Home

Rechtbank Amsterdam, 01-04-2010, BO1256, 976678 CV EXPL 08-25005

Rechtbank Amsterdam, 01-04-2010, BO1256, 976678 CV EXPL 08-25005

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
1 april 2010
Datum publicatie
20 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BO1256
Zaaknummer
976678 CV EXPL 08-25005

Inhoudsindicatie

Passagiers hebben vordering op luchtvaartmaatschappij gecedeerd aan derde. Is sprake van rechtsgeldige cessie? Is luchtvaartmaatschappij verplicht tot tot compensatie van passagiers, gelet op EG-verordening 261/2004?

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

Rolnummer: 976678 CV EXPL 08-25005

Vonnis van: 1 april 2010

F.no.: 568

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EUCLAIM B.V.,

gevestigd te Brummen,

eiseres,

nader te noemen: EUclaim,

gemachtigde: J.M. van Meggelen,

t e g e n

de naamloze vennootschap

KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amstelveen,

gedaagde,

nader te noemen: KLM,

gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers.

VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 13 mei 2009 is een tussenvonnis gewezen, waarbij de kantonrechter een comparitie van partijen heeft gelast. De comparitie van partijen heeft geen doorgang gevonden. Partijen hebben nadere stukken overgelegd. De kantonrechter verwijst naar de rolmededeling van 26 augustus 2009. Partijen hebben vervolgens beide nog een (nadere) akte ingediend. Hierna is opnieuw vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Voor de vaststaande feiten, de vordering en het verweer verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 13 mei 2009. Het lijkt niet langer zinvol dat partijen persoonlijk op een zitting komen om nadere inlichtingen te verstrekken en de mogelijkheid van een schikking te onderzoeken. De kantonrechter acht zich voldoende voorgelicht om in de onderhavige zaak te beslissen.

2. De kantonrechter verwerpt het verweer van KLM, dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie van de vorderingen van de passagiers aan EUclaim. Uit de inhoud van de onderhavige akte van cessie blijkt voldoende dat de cessie tot doel had de vorderingen van de passagiers daadwerkelijk te doen overgaan op EUclaim. De omstandigheid dat de tegenprestatie van EUclaim voor de overdracht afhankelijk is van de uitkomst van de procedure, is niet voldoende voor het oordeel dat in dit geval geen sprake zou zijn van een geldige titel van overdracht. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking, dat EUclaim blijkens de akte van cessie onder meer op zich heeft genomen een eventuele incassoprocedure te financieren. EUclaim moet in dit licht geacht worden het juridisch en economisch risico van de passagiers te hebben overgenomen.

3. De kantonrechter volgt KLM tegen deze achtergrond voorts niet in haar verweer dat EUclaim in haar vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze betrekking heeft op het minderjarige kind van de passagiers, [naam 1]. Aan KLM kan worden toegegeven dat de ouders op de voet van artikel 1:345 BW een machtiging van de kantonrechter zouden behoeven om voor [naam 1] in rechte op te treden. In dit geval is hiervan echter geen sprake. Mede gezien hetgeen hiervoor onder 2. werd overwogen moet worden aangenomen dat de ouders de vordering van [naam 1] - daarbij handelende in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van deze laatste - hebben overgedragen aan EUclaim. Gronden om aan te nemen dat deze overdracht niet rechtsgeldig zou hebben plaatsgevonden zijn niet gebleken. Als uitgangspunt geldt derhalve dat EUclaim thans een eigen vordering indient. Zij behoefde hiervoor geen machtiging van de kantonrechter.

4. KLM heeft voorts als verweer aangevoerd, dat zij in dit geval niet tot compensatie van de passagiers was gehouden, omdat deze in Curaçao al bijstand en compensatie hadden ontvangen als bedoeld in artikel 3 lid 1 onder b van EG-verordening 261/2004 (hierna: de verordening). Dit artikel bepaalt voor zover van belang:

1. Deze verordening is van toepassing

a) (…)

b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, [onderstreping kantonrechter] indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is.

5. In dit geval was op Curaçao geen sprake was van een locale regeling die het geven van bepaalde voordelen of compensatie en bijstand voorschreef.

6. Gezien het beschermende karakter van de verordening kan niet worden aanvaard dat in een dergelijk gevallen aan toepassing van de verordening kan worden ontkomen doordat op grond van een eigen regeling van de luchtvaartmaatschappij andere of mindere voordelen of compensatie en bijstand worden verstrekt dan artikel 7 van de verordening voorschrijft. De verordening moet geacht worden zich ook over deze gevallen uit te strekken. Van ‘bepaalde voordelen of compensatie’ als bedoeld in de voormelde bepaling kan dan ook slechts worden gesproken voor zover deze voldoen aan hetgeen artikel 7 van de verordening dienaangaande voorschrijft.

7. In het onderhavige geval staat vast dat van een geldelijke compensatie als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de verordening geen sprake is geweest. Voorts is niet gebleken dat KLM op de voet van artikel 7 lid 3 schriftelijke toestemming van de passagiers had verkregen voor het op andere wijze verstrekken van de compensatie. Dit betekent dat KLM op grond van de hiervoor onder 4. genoemde regelgeving alsnog tot compensatie van de passagiers was gehouden. De vordering van EUclaim is derhalve toewijsbaar zoals hierna te vermelden.

8. Voldoende gebleken is dat er kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte zijn gemaakt. De hoogte van het gevorderde bedrag aan deze kosten komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Ook dit onderdeel van vordering is derhalve toewijsbaar.

9. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.

10. KLM zal bij deze uitkomst van de procedure worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van EUclaim.

BESLISSING

De kantonrechter:

I. veroordeelt KLM tot betaling aan Euclaim van:

- € 1.800,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2008 tot aan de voldoening;

- € 357,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;

II. veroordeelt KLM in de proceskosten, aan de zijde van Euclaim tot op heden begroot op:

- € 201,00 aan griffierecht;

- € 74,30 aan explootkosten;

- € 450,00 aan salaris gemachtigde;

- € 725,30 in totaal;

inclusief eventueel verschuldigde BTW;

III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

IV. wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. F. van der Hoek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter