Home

Rechtbank Amsterdam, 17-04-2013, BZ7916, AWB 12/4147 AWBZ, 11/5790, 12/1889, 12/1516, 12/2106

Rechtbank Amsterdam, 17-04-2013, BZ7916, AWB 12/4147 AWBZ, 11/5790, 12/1889, 12/1516, 12/2106

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
17 april 2013
Datum publicatie
22 april 2013
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ7916
Zaaknummer
AWB 12/4147 AWBZ, 11/5790, 12/1889, 12/1516, 12/2106

Inhoudsindicatie

AWBZ, verantwoording PGB, Feuerstein

Afwijzing verantwoording pgb ten aanzien van Feuersteinmethode. Eisers zijn geïndiceerd voor begeleiding en volgens verweerder is sprake van behandeling. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de Feursteinmethode als behandeling dient te worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 12/4147 AWBZ en AWB 11/5790 AWBZ ([eiser1]) AWB 12/1889 AWBZ ([eiser2]) AWB 12/1516 AWBZ ([eiser3]) AWB 12/2106 AWB[eiser4])

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser1],

wonende te [woonplaats],

eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door [gemachtigde],

gemachtigde mr. I.R. Viertelhauzen,

[eiseres2],

wonende te [woonplaats1],

eiser,

gemachtigde mr. M.F. Vermaat,

[eiser3],

wonende te [woonplaats],

eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door L.A.M. Weber,

gemachtigde mr. M.F. Vermaat,

[eiser4],

wonende te [woonplaats],

eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door C. de Gruiter,

gemachtigde mr. W.J.A. Vis.

tegen

Zorgkantoor Agis Zorgverzekeringen (Agis),

verweerder,

gemachtigde mr. M.A. Wood.

Procesverloop

AWB 11/5790 AWBZ ([eiser1])

Bij besluit van 9 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de kosten van Feuersteinmethode vanaf 1 januari 2011 niet meer vanuit een persoonsgebonden budget (pgb) mogen worden bekostigd.

Bij besluit van 25 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.

AWB 12/4147 AWBZ ([eiser1])

Bij besluit van 5 oktober 2011 (het primaire besluit I) heeft verweerder de verantwoording van het pgb van eiser voor het eerste halfjaar van 2011 tot een bedrag van € 3.180, - afgewezen.

Bij besluit van 8 maart 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder de verantwoording van het pgb van eiser voor het tweede halfjaar van 2011 tot een bedrag van € 2.120, - afgewezen.

Bij besluit van 10 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I en II kennelijk ongegrond verklaard.

AWB 12/1889 AWBZ ([eiser2])

Bij besluit van 23 augustus 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de verantwoording van het pgb van eiser voor het eerste halfjaar van 2011 tot een bedrag van € 3.180, - afgewezen.

Bij besluit van 14 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

De enkelvoudige kamer van deze rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op

8 november 2012 en bij mondelinge beslissing van diezelfde dag het onderzoek ter zitting geschorst en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.

AWB 12/1516 AWBZ ([eiser3])

Bij besluit van 12 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de verantwoording van het pgb van eiser voor het eerste halfjaar van 2011 tot een bedrag van € 4.905, - afgewezen.

Bij besluit van 27 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.

De enkelvoudige kamer van deze rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op

8 november 2012 en bij mondelinge beslissing van diezelfde dag het onderzoek ter zitting geschorst en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.

AWB 12/2106 AWB[eiser4])

Bij besluit van 15 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de verantwoording van het pgb van eiser in 2011 tot een bedrag van € 5.300, - afgewezen.

Bij besluit van 19 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

De enkelvoudige kamer van deze rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2012. Bij beslissing van 14 november 2012 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.

In alle zaken

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

De rechtbank heeft de zaken ter zitting gevoegd behandeld op 14 februari 2013.

[eiser1], [eiser3] en [eiser4] zijn vertegenwoordigd door hun wettelijk vertegenwoordigers en door hun gemachtigden. [eiser2] is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Aan de kant van verweerder is verschenen

mr. M.A. Wood. Verder zijn aanwezig K. Hol, directeur van Feuerstein Centrum Nederland (FCN), en A.M. Hopman, werkzaam bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ).

Overwegingen

1. feiten en omstandigheden

1.1. Eisers ontvangen zorg op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) in welk kader aan hen een pgb voor (onder meer) de functie begeleiding is toegekend. Eisers hebben dit pgb besteed aan zorg verleend door FCN.

1.2. In de zaak van [eiser1] met procedurenummer AWB 12/4147 AWBZ heeft verweerder bij besluit van 9 maart 2011 aan eiser medegedeeld dat de kosten van Feuersteinmethode vanaf 1 januari 2011 niet meer vanuit een pgb mogen worden bekostigd. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.

1.3. In de overige zaken heeft verweerder bij afzonderlijke besluiten de verantwoording van het pgb van eisers in (de eerste en/of tweede helft van) 2011 afgewezen. Tegen deze besluiten hebben eisers afzonderlijk bezwaar gemaakt.

1.4. Verweerder heeft zich bij de bestreden besluiten – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de zorg die met het pgb is ingekocht bij FCN geen zorg is die ten laste kan komen van het pgb. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het rapport van het CVZ van

9 maart 2010 en het aanvullend rapport van 16 mei 2011 van het CVZ. In deze rapporten heeft het CVZ onderzoek verricht naar de effectiviteit van interventies voor kinderen met een autisme spectrum stoornis en/of een verstandelijke handicap. Onder verwijzing naar deze rapporten stelt verweerder dat de Feuersteinmethode een vorm van behandeling is. Verweerder onderbouwt die stelling door erop te wijzen dat de methode is gericht op de ontwikkeling van denk- en leervaardigheden, hetgeen wordt bereikt door het programmatisch aanleren van denkstrategieën en het programmatisch aanleren van vaardigheden. Behandeling kan niet worden gefinancierd via een pgb. Eisers zijn door middel van de in december 2010 aan hen toegezonden Vergoedingenlijst PGB AWBZ 2011 (hierna: de Vergoedingenlijst) op de hoogte gesteld dat de Feuersteinmethode met ingang van 1 januari 2011 niet meer valt onder de functie begeleiding en daarom niet meer kan worden vergoed via een pgb. Ook hebben eisers van het CVZ hierover in december 2010 een Informatiebulletin ontvangen en heeft verweerder bij de toezending van de verantwoordingsformulieren voor de periode 2010 tot en met 31 december 2010 gewezen op het feit dat het zorgkantoor bij de acceptatie van de verantwoording een vergoedingenlijst hanteert. De door eisers ingediende verantwoordingen zijn dan ook terecht afgewezen, aldus verweerder.

1.5. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten gemotiveerd beroep ingesteld. De kern van het beroep is dat de Feuersteinmethode als begeleiding moet worden aangemerkt. Ten onrechte en zonder onderbouwing stelt verweerder dat de Feuersteinmethode een vorm van behandeling is en dat daarom de kosten niet ten laste van het pgb kunnen worden gebracht. Eisers zijn van mening dat verweerder de verantwoording van de kosten voor Feuerstein ten laste van het pgb had moeten accepteren.

2. beoordeling

2.1. Op deze zaken zijn, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. De in beroep bestreden besluiten zijn namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.

2.2. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder terecht en op goede gronden de verantwoording van de besteding van het pgb aan de Feuersteinmethode voor het jaar 2011 heeft afgewezen door de Feuersteinmethode aan te merken als behandeling zoals bedoeld in artikel 8 van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (BZA) in plaats van als begeleiding zoals bedoeld in artikel 6 van het BZA.

begeleiding en behandeling

2.3. De functies begeleiding en behandeling bestonden voor het Besluit van 1 december 2008, houdende wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Staatsblad 2008 533, hierna: het Besluit), uit ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling.

2.3.1. Blijkens het advies van het CVZ ‘Ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling in de AWBZ’ was bij de invoer van het BZA per 1 april 2003 het onderscheid tussen ondersteunende en activerende begeleiding niet helder en gold dat ook voor het onderscheid tussen activerende begeleiding en behandeling. Naar aanleiding hiervan is vervolgens bij het Besluit besloten om deze functies tot twee nieuwe zorgvormen te herformuleren, te weten begeleiding en behandeling. Activiteiten die vielen onder activerende begeleiding zijn daartoe deels toegevoegd aan de activiteiten die vielen onder de zorgvorm ondersteunende begeleiding. De overige activiteiten zijn onder de aangepaste omschrijving van behandeling gebracht.

2.3.2. De activerende begeleiding was geregeld in het tot 1 januari 2009 geldende artikel 7 van het BZA en luidde als volgt:

Activerende begeleiding omvat een door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op

(a) herstel of voorkomen van verergering van gedrags- of psychische problematiek of

(b) het omgaan met de gevolgen van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap’.

2.3.3. Artikel 6 van het BZA is met ingang van 1 januari 2009 als volgt gaan luiden:

1. Begeleiding omvat door een instelling te verlenen activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van

(a) de sociale redzaamheid,

(b) het bewegen en verplaatsen,

(c) het psychisch functioneren,

(d) het geheugen en de oriëntatie, of

(e) die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.

2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.

3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:

(a) het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen;

(b) het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of

(c) het overnemen van toezicht op de verzekerde.

2.3.4. Op grond van artikel 8 van het (huidige) BZA omvat behandeling door een instelling te verlenen behandeling van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek paramedische aard gericht op herstel of voorkoming van verergering van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, waaronder voorkoming van verergering van gedragsproblemen in verband met een zodanige aandoening, beperking of handicap.

2.3.5 De rechtbank merkt allereerst het volgende op. De gemachtigde van eisers [eiser2] en [eiser3] heeft onder verwijzing naar de uitspraak van rechtbank Alkmaar van 2 februari 2012 (LJN BV7769), aangevoerd dat verweerder per individueel geval dient te beoordelen of de Feuersteinmethode al dan niet als behandeling moet worden gekwalificeerd. De rechtbank volgt eisers daarin niet. Ter zitting is gebleken dat in alle van de onderhavige zaken door FCN de Feuersteinmethode is toegepast. Reeds daaruit volgt dat er geen ruimte is voor een individuele toets. Dat betekent dat de vraag voorligt of de Feuersteinmethode op zichzelf als behandeling of begeleiding gekwalificeerd dient te worden. De rechtbank overweegt als volgt.

2.3.6. De rechtbank stelt vast dat de Feuersteinmethode – kort gezegd – een methodische aanpak betreft met het doel het leervermogen en de cognitieve vaardigheden van de betrokkene positief te veranderen. Blijkens de toelichting van Hol gaat de Feuersteinmethode uit van de bestaande mogelijkheden van de betrokkene. Feuerstein beoogt niet de beperkingen van de betrokkene weg te nemen, maar richt zich op het ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van die beperkingen. Ter zitting heeft Hol toegelicht dat eisers in de maatschappij aanlopen tegen problemen die samenhangen met hun gedrag/beperking. Door de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden probeert de Feuersteinmethode de autonomie van de betrokkenen te vergroten zodat zij zelfstandiger kunnen functioneren in de maatschappij. Dit zou tevens kunnen inhouden dat hun sociale redzaamheid wordt vergroot.

2.3.7. Verweerder heeft in beroep zijn standpunt nader onderbouwd en in dit verband verwezen naar een brief van het CVZ van 4 april 2012. In deze brief heeft het CVZ zich uitgelaten over het verschil tussen de AWBZ-functies behandeling en begeleiding en heeft gemotiveerd waarom de Feuersteinmethode moet worden geduid als behandeling in de zin van artikel 8 van het BZA. De kern van het standpunt is dat van de AWBZ-functie behandeling sprake is als er verbeterdoelen zijn geformuleerd, die op een gestructureerde en programmatische manier worden nagestreefd, en waarvoor specifieke deskundigheid is vereist. De functie begeleiding omvat het oefenen en inslijpen van de in de behandeling aangeleerde vaardigheden en gedrag door het (herhaald) toepassen in de praktijk. Voor (de begeleiding bij) dit oefenen is geen specifieke vaardigheid vereist. De doelstelling (verbeteren, danwel tegengaan van verergering van aandoening, stoornis of beperking versus inslijpen van vaardigheden of compenseren van beperkingen), de mate van structurering van de interventie en de benodigde deskundigheid zijn de meest kenmerkende verschillen tussen beide functies. Het CVZ heeft ter onderbouwing van dit standpunt voorts verwezen naar het rapport “Ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling in de AWBZ” dat het CVZ op 28 juli 2005 heeft uitgebracht aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2.3.8. De rechtbank stelt vast dat de Feuersteinmethode voor de wijziging van het BZA werd gezien als activerende begeleiding. Gelet op de toelichting van Hol ten aanzien van het doel van de methode (omgaan met de gevolgen van de beperkingen en het aanleren van vaardigheden gericht op het gedrag, waardoor men beter kan functioneren in de maatschappij) begrijpt de rechtbank dat deze methode met name aansloot bij onderdeel (b) van het oude artikel 7 van het BZA, ‘het omgaan met de gevolgen van een (…) aandoening of beperking of een (…) handicap’. De rechtbank stelt vast dat, zoals blijkt uit de Nota van Toelichting bij het Besluit, de activiteiten die als activerende begeleiding werden aangeboden vaak onderdeel vormen van een integraal behandelplan. Die activiteiten zijn met het Besluit onder de zorgvorm behandeling gebracht. Daartoe is aan de omschrijving in artikel 8 van het BZA AWBZ de zinsnede “waaronder voorkoming van verergering van gedragsproblemen” toegevoegd.

2.3.9. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank mede van belang of de activiteiten die door FCN worden aangeboden onderdeel uitmaken van een integraal behandelplan.

2.3.10. Ter zitting heeft Hol de werkwijze van FCN nader toegelicht. Hol heeft verklaard dat nadat een betrokkene zich heeft gemeld bij FCN er eerst een intake volgt. Na de intake wordt er een verslag geschreven van de geschiedenis en achtergrond van de betrokkene en wordt de hulpvraag vastgesteld. Vervolgens wordt er een dynamisch onderzoek gedaan, waar ook een verslag van wordt gemaakt. Het dynamisch onderzoek is bedoeld om te kijken hoe de leerprocessen van de betrokkene verlopen en waar de belemmeringen zitten. Meestal doet een orthopedagoog het dynamisch onderzoek. Na het onderzoek vinden er sessies plaats. Deze sessies zijn gericht op de bevindingen van het dynamisch onderzoek. Iedereen die werkzaam is bij FCN, dus ook degenen die de sessies leiden, heeft een opleiding gehad op het gebied van de Feuersteinmethode.

2.3.11. Uit het voorgaande volgt dat de Feuersteinmethode uitgaat van een behandelplan, waarop de sessies zijn gebaseerd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de activiteiten die FCN aanbiedt onderdeel uitmaken van een integraal behandelplan.

2.3.12. Voort is van belang dat de aanspraak op behandeling conform artikel 8 van het BZA onder meer als kenmerk heeft dat het individuele zorg betreft van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke en specifiek paramedische aard. Zoals ook ter zitting door partijen is bevestigd doelt “specifiek” op de gerichtheid van de deskundigheid op specifieke doelgroepen. Hieruit leidt de rechtbank af dat bij behandeling sprake moet zijn van deskundigheid (die gericht is op specifieke doelgroepen). De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in het eerder genoemde rapport van het CVZ van 28 juli 2005, dat blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit door het kabinet is overgenomen. Zo wordt in het rapport op pagina 23 bevestigd dat bij behandeling specifieke medische, gedragswetenschappelijke of paramedische deskundigheid noodzakelijk is. Uit het rapport volgt ook dat behandeling betreft het aanpakken van die problematiek die een professionele aanpak met door de professie als effectief beoordeelde methoden vereist.

2.3.13. Anders dan eisers stellen is de rechtbank van oordeel dat voor de toepassing van de Feuersteinmethode specifieke deskundigheid is vereist. Immers wordt het dynamisch onderzoek doorgaans uitgevoerd door een orthopedagoog en hebben alle medewerkers een opleiding in de Feuersteinmethode genoten. Zoals verweerder ook ter zitting heeft toegelicht, wordt ‘deskundigheid’ in het kader van artikel 8 van het BZA bovendien ruim uitgelegd. Dat volgt ook uit de Nota van Toelichting bij het Besluit, waar onder meer wordt verwezen naar speltherapie.

2.3.14. Gelet op het voorgaande, gelet ook op de inhoud van de rapporten van het CVZ van 9 maart 2010 en 16 mei 2011, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de Feuersteinmethode terecht als behandeling heeft aangemerkt zoals bepaald in artikel 8 van het BZA. Dat zeker niet uit te sluiten is dat onderdelen van de Feuersteinmethode als begeleiding kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 6 van het BZA leidt niet tot een ander oordeel, nu deze begeleiding onderdeel uitmaakt van de behandeling zoals neergelegd in het behandelplan. Dat door de Feuersteinmethode ook de zelfredzaamheid wordt bevorderd, leidt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet tot een ander oordeel.

gelijkheidsbeginsel

2.4. Eisers hebben voorts aangevoerd dat andere zorgkantoren via een pgb in 2011 ingekochte Feuersteinmethode wel accepteren. Verwezen wordt naar een brief van

12 september 2011 van Zorgkantoor Noord-Holland Noord waaruit blijkt dat dit zorgkantoor coulancehalve de kosten van de Feuersteinmethode over de eerste helft van 2011 aan de betrokkene heeft uitgekeerd via een pgb.

2.4.1. De rechtbank begrijpt dat eisers hiermee een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een vergelijkbaar geval. Niet is gebleken om welke reden het Zorgkantoor Noord-Holland Noord alsnog de kosten van de Feuersteinmethode via het pgb heeft vergoed. In dit kader heeft verweerder toegelicht dat tussen alle zorgkantoren is afgesproken dat de Feuersteinmethode in 2011 niet mag worden vergoed uit de middelen van de AWBZ. Niet kan worden nagegaan waarom het betreffende kantoor alsnog tot vergoeding is overgegaan en het is denkbaar dat het in dat geval wellicht gaat om een fout die op deze wijze is hersteld. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.

vertrouwensbeginsel

2.5. Verder hebben eisers aangevoerd dat verweerder op grond van het vertrouwensbeginsel de in het geding zijnde verantwoordingen had dienen te accepteren. De verantwoording van het aan de Feuersteinmethode bestede pgb is in de voorgaande jaren immers wel goedgekeurd en eisers mochten er op vertrouwen dat dit ook zou gelden voor het jaar 2011, aldus eisers.

2.5.1. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepgrond niet slaagt. Vaststaat dat verweerder in het jaar 2009 in het kader van een overgangsregeling de Feuersteinmethode nog aanmerkte als activerende begeleiding die middels een pgb kon worden gefinancierd. Voor het jaar 2010 heeft verweerder de inkoop van de Feuersteinmethode via een pgb nog gedoogd, omdat het onderzoek door het CVZ naar de Feuersteinmethode nog niet was afgerond. Het is echter niet gebleken dat verweerder een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan dat vergoeding van de Feuersteinmethode via een pgb ongewijzigd zou blijven. Dat verweerder in de toekenningsbeschikking 2011 niet expliciet heeft vermeld dat met een pgb geen zorg bij FCN meer kon worden ingekocht, maakt dit niet anders. Evenmin mochten eisers erop vertrouwen dat de regelgeving betreffende vergoedingen in het pgb ongewijzigd zou blijven omdat de Feuersteinmethode in het verleden wel voor vergoeding in aanmerking is gekomen.

2.5.2. Tussen partijen is daarnaast niet in geschil dat verweerder in december 2010 een Vergoedingenlijst aan eisers heeft gestuurd. In de vergoedingenlijst is met betrekking tot de Feuersteinmethode vermeld dat er nog nader onderzoek door het CVZ volgt, maar dat het hier therapie betreft die niet vergoed mag worden via een pgb. Ook staat vast dat het CVZ in december 2010 het zogenaamde Informatiebulletin voor budgethouders aan eisers heeft gestuurd. In dit bulletin zijn de budgethouders erop gewezen dat alle zorgkantoren vanaf

1 januari 2011 de Vergoedingenlijst hanteren en dat deze is te raadplegen via de website van het zorgkantoor.

2.5.3. De rechtbank is van oordeel dat eisers met de Vergoedingenlijst en het Informatiebulletin voldoende adequaat en duidelijk zijn geïnformeerd over welke soorten zorg met ingang van 1 januari 2011 werden gefinancierd via een pgb. Eisers hadden dan ook door raadpleging van de Vergoedingenlijst kunnen weten dat de Feuersteinmethode vanaf deze datum niet meer zou kunnen worden ingekocht met een pgb. Van omstandigheden die maken dat eisers of hun wettelijk vertegenwoordigers niet zouden hebben begrepen wat in de Vergoedingenlijst stond vermeld, is niet gebleken. Dit betekent dat het voor rekening en risico voor eisers moet blijven dat zij hun pgb vanaf 1 januari 2011 hebben gebruikt voor de inkoop van de Feuersteinmethode.

belangenafweging

2.6. Voorts hebben eisers aangevoerd dat het bepaalde in artikel 2.6.12 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) een discretionaire bevoegdheid betreft en dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt. Het artikel bepaalt immers dat de verleningsbeschikking kan worden ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop niet aan de verplichtingen ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rsa, wordt voldaan.

2.6.1. Gelet op de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 januari 2008, LJN BC4321) ziet de rechtbank thans geen ruimte voor een belangenafweging. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.

zorg in natura

2.7. De rechtbank gaat verder voorbij aan de stelling van eisers dat FCN de zorg in natura zou kunnen verlenen in plaats van het via het pgb te bekostigen, nu dit buiten de beoordeling van het geschil valt.

schending hoorplicht

2.8. Ten aanzien van de stelling van eisers dat sprake is van schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat, behalve de zaak van [eiser2], in alle zaken het bezwaar bij het bestreden besluit kennelijk ongegrond is verklaard en daarom is afgezien van een hoorzitting. In de zaak van [eiser2] is het bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar heeft eveneens geen hoorzitting plaatsgevonden.

2.8.1 Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt het bestuursorgaan voordat het op het bezwaar beslist, de belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord. Van het horen kan ingevolge artikel 7:3 onder b, van de Awb worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hieruit volgt dat verweerder eiser [eiser2] in de gelegenheid had dienen te stellen om te worden gehoord. In de andere zaken geldt eveneens dat verweerder eisers had moeten horen, nu uit de voorgaande overwegingen duidelijk blijkt dat in ieder geval geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar.

2.8.2. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen wegens schending van de hoorplicht en de beroepen gegrond verklaren. Gelet op hetgeen reeds eerder is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden besluiten in stand te laten.

proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht

2.9. Nu de beroepen in alle zaken gegrond zullen worden verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig om verweerder in alle zaken te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van hun beroepen bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten maken. De hoogte van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt daarbij vastgesteld overeenkomstig het tarief in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

2.9.1 In de zaken van [eiser1] (AWB 12/4147 AWBZ en AWB 11/5790 AWBZ) stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1.416, - (1 punt voor het verschijnen ter zitting, 2 punten voor de afzonderlijke beroepschriften, waarde per punt € 472, - en wegingsfactor 1).

2.9.2. In de zaak van [eiser4] (AWB 12/2106 AWBZ) stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1.180, - (1 punt voor het verschijnen ter zitting op 30 oktober 2012, 1 punt voor het beroepschrift en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 14 februari 2012).

2.9.3. In de zaak van [eiser2] (AWB 12/1889 AWBZ) stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1.180, - (1 punt voor het verschijnen ter zitting op 8 november 2012, 1 punt voor het beroepschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting op 14 februari 2013).

2.9.4. In de zaak van [eiser3] (AWB 12/1516 AWBZ) stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1.180, - ( 1 punt voor het verschijnen ter zitting op 8 november 2012, 1 punt voor het beroepschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting op 14 februari 2013).

2.9.5. Omdat het beroep in alle zaken gegrond zal worden verklaard, zal de rechtbank uit hoofde van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb verweerder opdragen het door eisers betaalde griffierecht aan hen te vergoeden. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de zaak van eiser

[eiser4] (AWB 12/2106 AWBZ) het griffierecht is vastgesteld op € 0, -, in de zaak van [eiser1] (AWB 11/5790 AWBZ) het griffierecht is vastgesteld op € 41, - en dat in de overige zaken het griffierecht is vastgesteld op € 42, - per zaak.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart de beroepen in alle zaken gegrond;

- vernietigt de bestreden besluiten in alle zaken;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand blijven;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten die eiser [eiser1] in verband met de behandeling van de beroepen heeft moeten maken tot een bedrag van € 1416, - , te betalen aan eiser;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten die eiser [eiser4] in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken tot een bedrag van € 1180, -, te betalen aan eiser;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten die eiser [eiser2] in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken tot een bedrag van € 1.180, -, te betalen aan eiser;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten die eiser [eiser3] in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken tot een bedrag van € 1.180, -, te betalen aan eiser;

- bepaalt dat verweerder in de zaak van [eiser1] met procedurenummer AWB 11/5790 AWBZ aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41, -, vergoedt;

- bepaalt dat verweerder in de zaak van [eiser1] met procedurenummer AWB 12/4147 AWBZ en de zaken van [eiser2] en [eiser3] het door eisers betaalde griffierecht van € 42, - aan hen vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Schoots, voorzitter,

mrs. J.H.M. van de Ven en M. Singeling, leden, leden, in aanwezigheid van

mr. C.A.R. Bleijendaal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB