Home

Rechtbank Amsterdam, 09-05-2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:9139, HA RK 12.49

Rechtbank Amsterdam, 09-05-2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:9139, HA RK 12.49

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
9 mei 2012
Datum publicatie
22 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2012:9139
Zaaknummer
HA RK 12.49

Inhoudsindicatie

Zowel de gang van zaken op de comparitie, waarbij de rechter van een brief heeft geweigerd als toelichting op het tussenvonnis, als de wijze waarop is omgegaan met de producties, wijkt niet af van hetgeen gebruikelijk is en vormt geen aanwijzing van de schijn van partijdigheid.

Uitspraak

Beschikking op het op de zitting van 22 februari 2012 gedane en onder rekestnummer HA RK 12.49 ingeschreven verzoek van:

  1. [verzoekster 1],

  2. [verzoekster 2],

wonende te [woonplaats 1] en te [woonplaats 2],

verzoeksters,

gemachtigden: mrs. C.A. de Jong en C.R. Angel, advocaten te Utrecht,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. I.H.J. Konings, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:

-

het proces-verbaal van de comparitie van 20 februari 2012;

-

een brief aan de President van deze rechtbank d.d. 22 februari 2012 van de gemachtigden van verzoekers;

-

de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 13 maart 2012.

De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 april 2012, alwaar de rechtbank namens verzoekers mr. De Jong en de rechter heeft gehoord. Mr. de Jong heeft pleitnotities overgelegd. Mr. P. de Vos, advocaat van één van de gedaagde partijen, heeft een korte toelichting gegeven namens zijn cliënt op het punt van de vertraging als gevolg van een eventuele toewijzing van het wrakingsverzoek. Voorts is door de rechtbank aan mr. De Vos een vraag gesteld. De uitspraak is bepaald op 9 mei 2012.

1 Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan:

  1. Verzoekers zijn eisende partij in een bij de rechter aanhangige zaak onder nummer 485876 HA ZA 11-862.

  2. Bij tussenvonnis van 26 oktober 2011 heeft de rechter een comparitie na antwoord bepaald.

  3. Bij brieven van 6 en 8 februari 2012 heeft mr. De Jong een nadere toelichting gegeven en een aantal producties overgelegd.

  4. De comparitie heeft plaatsgevonden op 20 februari 2012.

  5. Volgens het proces-verbaal van de comparitie hebben de raadslieden van de wederpartij van verzoekers bezwaar gemaakt tegen de in de brief van 6 februari 2012 opgenomen nadere toelichting voor zover deze geen betrekking

  6. had op de bij die brief ingediende producties. Deze nadere toelichting moest volgens hen worden beschouwd als een verkapte conclusie van repliek.

  7. Mr. de Jong heeft verklaard zich niet te kunnen vinden in dat bezwaar. Hij heeft verklaard vooraf een schriftelijke reactie te hebben gestuurd, omdat hem dat handig leek voor de eenduidigheid van de zaak. De rechtbank heeft daarop beslist dat de brieven met de producties deel uitmaken van het procesdossier, met uitzondering van de nadere toelichting in de brief van 6 februari 2012 voor zover deze geen betrekking hebben op de aanvullende producties. Mr. de Jong heeft tegen die beslissing bezwaar gemaakt.

  8. Enige tijd na aanvang van de zitting heeft de rechter naar aanleiding van de reactie van mr. De Jong op haar vragen aanleiding gezien om de zitting kort te schorsen, om mr. De Jong de gelegenheid te geven om de zitting daarna op een rustiger manier voort te zetten.

  9. Na hervatting van de behandeling heeft mr. De Jong na verloop van enige tijd verzocht om de zitting te schorsen om zich te beraden over een wrakingsverzoek.

  10. Enige tijd na de schorsing en hervatting van de behandeling heeft mr. De Jong volgens het proces-verbaal meegedeeld dat verzoekers de rechter wraken omdat de schriftelijke toelichting bij de producties is geweigerd, in samenhang met het feit dat partij [naam] wél mocht voorlezen uit stukken die niet zijn ingediend en die door de rechtbank werden aangenomen. En voorts omdat de rechter niet competent zou zijn. Zij zou niet op de hoogte zijn van de inhoud van het dossier en van de gang van zaken rond aanslagen van de belastingdienst, noch ten aanzien van de regels met betrekking tot het notariaat.

  11. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. De Jong verklaard dat de gronden van het verzoek in het proces-verbaal juist zijn weergegeven.

2 Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.

2.1

De rechter heeft de brief van 6 februari 2012 als toelichting op het tussenvonnis geweigerd, terwijl één van de andere procespartijen wel de gelegenheid kreeg zeer uitvoerig een nota bene niet in geding gebracht processtuk voor te lezen. Dit laatste zonder verzoekers dan wel hun gemachtigden de gelegenheid te bieden daarop te reageren. De brief van 6 februari 2012 was vooraf aangekondigd en was geschreven in navolging van het verzoek om informatie van de rechter gedaan in het tussenvonnis. Niet alleen de brief werd geweigerd tot aan de toelichting op de producties, maar ook werd geweigerd dat mr. De Jong de brief zou voorlezen. Het is geen pleidooi, zo luidde de reactie van de rechter. De rechter heeft hierdoor de schijn van partijdigheid gewekt. Toen de aanwezige zaakwaarnemer van verzoekers bijvoorbeeld te kennen gaf dat hij die tegenpartij niet kon verstaan, besteedde de rechter hier geen aandacht aan en toen een andere gedaagde partij een antwoord gaf, reageerde de rechter door instemmend te knikken. De rechter heeft daarmee de beginselen van hoor en wederhoor geschonden.

2.2.

De rechter was niet op de hoogte van de inhoud van het dossier en heeft objectief de schijn van partijdigheid gewekt. Onder meer doordat zij op geen enkele manier inging op volstrekt onjuist gepresenteerde rechtsfeiten en antwoorden van gedaagden accepteerde als afkomstig van een onafhankelijke deskundige. Dit stoorde verzoekers te meer omdat deze gedaagden notaris waren en bij de zaak van verzoekers notariële aspecten een belangrijke rol spelen. Aan de andere kant werd mr. De Jong steeds geïnterrumpeerd, niet omdat niet tot de kern van de zaak werd gekomen zoals de rechter heeft aangevoerd, maar klaarblijkelijk omdat niet het antwoord werd gegeven dat de rechter wilde horen.

3 De reactie van de rechter

3.1

De rechter heeft aangevoerd dat mr. De Jong nog voor het tussenvonnis was uitgesproken per brief had aangekondigd dat hij nog een schriftelijke toelichting zou toesturen. Van de zijde van gedaagden werd daartegen bezwaar gemaakt. In het tussenvonnis heeft de rechtbank verzoekers en hun gemachtigden verzocht om ter comparitie kort en bondig te verduidelijken wat de grondslagen van de vordering waren. Mr. De Jong heeft voorafgaand aan de zitting een toelichting van negen pagina’s met tien producties aan de rechtbank gestuurd, die bestond uit een gedeelte waarin hij nader inging op de conclusies van antwoord en daarnaast een aantal producties voorzien van een toelichting. Nadat gedaagden bezwaar hadden gemaakt tegen toelating van dit stuk, dat zij als een verkapte conclusie van repliek beschouwden, heeft de rechter besloten de producties met de daarop gegeven toelichting toe te laten en aan het procesdossier toe te voegen, maar het andere deel van de brief te weigeren.

Anders dan mr. De Jong zich meent te herinneren is hem niet geweigerd om zijn nadere standpunt mondeling uiteen te zetten. Wel is hem te verstaan gegeven dat hij daarvoor pas later de gelegenheid zou krijgen, nadat de rechter haar vragen aan partijen zou hebben gesteld, aangezien de zitting het karakter had van een comparitie en niet van een pleidooi. Een onwelgevallige beslissing is geen reden tot wraking. Mr. De Jong vond dat kennelijk ook, nu hij in die fase van de zitting geen wrakingsverzoek heeft ingediend. Dat één van de gedaagden een brief mocht voorlezen, betekent niet dat aan verzoekers geen gelijkwaardige gelegenheid is gegeven om aan de mondelinge behandeling deel te nemen. Waarbij zij opgemerkt dat de zitting nog lang niet ten einde was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.

3.2

De rechter heeft zich terdege voorbereid en het dossier goed bestudeerd. De stellingen van verzoekers waren echter niet altijd even duidelijk. Dat was reden om daarover enkele vragen te stellen. Dit leidde tot merkbare irritatie bij mr. De Jong. De rechter heeft hem vervolgens uitgelegd dat zij met haar vragen aan hem slechts probeerde meer zicht op de zaak te krijgen. Ook aan de wederpartijen werden vragen gesteld. Als zij daarbij heeft geknikt, dan was dat om te kennen te geven dat zij luisterde en niet als blijk van instemming. Van gemis aan onpartijdigheid is geen sprake.

4. De gronden van de beslissing

4.1

Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2

Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een rechtzoekende persoonlijk, dan wel aangaande een concreet standpunt in een zaak, partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.

4.3

Een rechter bepaalt de gang van zaken op een zitting. Dat betekent dat de rechter de regie in handen had en het moment bepaalde waarop partijen het woord kregen.

Het is de rechtbank niet gebleken dat de rechter door de wijze waarop zij dat heeft gedaan verzoekers of mr. De Jong heeft belet om hun standpunt voldoende voor het voetlicht te brengen. En evenmin dat de rechter daarmee reeds een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de zaak van verzoekers. De bezwaren van verzoekers tegen de gang van zaken op de comparitie vinden ook geen steun in het proces-verbaal of in het bij de mondelinge behandeling van dit verzoek verhandelde.

4.4

Ook de wijze waarop is omgegaan met de producties wijkt niet af van hetgeen gebruikelijk is bij civiele procedures en vormt geen aanwijzing voor de schijn van vooringenomenheid bij de rechter. De rechter heeft slechts geweigerd dat mr. De Jong zijn brief van 6 februari 2012 aan het begin van de zitting zou voorlezen. Zij heeft de brief wel als processtuk geaccepteerd met uitzondering van alles wat inging op de conclusie van antwoord. Mr. de Jong mocht – zo acht de wrakingskamer aannemelijk – zijn nadere standpunt aan het eind van de behandeling wel uiteen zetten als daar aanleiding voor was. De rechter heeft aldus ter zitting uitdrukkelijk verklaard. Weliswaar hebben Mr. De Jong en de zaakwaarnemer van zijn cliënten die stelling weersproken, maar ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. De Vos de juistheid daarvan desgevraagd bevestigd. Dat het van zodanige nadere uiteenzetting niet is gekomen was het gevolg van de indiening van het wrakingsverzoek.

4.5

Zelfs als de rechter niet (volledig) op hoogte zou zijn van de verschillende technische aspecten van de zaak van verzoekers met betrekking tot zowel de fiscale als notariële wetgeving, betekent dat nog niet dat zij daardoor de schijn van partijdigheid heeft gewekt.

4.6

Het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:

-

wijst het verzoek tot wraking af;

-

bepaalt dat de procedure met zaaknummer HA ZA 11-863 wordt voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mrs. A.A.M. van Oosten en M.W. van der Veen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv geen voorziening open.