Home

Rechtbank Amsterdam, 22-07-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:4661, C/13/572663 / HA ZA 14-915

Rechtbank Amsterdam, 22-07-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:4661, C/13/572663 / HA ZA 14-915

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
22 juli 2015
Datum publicatie
23 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2015:4661
Zaaknummer
C/13/572663 / HA ZA 14-915

Inhoudsindicatie

Strafrechtelijke screening van persoon die in opdracht van DNB ten behoeve van haar werkzaamheden gaat verrichten. Aan DNB komt in dit kader beleidsvrijheid toe en de rechter kan (slechts) toetsen of DNB in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen om aan eiser geen toestemming te verlenen werkzaamheden voor DNB te verrichten. Rechtbank is van oordeel dat DNB hiertoe in redelijkheid heeft kunnen besluiten. Rechtbank is met eiser van oordeel dat zich tijdens screeningsproces aantal onzorgvuldigheden heeft voorgedaan. Deze onzorgvuldigheden brengen echter niet met zich dat DNB met haar besluit onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/572663 / HA ZA 14-915

Vonnis van 22 juli 2015

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. Y. Ersoy te Amsterdam,

tegen

naamloze vennootschap

DE NEDERLANDSCHE BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. drs. H.J.S.M. Langbroek te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en DNB genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 15 september 2014 met producties;

-

de conclusie van antwoord met producties;

-

het tussenvonnis van 19 november 2014 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;

-

het proces-verbaal van comparitie van 7 januari 2015 met de daarin genoemde stukken;

-

de bij B-formulier op de rol van 1 juli 2015 door [eiser] ingebrachte nadere productie.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

1.3.

Voorafgaand aan de comparitie heeft [eiser] als productie 27 diverse stukken (waaronder correspondentie) in het geding gebracht. Omdat het gaat om een groot aantal stukken, terwijl (de advocaat van) [eiser] niet nader heeft toegelicht op welke stukken hij een beroep doet ter onderbouwing van welke stelling(en), heeft de rechtbank op deze stukken geen acht geslagen bij de beoordeling (vgl. HR 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2810, NJ 1999/342). Ook heeft de rechtbank de door [eiser] na de comparitie ingediende nadere productie niet bij de beoordeling betrokken omdat de zaak ter comparitie is verwezen naar de rol voor vonnis en daarmee de inhoudelijke behandeling van de zaak was gesloten.

2 De feiten

2.1.

Begin 2012 heeft DNB een traject ingezet dat tot doel had te komen tot realistische waarderingen van commercieel vastgoed door onder toezicht van DNB staande banken (waaronder in ieder geval ING, ABN AMRO en Rabobank). In 2012 is DNB gestart met de inventarisatie in hoeverre banken commercieel vastgoed tijdig taxeren. Na die inventarisatie heeft DNB een breder onderzoek opgezet: de asset quality review. De eerste fase van dat onderzoek had tot doel om het proces van waardering en beheer binnen banken met betrekking tot commercieel vastgoed structureel te verbeteren. Deze eerste fase werd in het eerste half jaar van 2013 uitgevoerd. In de tweede fase van de asset quality review is gericht en tot in detail onderzoek gedaan naar de vastgoed(leningen)portefeuilles van de banken met als doel tot een scherper beeld van de waarde van het commercieel vastgoed te komen dat tot zekerheid strekt van door banken verstrekte leningen om zo DNB in staat te stellen te toetsen of de banken over voldoende kapitaal beschikten om eventuele toekomstige verliezen gerelateerd aan de commercieel vastgoed(leningen)portefeuilles op te vangen.

2.2.

[eiser] was van 1 oktober 2013 tot 1 maart 2014 werkzaam bij [naam 1] (hierna: [naam 1] ) in de functie van junior manager financial audit.

2.3.

Voor de uitvoering van de tweede fase van de asset quality review heeft DNB de Amerikaanse firma BlackRock Solutions (hierna: BlackRock) gecontracteerd. BlackRock heeft op haar beurt CBRE en [naam 1] als “onderaannemers” ingeschakeld.

2.4.

Ten behoeve van die tweede fase van de asset quality review (hierna: het project) heeft BlackRock zelf 37 werknemers ingezet. Daarnaast werden via [naam 1] 56 personen en via CBRE 46 personen ingezet. Al deze personen werden door DNB (strafrechtelijk) gescreend. Een van de door [naam 1] ingezette personeelsleden was [eiser] .

2.5.

Het screeningsproces werd uitgevoerd parallel aan de werkzaamheden. Het screeningsproces werd uitgevoerd door de afdeling Beveiliging en transport (Bvtr) van DNB.

2.6.

Op donderdag 17 oktober 2013 ontving [eiser] van [naam 1] de eerste informatie over het project. Hij ontving onder meer een schema waarin staat vermeld dat hij in de weken van 21 en 28 oktober en van 4 november 2013 steeds vier dagen op het project werkzaam zou zijn en in ieder geval nog één dag in de week van 11 november 2013 (met een mogelijke uitloop tot vier dagen in die week).

2.7.

Eveneens op 17 oktober 2013 heeft [eiser] in verband met de screening het screeningsformulier ontvangen en ondertekend. Met dit ondertekende formulier heeft [eiser] aan DNB toestemming verleend om justitiële gegevens van hem op te vragen. In dat formulier heeft [eiser] , voor zover van belang, voorts de volgende verklaring ondertekend:

“that, save for the facts stated by me below, if any, I have never been in trouble with the police or the law nor am I, as far as I am aware, currently the subject of criminal investigation”.

[eiser] heeft in de daarvoor bestemde ruimte op het formulier niets ingevuld (behoudens de afkorting voor niet “van toepassing” (“N/A”)).

Op het formulier staat verder, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“(…) If we find objections, we will write to inform you accordingly. You will have the right to view the information obtained and you will be given the opportunity to react, within the term mentioned in the letter (circa five business days), by stating your opinion. After that a final decision will be taken, of which you (and if applicable, your employer/agent) will be informed in writing. (...)”.

2.8.

Op 21 oktober 2013 ontving [eiser] een e-mail van DNB met informatie over de zogenaamde “collaboration and communication tool (Cocoto)” en de “Log on procedure” voor het project, alsmede zijn inloggegevens. Cocoto was een virtuele dataroom.

2.9.

Bij aangetekende brief van dinsdag 22 oktober 2013 heeft DNB [eiser] als volgt bericht:

“Onderwerp

Voorgenomen besluit tot afwijzing inzake uw betrouwbaarheidsonderzoek

Geachte heer [eiser] ,

Met het screeningsformulier van 17 oktober 2013 heeft u [DNB] toestemming gegeven voor het opvragen van Justitiële gegevens met betrekking tot uw persoon. Op grond van de ons beschikbare informatie hebben wij het voornemen u geen toestemming te verlenen om de (beoogde) werkzaamheden voor DNB uit te voeren.

Indien u tegen dit voorgenomen besluit bedenkingen heeft, stellen wij u in de gelegenheid uw zienswijze naar voren te brengen in de vorm van een persoonlijk gesprek. U dient dan uiterlijk op de vijfde werkdag na dagtekening van deze brief een afspraak met ons gemaakt te hebben. (…) Wanneer wij, binnen de gestelde termijn, niets van u vernemen wordt het voorgenomen besluit een definitief besluit.

Hoogachtend,

[DNB]”.

2.10.

Op 25 oktober 2013 werd de account van [eiser] als een van de bij het project betrokken personen “unlocked”.

2.11.

Naar aanleiding van de brief van DNB van 22 oktober 2013 heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met DNB via het in de brief vermelde telefoonnummer. Op 7 november 2013 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van DNB enerzijds en [eiser] anderzijds. [naam 3] heeft van dit gesprek een verslag gemaakt. In dit verslag is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

Strafbaar feit

Desgevraagd geeft % [ [eiser] , rb] aan dat hij 8 of 9 jr geleden idd te maken heeft gehad met een ID vervalsing. Dit is door de politie onderzocht “ik dacht dat ik toen ook ben gehoord hiervoor”. Op de vraag wat het verhaal er achter is zegt % dat hij het niet meer weet. (…) Onderzoekers geven aan dat als % zijn verhaal niet toelicht, hoe het met het reisdocument zit, we geen goed oordeel kunnen vormen.

“Ik heb niets vervalst”. Desgevraagd hoe hij dan aan een vals ID komt zegt %: “Ik wil niets meer verder zeggen”. % geeft aan dat hij voorheen een ander leven had en dat hij toen mss omging met de verkeerde mensen (of woorden van die strekking). Na nogmaals doorvragen: “Ik kan er geen verklaring voor geven”.

Onderzoekers geven nogmaals aan dat % zijn eigen leven het beste kent en dat wij ons alleen kunnen baseren op de huidige informatie zoals gesteld in de JD. Desgevraagd geeft % aan dat hij dit niet hoeft in te zien, hij gelooft onderzoekers. “Ik heb geen strafblad, ik ben niet veroordeeld. Ik heb niets vervalst”. Na nogmaals doorvragen zegt %: “Ik ben bij de gemeente geweest om mijn ID te verlengen en daar kwamen ze er achter dat de ID vals was. Of hij wist dat het om een vervalst/vals ID gaat, dat weet % niet meer.“ Ik kan me het niet herinneren. Ik kan er geen verhaal van maken, het was een periode van mijn leven”. % is nogmaals uitgelegd dat hij hier de kans krijgt om open en eerlijk te zijn en dat het ons zeer verbaast dat het lijkt alsof % dat niet doet. Na doorvragen blijkt dat % niet meer goed weet waarom hij precies naar de gemeente ging. Of het ging om een nieuwe ID of om een vervanging, weet hij ook niet meer (…).

% geeft uiteindelijk aan dat op het ID die hij bij de gemeente aanreikte een andere foto zat dan die van hem. Hoe dit kan, weet % niet.

Of % kwetsbaar is door zijn gedrag weet % niet. Of % gechanteerd kan worden als hem iets wordt voorgehouden iets te doen of te laten weet hij ook niet.

Desgevraagd zegt % dat KPMG niet weet van het JD feit mbt ID vervalsing, als ze dat hadden geweten dan hadden ze hem wrsl niet in dienst genomen. Desgevraagd zegt % dat als ‘ [naam 1] ’ hierachter komt dat zij hem per direct ontslaan en dat hij geen carrière meer heeft. (…)

% vraagt zich af of wij zijn werkgever informeren, onderzoekers hebben aangegeven dat wij inhoudelijk geen mededelingen doen. Bij een afwijzing delen wij de aanvrager de uitkomst mede. Over de inhoud van het gesprek doen wij geen mededelingen. (…)

% geeft aan dat hij nu al in de problemen zit mbt zijn scheiding en ook met zijn financiën. “Ik zit diep in de schulden, ik zit echt diep in de schulden”. (…)

Of % kwetsbaar is door zijn financiële problemen weet hij niet. Na doorvragen hierop zegt % dat hij dit wrsl niet had moeten zeggen tegen ons.

(…)

Conclusie

Betrokkene heeft zijn justitieel verleden niet goed kunnen/ willen toelichten. % was hierover niet open en eerlijk. Wat zwaar weegt bij onderzoekers is dat % na herhaaldelijk doorvragen niet open is. Hierdoor kunnen onderzoekers geen goed oordeel geven over de situatie vooral als het gaat om een vervalst ID (fraude/bedrog). % is mogelijk vatbaar voor beïnvloeding door kwaadwillenden. (…)

Weging samengevat: er is sprake van een ernstig strafbaar feit (in bezit van vervalst ID bewijs). % heeft in zijn eigen verklaring geen melding gemaakt van de strafbare feiten. Het ontbrak % aan een open houding, een eenduidig verhaal, geen uitgebreide of goede toelichting. Daarmee ontbreekt het aan een geloofwaardige verklaring en zijn we niet in staat het antecedent goed te duiden. Naast het antecedent zit betrokkene volgens eigen zeggen diep in de schulden waardoor hij (mogelijk) kwetsbaar is/kan zijn. Zowel herhaling van het feit als de kwetsbaarheid vormt een veiligheidsrisico voor DNB. Derhalve een afwijzing.”.

2.12.

DNB heeft [eiser] op dezelfde dag (7 november 2013) ’s avonds telefonisch medegedeeld dat het gesprek voor DNB geen aanleiding was om terug te komen op het in de brief van 22 oktober 2013 kenbaar gemaakte voornemen en dat hij derhalve niet (langer) voor DNB mocht werken.

2.13.

Op 8 november 2013 heeft DNB [naam 1] telefonisch ingelicht dat [eiser] niet door de screening was gekomen en dat hij daarom van het project moest worden gehaald.

2.14.

Eveneens op 8 november 2013 heeft [eiser] contact opgenomen met DNB en gevraagd om een nader gesprek. Op 12 november 2013 heeft vervolgens nog een gesprek plaatsgevonden waarbij van de zijde van DNB [naam 4] en (wederom) [naam 3] aanwezig waren. Ook van dit gesprek heeft [naam 3] een verslag gemaakt. In dit verslag staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“(…)

“Tekst tussen haakjes is letterlijk gezegd door %”

(…)

% vraagt wat ‘onze’ norm is, dat is voor % onduidelijk. Als % onze norm kent dan kan hij het eea beter “snappen”. % is uitleg gegeven dat wij screenen op basis van onze huisregels. Wij bepalen of sprake is van voldoende waarborgen dat % zijn werkzaamheden mag uitvoeren. Sprake is van onvoldoende waarborgen omdat % niet open en eerlijk is geweest ten tijde van het gesprek.

“Negen jaar geleden is er iets gebeurd en dat wordt mij nu zwaar aangerekend”. % heeft hierover verteld afgelopen donderdag en hij was naar zijn mening open. % is verbaasd dat een beslissing door DNB is genomen terwijl wij inhoudelijk het dossier niet kennen.

(…)

“Bij [naam 1] hebben ze nooit direct gevraagd of ik met politie/justitie te maken heb gehad, als ze dat wel hadden gedaan dan had ik het gezegd”. Deze uitspraak van % staat haaks op wat % aangeeft op het screeningsformulier van DNB, % wordt daadwerkelijk hiernaar gevraagd, % vult bij deze vraag niets in , hierna volgt een brief van DNB met een voorgenomen afwijzing, % krijgt dan nogmaals een kans om openheid te geven ten tijde van het gesprek die daarop volgt en vervolgens blijkt dat % nog steeds geen openheid geeft over zijn JD feiten. “Ik heb erover heen gelezen”. “Een mens is geen machine, er vallen soms gaten”. % heeft veel meegemaakt in zijn leven, vooral in de die week ten tijde van het gesprek. “Weet u de impact op mijn leven nav het gesprek met jullie en de beslissing daarop?” Aangegeven wordt dat dat % dit aan zichzelf kan verwijten omdat hij zelf geen openheid van zaken heeft gegeven. (…)

% vraagt wat nu de grond is van zijn afwijzing? Aangegeven wordt dat DNB een veiligheidsrisico voorziet. Vragen die aan % zijn gesteld zijn niet open en eerlijk beantwoord. Hierdoor kan geen goede beoordeling gedaan worden. Hierdoor is sprake van onvoldoende waarborgen, ook is mogelijk sprake van kwetsbaarheden. Desgevraagd wordt % verteld dat DNB geen schriftelijke bevestiging opmaakt in het kader van de afwijzing, deze heeft % immers zojuist mondeling ontvangen.”.

2.15.

[eiser] heeft zelf ook een verslag gemaakt van het gesprek op 12 november 2013 dat hij als productie 17 in het geding heeft gebracht. In dit verslag heeft hij – samengevat – vastgelegd dat DNB hem geen nadere uitleg wilde geven over het screeningsproces en hem als reden voor de afwijzing heeft gegeven:

“dat u niet eerlijk bent, er zijn onvoldoende waarborgen, er is een mogelijkheid dat er kwetsbaarheden zijn en dus bent u een veiligheidsrisico”.

[eiser] heeft in het verslag vastgelegd dat de medewerkers van DNB hem een leugenaar hebben genoemd.

Ook heeft [eiser] in zijn verslag de volgende passage opgenomen:

“ [eiser] : Kunt u bevestigen, dat ik vanwege de justitiële gegevens ben afgewezen?

DNB: Nee, dat ga ik niet bevestigen. Ik ga niks bevestigen.”.

2.16.

Op 5 december 2013 moest [eiser] het kantoor van [naam 1] verlaten.

2.17.

Bij brief van 11 december 2013 heeft (de toenmalige advocaat van) [eiser] DNB onder verwijzing naar de brief van DNB aan [eiser] van 22 oktober 2013 verzocht of en, zo ja, wanneer [eiser] een definitief besluit tegemoet zou kunnen zien.

2.18.

Op 19 december 2013 stuurde DNB aan [eiser] een brief met een schriftelijke bevestiging van hetgeen zij hem op 7 november 2013 mondeling te kennen hadden gegeven.

2.19.

Tegen het in deze brief vastgelegde besluit heeft (de toenmalige advocaat van) [eiser] bij brief van 2 januari 2014 (aangevuld bij brief van 31 januari 2014) bij DNB een bezwaarschrift ex artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend.

2.20.

Bij beschikking van 29 januari 2014 heeft de kantonrechter te Amsterdam de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] ontbonden met ingang van 1 maart 2014. In de beschikking is, voor zover van belang, het volgende overwogen:

“(…)

[naam 1] verwijt [eiser] dat hij het screeningsformulier verkeerd heeft ingevuld, door (in strijd met de waarheid) te verklaren dat hij nog nooit met de politie of justitie in aanraking is geweest. Voorts verwijt zij [eiser] dat hij de inhoud van de brief van DNB van 22 oktober 2013 voor [naam 1] heeft verzwegen en dat hij na ontvangst van die brief is blijven doorwerken aan het project. [eiser] heeft geen inzicht willen geven in het voorval met justitie uit het verleden. Na doorvragen is [eiser] met niet meer gekomen dan dat het ging om een “akkefietje” bij een gemeente waarvoor geen straf of boete is opgelegd. (…)

Beoordeling

[eiser] heeft in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling omstandig uiteengezet dat hij een betrouwbaar, integer en professioneel werknemer is. Op zich heeft de kantonrechter weinig reden hieraan te twijfelen, doch dat gaat langs de kern van de zaak.

Waar het [naam 1] met name om gaat is dat [eiser] is blijven doorwerken op het project, terwijl hij (door de brief van DNB van 22 oktober 2013) wist dat DNB bij de screening op iets was gestuit, zodanig dat DNB voornemens was hem op die grond niet (langer) tot het project toe te laten. En voorts dat hij, na de ontvangst van de brief van DNB, dit niet onmiddellijk aan [naam 1] heeft gemeld.

De kantonrechter is van oordeel dat [naam 1] hiervan terecht een punt heeft gemaakt. Zij mag van een werknemer verwachten dat dit soort zaken onmiddellijk worden gemeld, waarbij dan besproken kan worden hoe hiermee om te gaan. (…)

[eiser] heeft er met recht op gewezen dat hij niet verplicht is aan [naam 1] inzage te geven over wat er dan precies op het justitiële vlak heeft gespeeld. De andere kant van de medaille is dat hij, als hij [naam 1] niet informeert, niet van [naam 1] kan verwachten dat deze onvoorwaardelijk partij kiest voor [eiser] in diens “strijd” tegen de beslissing van DNB.

Aan [eiser] kan overigens worden toegegeven dat DNB wel wat slordig lijkt te zijn omgegaan met de screeningsprocedure door [eiser] eerst tot het project toe te laten, pas daarna de screening te doen, en vervolgens (na het voornemen te hebben uitgesproken [eiser] verder te weigeren) aan hem nog veiligheidscodes toe te laten komen, waarmee hij elektronische toegang bleef houden tot het project.

Het [hiervoor] vermelde doet echter, naar het oordeel van de kantonrechter, niet af aan de verplichting van [eiser] om de ontvangst van de brief van DNB aan [naam 1] te melden.

(…)”.

2.21.

Op 28 februari 2014 heeft DNB het door [eiser] ingediende bezwaar (zie hiervoor onder 2.19) niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb. Het niet verlenen van toestemming om werkzaamheden voor DNB te verrichten is “een privaatrechtelijke handeling, onder een overeenkomst waarbij DNB in dit geval optreedt als opdrachtgever tot het verrichten van werkzaamheden”, aldus de brief van DNB.

2.22.

Bij brief van 22 mei 2014 heeft (de general counsel van) DNB [eiser] in reactie op een brief van [eiser] aan de president van DNB – kort gezegd – bericht dat hij het screeningsdossier van [eiser] opnieuw heeft laten bekijken en dat hij tot het oordeel is gekomen dat het screeningsonderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

2.23.

Bij brief van 3 juni 2014 heeft (de general counsel van) DNB [eiser] in reactie op een brief van [eiser] van 24 mei 2014 de volgende toelichting gegeven:

“(…)

Een van die antecedenten staat op uw justitieel uittreksel gekwalificeerd als fraude/bedrog (het in het bezit hebben van een vals reisdocument). Deze gegevens waren aanleiding voor de afdeling Beveiliging en transport u uit te nodigen voor een gesprek teneinde u in de gelegenheid te stellen een toelichting te geven op de antecedenten en de reden waarom u deze niet heeft gemeld.

Zowel in het gesprek op 7 november 2013 als in het gesprek op 12 november 2013 heeft u, ondanks herhaald aandringen van DNB-zijde niet inhoudelijk willen reageren dan wel op onderdelen tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Voorts heeft u aangegeven dat u in grote financiële problemen verkeerde. De antecedenten, het niet vermelden daarvan, het niet willen of kunnen verstrekken van een adequate toelichting en de vermelding van uw financiële problemen hebben er in samenhang met de uiterst gevoelige en vertrouwelijke aarde van uw werkzaamheden toe geleid, dat DNB geen andere conclusie kon trekken dan dat continuering van die werkzaamheden en uw aanwezigheid op het terrein van DNB een onaanvaardbaar veiligheidsrisico zouden opleveren. (…)”.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, DNB veroordeelt tot betaling aan hem van een schadevergoeding ten bedrage van (i) € 798.521,30 (bruto) ter zake van gederfde inkomsten, (ii) € 19.425,00 ter zake van studievertraging van één jaar, (iii) €15.947,13 aan advocaatkosten en (iv) € 25.000,00 aan immateriële schade, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het gehele bedrag vanaf 7 november 2013 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van DNB in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. DNB heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld door de wijze waarop de screeningsprocedure is uitgevoerd en de uitkomst daarvan. [eiser] stelt hiertoe – wederom kort weergegeven – het volgende:

( i) DNB heeft – ondanks verzoeken van [eiser] daartoe – geweigerd een formeel besluit in de zin van de Awb te nemen waardoor hij geen bezwaar kon maken en niet van de publiekrechtelijke waarborgen gebruik kon maken;

(ii) DNB heeft de regels van de Wet financieel toezicht (Wft), het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) en het Besluit prudentiële regels (Bpr) betreffende de betrouwbaarheidstoetsing van werknemers van financiële instellingen niet toegepast;

(iii) [eiser] had geen relevante antecedenten (want hij wist dat hij een VOG kreeg voor het werken in de financiële sector);

(iv) het was voor [eiser] onduidelijk op grond waarvan DNB haar besluit had genomen om hem de toegang tot het project te ontzeggen, een deugdelijke (schriftelijke) motivering is hem niet gegeven; pas in haar brief van 3 juni 2014 heeft DNB [eiser] (schriftelijk) duidelijkheid gegeven van welke ernstige relevante antecedenten naar het oordeel van DNB sprake was geweest;

( v) DNB heeft onvoldoende gronden aangevoerd waarom hij een veiligheidsrisico zou zijn en niet langer op het project zou mogen werken;

(vi) DNB heeft [eiser] pas gescreend terwijl hij al was toegelaten tot het project;

(vii) doordat [eiser] de inlogcodes ontving en aan het werk mocht gaan, heeft hij er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij door de screening heen was, althans dat de bezwaren die DNB had niet al te serieus waren, mede omdat door BlackRock en [naam 1] was gecommuniceerd dat alleen medewerkers die door de screening heen waren inlogcodes zouden krijgen (hetgeen ook door DNB zelf in het gesprek van 7 november 2013 is bevestigd);

(viii) de beslissing van DNB om hem, terwijl hij al drieënhalve week op het project werkzaam was, niet ook de laatste dag (behoudens een uitloop van enige dagen) te laten werken op het project is in strijd met artikel 6:248 BW; dit besluit was zodanig disproportioneel dat DNB reeds om die reden – mede in het licht van de voor [eiser] voorzienbare nadelige gevolgen (ontslag bij [naam 1] – in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen;

(ix) DNB heeft naar aanleiding van de klacht van [eiser] verbeteringen in de screeningsprocedure aangebracht (onder meer in die zin dat gescreende medewerkers sneller schriftelijk op de hoogte worden gebracht); kennelijk was de procedure daarvoor dus niet zorgvuldig genoeg;

( x) DNB heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

[eiser] heeft door het onrechtmatig handelen van DNB schade geleden die hij op DNB wenst te verhalen.

3.3.

DNB voert gemotiveerd verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing