanige wijze afgeschermd dat het niet anders kan dan dat dit is gebeurd om meeluisteren door anderen onmogelijk of zo moeilijk mogelijk te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door per persoon meerdere mobiele telefoonnummers in gebruik te hebben, waardoor het afluisteren en in kaart brengen van een organisatie door opsporingsinstanties wordt bemoeilijkt. Door verdachte wordt, gedurende (de voorbereiding van) de diefstal van een auto bewust de telefoon uitgezet, of niet meegenomen.124 Ook wordt gebruik gemaakt van diensten als WhatsApp, welke communicatie pas kan worden onderschept als opsporingsinstanties het toestel zelf in handen krijgen125, alsmede van PGP-telefoons, die pas na onderzoek door het NFI kunnen worden uitgelezen.126

Bovendien wordt gebruik gemaakt van versluierde termen en bijnamen in de communicatie om identificatie en crimineel handelen te verbergen en de opsporing te bemoeilijken. Tussen de verdachten onderling is geen sprake van misverstanden tijdens de gesprekken, wat duidt op gedeelde kennis over wat er wordt bedoeld en op een structuur in de organisatie die is ontworpen om telefoongebruik af te schermen van opsporingsinstanties.127 Daarnaast geeft het ook aan dat de organisatie opereert als eenheid. Een persoon die niet op de hoogte is van het taalgebruik of bijnamen van personen of de verzonden code niet kan ontcijferen, kan immers geen deel uitmaken van de organisatie.

Conclusie ten aanzien van de criminele organisatie met betrekking tot de handel in gestolen auto’s en de deelname daaraan van verdachte

De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank baseert dit oordeel niet alleen op de aard en omvang van de bewezen geachte feiten maar ook op de mate waarin en wijze waarop deze verdachten ten aanzien van de verschillende feiten hebben samengewerkt. Hierbij heeft de aard, intensiteit en (versluierde) inhoud van de onderlinge telecommunicatie een aanzienlijke rol gespeeld. Dit houdt in dat de rechtbank het bestaan van een organisatie bewezen acht.

De organisatie heeft als hoofddoel de verkoop van gestolen auto’s, oftewel financieel gewin. Om dit doel te bereiken zijn door deelnemers van de organisatie niet alleen voertuigen gestolen, maar zijn ook de documenten en kentekenplaten van deze voertuigen vervalst en zijn er auto’s omgekat. De nevendoelen van de organisatie betreffen aldus de misdrijven (gekwalificeerde) diefstal, opzetheling en valsheid in geschrifte. De rechtbank acht dan ook het oogmerk van de organisatie tot het plegen van (voornoemde) misdrijven bewezen.

De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte welbewust aan deze organisatie heeft deelgenomen. Hij is bij nagenoeg elk zaaksdossier betrokken, is continu in beeld en heeft een bepalende rol in de organisatie gehad, nu hij verantwoordelijk is geweest voor het uitlezen van portiersloten van, het vervaardigen van valse sleutels voor en het openen van te stelen auto’s.128

3.3.11.2 Ten aanzien van de handel in softdrugs

De rechtbank stelt voorop dat aan verdachte, behoudens het aanwezig hebben van softdrugs op de [adres 3] te [plaats] , geen andere strafbare feiten met betrekking tot (de handel in) drugs ten laste zijn gelegd. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of, op basis van hetgeen kan worden vastgesteld, wat betreft de handel in of het bezit van softdrugs sprake is geweest van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt hiertoe het volgende vast

Uit het dossier is af te leiden dat tussen verdachte, [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] is gesproken over (de handel in) softdrugs. Ook vermoedt de politie dat tussen 11 en 12 februari 2016 en op 21 maart 2016 drugs zijn aangekocht, nu de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] van verdachte meerdere keren naar een bedrijventerrein in Noordwijk is gereden. Dat op deze data daadwerkelijk drugs zijn vervoerd, aangekocht of verkocht, is echter niet vastgesteld. Verder hebben verdachte en [medeverdachte 7] op 18 mei 2016 een ontmoeting gehad met een onbekende persoon in Wehl, waarbij mogelijk is gesproken over een ophanden zijnde drugsdeal. Op 19 mei 2016 is vervolgens gezien dat verdachte, samen met [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] , meerdere dozen uit de woning op de [adres 3] te [plaats] heeft gedragen en in een auto heeft gezet. De politie vermoedt dat drugs in de dozen worden vervoerd, maar ook dit is niet vastgesteld.

Ten slotte is op 7 juni 2016 in voornoemde woning 11,5 kilogram hennep en 310 gram hasjiesj aangetroffen.

Conclusie ten aanzien van de criminele organisatie met betrekking tot de handel in softdrugs

Op grond van het voorgaande kan de rechtbank vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] enkele keren hebben gesproken over drugs, waarna op 7 juni 2016 een hoeveelheid softdrugs op de [adres 3] is aangetroffen. Het aantreffen van deze softdrugs is echter onvoldoende om te kunnen leiden tot de conclusie dat op de hiervoor besproken data ook in drugs is gehandeld.

Op basis van het dossier kan wel worden vermoed dat verdachte zich samen met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] bezig is gaan houden of wilde gaan houden met de handel in softdrugs, maar niet kan worden bewezen dat sprake was van een samenwerkingsverband met de voor een criminele organisatie vereiste duurzaamheid en structuur. Niet kan worden vastgesteld dat de betrokken personen zich daadwerkelijk, in de zin van strafbare gedragingen, al enige tijd met de handel in softdrugs bezig hielden Ook kan niet worden vastgesteld of sprake was van enige vorm van hiërarchie en blijkt nauwelijks van enige organisatiegraad.

Al met al lijkt het er dan ook op dat, voor zover al van enige ‘organisatie’ kan worden gesproken, deze nog in oprichting was. Voor het aannemen van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is echter onvoldoende bewijs.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De rechtbank acht, zoals hiervoor is overwogen, wel bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan de deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk diefstal, opzetheling en valsheid in geschrift. Het onder 10. ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

4 Bewezenverklaring

5 De strafbaarheid van de feiten

6 De strafbaarheid van verdachte

7 Motivering van de straffen en maatregelen

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

9 Beslissing