Home

Rechtbank Amsterdam, 30-07-2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:3855 BN3496, 463352 / KG ZA 10-1259 WT/MB

Rechtbank Amsterdam, 30-07-2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:3855 BN3496, 463352 / KG ZA 10-1259 WT/MB

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
30 juli 2010
Datum publicatie
9 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BN3496
Zaaknummer
463352 / KG ZA 10-1259 WT/MB

Inhoudsindicatie

Huisartsenpost moet arts weer toelaten. De voorzieningenrechter heeft een huisartsenpost op straffe van een dwangsom veroordeeld om een van de daar werkzame waarnemers weer toe te laten en hem in staat te stellen zijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten. Weliswaar is geen sprake van een overeenkomst tussen de post en de arts, maar vrijblijvend is de relatie evenmin. Het staat de huisartsenpost dan ook niet vrij om de relatie van de ene op de andere dag op te zeggen. De aard van de relatie, de redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheids-normen staan daaraan in de weg. Een kwestie over ontbrekende inlogcodes is geen deugdelijke grond voor de toegepaste maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 463352 / KG ZA 10-1259 WT/MB

Vonnis in kort geding van 30 juli 2010

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser bij dagvaarding van 7 juli 2010,

advocaat mr. E.J.C. de Jong te Utrecht,

tegen

de stichting STICHTING HUISARTSENPOST AMSTELLAND,

gevestigd te Amstelveen,

gedaagde,

advocaat mr. L.A.P. Arends te Nijmegen.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 22 juli 2010 heeft eiser, verder [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder ook SHA, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:

aan de zijde van [eiser]: [eiser], bijgestaan door mr. R.P.F. van der Mark, advocaat te Utrecht; aan de zijde van SHA: mevrouw [vertegenwoordiger gedaagde] (verder: [vertegenwoordiger gedaagde]), directeur, en mr. Arends, voornoemd.

2. De feiten

2.1. [eiser] is 61 jaar en sinds 23 jaar huisarts. Sinds enkele jaren heeft [eiser] geen eigen praktijk meer. Zijn voornaamste werkzaamheden bestaan thans uit het waarnemen van de praktijk van andere huisartsen en het verrichten van diensten op huisartsenposten.

2.2. SHA exploiteert de huisartsenpost Amstelland. Deze huisartsenpost levert huisartsenzorg voor de regio Amstelland, in de avond- nacht- en weekenduren en op feestdagen, dat wil zeggen op de tijdstippen dat de praktijken van de eigen huisartsen van patiënten in de regio gesloten zijn.

2.3. [eiser] is jarenlang werkzaam geweest op de locatie huisartsenpost Amstelland, op basis van verschillende (feitelijke en juridische) constructies.

2.4. De huisartsenposten hanteren een ‘Acceptatieprocedure waarnemers op de post”. Daarin staat onder meer dat zonder inlogcode van de Call manager en de website geen dienst kan worden gedaan en dat de waarnemer zich ervan dient te vergewissen dat hij/zij op de hoogte is van de geldende protocollen en procedures. Verder wordt in dit document verwezen naar het ‘protocol “disfunctionerende huisarts” ’. Op het ‘Aanmeldformulier waarnemer’ van SHA en van andere huisartsenposten dient de waarnemer te verklaren “dat hem/haar het functioneren als huisarts niet eerder is ontzegd door een huisarts of huisartsenpost”.

2.5. [eiser] heeft thans een ‘overeenkomst van opdracht’ met Waarneembemiddeling.nl Zorgintermediair B.V. (verder: De Zorgintermediair), ingaande 1 december 2009. Op basis daarvan bemiddelt De Zorgintermediair tussen [eiser] als waarnemer en verschillende opdrachtgevers, onder wie SHA. Deze overeenkomst loopt tot 1 januari 2012. Vrijwel alle nachtdiensten op SHA lopen inmiddels via De Zorgintermediair. Voor wat betreft de overige diensten (de avonddiensten, de diensten op zaterdagen, zondagen en feestdagen) treedt [eiser] eveneens regelmatig op als waarnemer voor huisartsen die zijn aangesloten bij SHA. In dat geval geschiedt de verkoop van de diensten rechtstreeks tussen de betreffende huisarts en de waarnemer.

2.6. In een brief van 15 december 2009, door SHA in het geding gebracht en gericht aan ‘Beste huisarts’ en ondertekend door [vertegenwoordiger gedaagde], staat onder meer dat SHA haar beleid inzake wachtwoorden en inloggegevens heeft aangepast in verband met de Wet Bescherming Persoonsgegevens. In deze brief wordt verzocht een aantal documenten aan SHA te zenden, waarna een inlogcode zal worden verstrekt. In de brief staat ook dat zonder de inloggegevens na 4 januari 2010 niet meer op de post kan worden gewerkt.

2.7. SHA heeft voorts een aan [eiser] gerichte aan zijn huisadres geadresseerde brief in het geding gebracht, gedateerd 24 december 2009, waarin nieuwe inloggegevens staan en waarin is vermeld dat nog tot 4 januari 2010 kan worden ingelogd met de oude gegevens.

2.8. Bij (ongedateerde) brief is aan [eiser] het volgende meegedeeld:

“Op vrijdag 26 maart bent u door Zorg intermedair ingelicht over het feit dat wij geen gebruik meer willen maken van uw diensten als waarnemer. Direct aanleiding daarvoor was een incident in de nacht van 15 op 16 maart.

Op maandag 29 maart heeft u weer bij ons waargenomen terwijl er een andere waarnemer bij ons ingeroosterd stond. Dit verbaast ons erg, u hebt te horen gekregen niet meer welkom te zijn op onze post. Om misverstanden te voorkomen willen wij u nogmaals meedelen dat de huisartsenpost een weloverwogen besluit heeft genomen toen zij heeft laten weten geen gebruik meer te willen maken van uw diensten. U wordt dus ook niet meer op de huisartsenpost verwacht. Uw inlogcode is komen te vervallen.”

De brief is ondertekend door [vertegenwoordiger gedaagde] en [medisch coördinator], medisch coördinator.

2.9. In een e-mail van 8 april 2010 heeft [consulent], consulent van De Zorgintermediair, naar aanleiding van een mailtje van [eiser], onder meer het volgende aan [eiser] meegedeeld:

“Uit de mail lees ik dat het voor u onduidelijk is wat nu precies de beweegredenen van de de HAP (SHA, vzr.) zijn, en dat u een probleem heeft met de wijze van communiceren naar u. Inhoudelijk kan ik er als intermediair niet echt over oordelen, daarvoor weet ik er te weinig van. Wel heb ik de HAP nog eens geadviseerd om persoonlijk met u in contact te treden om meer duidelijkheid te verschaffen over de kwestie, en hun motivatie daarin. (…) Wij zien vanuit De Zorgintermediair nu absoluut géén aanleiding om de samenwerking met u te staken. Uiteraard kan ik u niet meer op deze HAP inzetten, maar op andere posten natuurlijk wel. Dit doen wij dan ook graag daar wij nooit een persoonlijk probleem met u gehad hebben of anderzijds klachten hebben gekregen over uw functioneren.”

2.10. [naam 1] van het secretariaat van SHA heeft in een aan [eiser] gerichte e-mail van 16 april 2010 meegedeeld dat [vertegenwoordiger gedaagde] inmiddels weer bereikbaar is, en op welk telefoonnummer. De e-mail is gericht aan: [e-mailadres].

2.11. Bij brief van 30 april 2010 heeft [eiser] op de onder 2.8 vermelde brief gereageerd en meegedeeld dat hij op 29 maart 2010 wel degelijk was ingeroosterd. Verder is [eiser] ingegaan op het incident in de nacht van 15 op 16 maart 2010, dat, naar [eiser] volgens zijn brief op 26 maart 2010 telefonisch van de heer [consulent] van De Zorgintermediair had vernomen, te maken zou hebben met niet werkende inlogcodes. In de brief heeft [eiser] meegedeeld het er niet mee eens te zijn dat hem de toegang tot de huisartsenpost is ontzegd, aangezien daar geen enkele reden voor bestaat, dat [vertegenwoordiger gedaagde] niet heeft gereageerd op zijn verzoek met hem in contact te treden en dat geen hoor en wederhoor is toegepast over het incident met de inlogcodes.

2.12. In reactie op de brief van 30 april 2010 heeft SHA bij brief van 10 mei 2010 het volgende aan [eiser] meegedeeld:

“Stichting Huisartsenpost Amstelland heeft een overeenkomst met de Zorgintermediair. Voor klachten en vragen met betrekking tot waarneming op onze huisartsenpost richten wij ons dan ook tot hen. Ons weloverwogen besluit om, na het incident van 15 op 16 april, niet meer van uw diensten als waarnemer gebruik te willen maken, hebben wij dan ook in eerste instantie met de Zorgintermediair besproken. In tweede instantie hebben wij dit op hun verzoek ook schriftelijk aan u meegedeeld.

U heeft, naar ik aan neem ook een overeenkomst met de Zorgintermediair afgesloten. De vragen en klachten genoemd in uw brief moet u dan ook met hen bespreken.”

2.13. Bij brief van 21 mei 2010 heeft de raadsman van [eiser] aan SHA geschreven dat op geen enkele wijze een deugdelijke motivering is gegeven voor het besluit om [eiser] niet meer toe te laten tot de huisartsenpost. Het ‘incident’ in de nacht van 15 op 16 maart 2010 is volgens de brief een ‘futiele gebeurtenis zonder enige verwijtbaarheid’ aan de kant van [eiser] en dit ‘incident’ kan het besluit van SHA in redelijkheid niet dragen. In de brief, waarvan ook een kopie naar [medisch coördinator] is gezonden, is verzocht om intrekking van het besluit en, als dat niet zou gebeuren, het onderhavige kort geding aangekondigd.

2.14. Na 21 mei 2010 heeft confraternele correspondentie tussen de raadslieden van partijen plaatsgevonden, maar dat heeft niet tot oplossing van het geschil geleid.

2.15. [eiser] heeft het “Modelprotocol Disfunctionerende huisarts op de huisartsenpost” van de Vereniging Huisartsenposten Nederland (VHN) in het geding gebracht, gedateerd september 2008.

In Artikel 1 Definities staat:

“1. Disfunctioneren;

Een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin een patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad en waarbij de betreffende arts niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen. Disfunctioneren kan er ook uit bestaan dat een arts niet of onvoldoende in staat is tot collegiale samenwerking. (…)

3. Betreffende huisarts: De huisarts op wie het (vermeend) disfunctioneren betrekking heeft. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een huisarts praktijkhouder, een huisarts in dienstverband van een andere huisarts (…) of een waarnemer.”

Verder bevat het protocol de volgende bepalingen:

“Artikel 2. Doel van het protocol

Dit protocol behandelt de wijze waarop (…) wordt omgegaan met (vermeend) disfunctioneren van huisartsen die ten behoeve van HDS (Huisartsendienstenstructuur, vzr) werkzaam zijn. (…)

Artikel 10 Behandeling door Commissie van Advies

1. De Commissie stelt de betreffende huisarts in de gelegenheid om binnen twee weken na het verzoek daartoe schriftelijk te reageren (…). (…)

2. Binnen twee weken na ontvangst van de schriftelijke reactie van de betreffende huisarts vindt een mondelinge behandeling plaats (…)

(…)

Artikel 12 Beslissing door bestuur HDS

In gevallen waarin sprake is van disfunctioneren en de betreffende arts geen medewerking verleent aan een verbetertraject en in gevallen waarin verbetermaatregelen geen of onvoldoende effect hebben beslist het bestuur (…) over de te treffen maatregelen. (…) Tot de te treffen maatregelen kunnen onder meer behoren: (…)

c) de overeenkomst met de huisarts op te zeggen;”

2.16. Onder de door [eiser] ingebrachte gedingstukken bevindt zich de ‘Handreiking Waarnemers op de post” gedateerd mei 2009. Deze bevat onder meer de volgende passages:

“2.2 Acceptatieprocedure

5. Een procedure ingeval van twijfel over de geschiktheid van een waarnemer.

(…)

Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid is het (…) wenselijk dat een huisartsenpost

de twijfel over een waarnemer concretiseert door aan te geven op welke criteria een waarnemer beoordeeld is, voor welke concrete punten de twijfel geldt en hierover in gesprek gaat met de waarnemer. Tevens kan een route worden aangegeven waarmee de waarnemer alsnog de geschiktheid kan laten blijken; (…)

4. Beëindiging van de waarneemrelatie

(…)

4.2 Beëindiging door de huisartsenpost

Als een post ondanks een zorgvuldige acceptatieprocedure, geconfronteerd wordt met klachten over een waarnemer, moet in het uiterste geval de relatie met de waarnemer beëindigd kunnen worden. (…)

De KNMG heeft in 2008, op verzoek van de VHN, een modelprotocol opgesteld met betrekking tot disfunctionerende huisartsen op huisartsenposten. Het protocol geeft een praktisch stappenplan in geval een collega huisarts of een medewerker aanwijzingen heeft dat een huisarts disfunctioneert of zou kunnen gaan disfunctioneren. Voor de betreffende stappen wordt verwezen naar het modelprotocol. Het protocol is van toepassing op zowel de aangesloten huisartsen als de waarnemers en wordt beschouwd als onderdeel van deze handreiking. (…)”

2.17. SHA heeft een transcript in het geding gebracht van het telefoongesprek

Dat heeft plaatgevonden op 16 maart 2010 om 01.02 uur met de toen dienstdoende ‘triageassistent’ (intaker) [naam 2] (T.) en[naam 3] (M.), medewerkster van SHA, onder meer belast met ICT, over de omstandigheid dat [eiser] die nacht niet over de juiste inlogcodes beschikte. In dit transcript staat onder meer:

“T. Ik zit op de post, je ligt vast te slapen?

M. Nou nee hoor, maar goed ik lig wel al in bed.

T. Ik vind het heel vervelend om je te bellen maar hum, ik werk hier met [eiser].

M. Ja,.

T. Enne, die kan niet autoriseren of niks omdat hij geen inlog, zijn inlogcode niet heeft. (…)

(…)

M. En hoe kan dat dan? Kan hij dat nooit?

T. Nou hij heeft, ja dat, hij alle artsen hebben toch een nieuwe inlogcode gekregen?

(…)

T. ja, hij zegt dat hij die niet heeft.

M. Ja maar die heeft hij wel gekregen!

T. Ja maar goed. Hij heeft hem dus niet hier. En dan moet hij thuis gaan zoeken.

(…)

T. Wat? Ja, [eiser] is hier. Is nou met een patiënt bezig.”

De triageassistent heeft vervolgens ingelogd met de gegevens van [naam 3] en op die manier de onder 2.7 genoemde brief boven water gekregen, met de inlogcodes van [eiser], waarmee het probleem is opgelost. Uit het transcript blijkt verder dat [eiser] op een zeker moment bij dit telefoongesprek op de achtergrond aanwezig was en dat hij tegen de assistent heeft gezegd dat hij de brief met de codes nooit heeft ontvangen.

Verder heeft SHA een transcript overgelegd van twee telefoongesprekken die [eiser] (H.) heeft gehad met [naam 1] (L.) op 26 maart 2010, waarin [eiser] heeft gevraagd om opheldering, naar aanleiding van het briefje van De Zorgintermediair en waarin [naam 1] hem heeft meegedeeld dat hij daarvoor bij [vertegenwoordiger gedaagde] moet zijn. In het tweede gesprek heeft [naam 1] aan [eiser] meegedeeld dat [vertegenwoordiger gedaagde] niet bereikbaar is, maar dat ze een briefje op haar bureau heeft gelegd, met het verzoek om [eiser] terug te bellen. In dit transcript staat onder meer:

“H. Ja nou (…) ik werk al een jaar of acht. (…) Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit eens een probleem heb gehad op de post en ik hoor nu ineens (…) dat is even één probleem geweest, ik was mijn inlogcode kwijt en toen hebben ze [naam 4] gebeld euh die was daar uiteraard niet blij mee maar dat was ook helemaal niet op mijn verzoek verder (…) dat was voor mij niet perse nodig want er was nog een computer die gewoon open stond dus ik heb gezegd ik wil ook wel op die computer werken en dan kan ik gewoon mijn naam erbij zetten, dat deed ik vroeger namelijk voordat ik een inlogcode had dan deed ik dat ook altijd al zo (…) eerlijk gezegd had ik ook niet de indruk dat daar een enorm probleem bestond (…).”

2.18. SHA heeft als productie 7 overgelegd het protocol ‘Vermeend disfunctionerende huisarts”, dat op 1 mei 2010 in werking is getreden, met daarin de volgende bepalingen:

“Waarnemende huisartsen:

Onvoldoende presteren

Een waarnemer kan ten alle tijden de toegang tot de post ontzegd worden door de medisch coördinator en/of directeur als er sprake is van:

- onbetrouwbaar (zoals bij herhaling niet op tijd aanwezig zijn)

- diverse gegronde klachten/MIP meldingen over de betreffende arts

- niet handelen volgens de geldende regels en afspraken op de post (…)

Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden:

De medisch coördinator is verantwoordelijk voor het bespreken van de problemen met de disfunctionerende huisarts. De directeur heeft in dit proces de eindverantwoordelijkheid.”

2.19. Over de MIP (Meldingen Incidenten Patiëntenzorg) is op de website van SHA het volgende vermeld:

“Als een medewerker merkt dat de patiëntveiligheid in gevaar komt is de MIP-procedure de aangewezen manier om dit kenbaar te maken. De MIP-meldingen worden besproken door de MIP-commissie. Deze commissie bespreekt maatregelen ten aanzien van de meldingen en adviseert de directeur met betrekking tot de te nemen maatregelen. (…) MIP-meldingen worden vertrouwelijk behandeld.”

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter het besluit om [eiser] de toegang tot de huisartsenpost te ontzeggen vernietigt, althans buiten werking stelt, althans SHA veroordeelt om [eiser] weer toe te laten tot de post en hem op de gebruikelijke wijze de ondersteuning te bieden ten behoeve van zijn werkzaamheden als (waarnemend) huisarts, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van SHA in de proceskosten.

3.2. [eiser] heeft zijn vordering, samengevat, als volgt toegelicht. [eiser] functioneert al jaren naar behoren als waarnemend huisarts op de huisartsenpost. Er zijn nooit klachten over hem geuit. Toen hij na een vakantie van drie weken op 15 maart 2010 weer werkzaam was op de post, bleek er een probleem te zijn met zijn inlogcode. Dat probleem is ter plekke opgelost door de assistente na een telefoontje met de ICT-medewerkster van SHA. Dat telefoontje had van [eiser] niet eens hoeven plaatsvinden, omdat de computer nog aan stond en hij daarop nog op een andere inlogcode kon werken. [eiser] heeft de nieuwe inlogcodes niet ontvangen. Hij heeft daarvoor wel een verklaring, namelijk dat er mails zijn gezonden naar een verkeerd e-mailadres, namelijk naar [e-mailadres] in plaats van naar [e-mailadres]. De brief van 24 december 2009, die naar zijn postadres zou zijn verstuurd, heeft hij evenmin ontvangen. Vóór zijn vakantie, ook na

4 januari 2010, kon hij gewoon inloggen met zijn oude codes. Wat daarvan ook zij, de gebeurtenis met betrekking tot de inlogcodes is van dermate gering belang dat deze de maatregel van SHA op geen enkele wijze rechtvaardigt. Er is geen hoor en wederhoor toegepast, ondanks diverse verzoeken van [eiser] heeft [vertegenwoordiger gedaagde], de verantwoordelijke directeur, hem nimmer teruggebeld. Alle terzake doende protocollen zijn met voeten getreden. Naderhand, toen de ontzegging al een feit was, heeft SHA meegedeeld dat er nog andere klachten over [eiser] zouden zijn. Afgezien van één melding, die onterecht bleek te zijn en ook is ingetrokken, is echter geen van deze klachten ooit met [eiser] besproken. Het werk op de huisartsenpost is voor [eiser] bijzonder belangrijk en een aanzienlijke inkomstenbron. Daarnaast is het voor [eiser] belangrijk om bij de SHA te kunnen blijven werken, nu de locatie zich dicht bij het woonadres van [eiser] bevindt. Bovendien is door de maatregel de naam van [eiser] bezoedeld, aangezien men nu de indruk heeft dat hij een niet goed functionerende arts is. Op het aanmeldformulier voor huisartsenposten dient te worden vermeld of de desbetreffende arts ooit de toegang tot een post is ontzegd. Als dat bevestigend moet worden beantwoord heeft dat onmiskenbaar een diffamerende werking. Verder heeft SHA regionaal een monopoliepositie en is er een tekort aan waarnemers. Het is dus in ieders belang dat [eiser] weer bij SHA aan het werk kan. Door het nemen van het besluit heeft SHA in strijd met de redelijkheid en billijkheid, onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld. Het moet dus worden teruggedraaid. Van [eiser] kan niet worden gevergd om de uitkomst van een bodemprocedure hierover af te wachten.

3.3. SHA heeft tegen de vordering verweer gevoerd, dat hierna zal worden besproken.

4. De beoordeling

4.1. Anders dan SHA heeft betoogd heeft [eiser] een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Voldoende aannemelijk is dat het werk bij de SHA voor [eiser] een belangrijke bron van inkomsten is, althans is geweest. Het door SHA aangevoerde argument dat De Zorgintermediair het contract met [eiser] niet heeft beëindigd en dat hij op meer plekken kan werken dan bij SHA en dat feitelijk ook doet, ontneemt aan [eiser] niet zijn belang bij het behouden van SHA als belangrijke werklocatie. Door zijn uitsluiting bij SHA kan [eiser] niet alleen geen nachtdiensten meer verrichten op deze post, maar kan hij ook niet in de avonden, weekends en feestdagen voor huisartsen op die post waarnemen. Daar komt bij dat het voor [eiser] van belang is om te werken in de buurt van zijn woonadres. Verder is aannemelijk dat de getroffen maatregel een smet werpt op de goede naam van [eiser], die, als de maatregel ten onrechte getroffen zou blijken te zijn, zo snel mogelijk dient te worden weggenomen. Ook als [vertegenwoordiger gedaagde], zoals zij heeft verklaard, niemand anders dan de direct betrokkenen over het hoe en waarom van het besluit heeft ingelicht, zal de getroffen maatregel in bredere kring bekend worden, alleen al vanwege de verplichte vermelding op het aanmeldformulier voor waarnemers.

4.2. SHA heeft vervolgens betoogd dat de vorderingen van [eiser] een deugdelijke grondslag ontberen, aangezien de relatie tussen [eiser] en SHA een vrijblijvende en geen rechtstreekse is, vergelijkbaar met die van de uitzendkracht en de opdrachtgever. De door [eiser] aangehaalde protocollen worden volgens SHA niet door haar gehanteerd, met uitzondering van het modelprotocol ‘Vermeend disfunctionerende huisarts’. Dat protocol is weliswaar pas op 1 mei 2010 in werking getreden, maar SHA stelt zich daaraan wel te hebben gehouden. SHA heeft niet alleen het incident met betrekking tot de inlogcodes aangegrepen om [eiser] de toegang tot de huisartsenpost te ontzeggen, maar ook eerdere klachten die door [medisch coördinator] met [eiser] zouden zijn besproken, te weten de volgende gebeurtenissen:

- [eiser] zou de NHG-standaard (een wezenlijk kwaliteitsinstrument voor huisartsen) een ‘veredeld kookboek’ hebben genoemd;

- hij zou bij nachtdiensten niet gewekt willen worden via de interne telefoon, maar alleen door de assistentes persoonlijk, die hem daarbij regelmatig (half) ontbloot aantroffen waarbij zij zich ongemakkelijk voelden;

- hij zou uitstralen dat hij liever geen patiënten zag en regelmatig geen visites willen doen;

- hij zou (te-)veel zaken laten afhandelen door de assistentes;

- hij zou een keer bij een lijkschouwing zijn vergeten zijn handtekening op de overlijdenspapieren te zetten.

De gebeurtenis met betrekking tot de inlogcodes was het zoveelste incident, dat volgens SHA de onbetrouwbaarheid van [eiser] illustreert en voldoende basis biedt om hem niet langer als waarnemer op de post toe te laten. SHA heeft benadrukt dat [eiser] het incident niet serieus heeft genomen, maar het naar het oordeel van SHA juist heeft gebagatelliseerd, terwijl het voor de patiëntenzorg en uit privacyoverwegingen bijzonder belangrijk is dat bij het inloggen de juiste procedures worden gehanteerd.

4.3. De visie van SHA dat de relatie met [eiser] een geheel vrijblijvende is, wordt niet gedeeld. Weliswaar is geen sprake van een overeenkomst tussen SHA en [eiser] en gaat het slechts om een feitelijke relatie, maar vrijblijvend is deze niet. SHA verleent faciliteiten aan waarnemende huisartsen, die worden ingehuurd door derden, onder wie De Zorgintermediair, maar ook door individuele huisartsen. Voor wat betreft de relatie tussen SHA en [eiser] geldt dat dit een langdurige relatie betreft, waarbij voor beide partijen grote belangen in het geding zijn. Voor SHA is met name van belang dat de zorg die in haar post wordt gegeven van kwalitatief goed niveau is en voor [eiser] dat faciliteiten worden geboden voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden, waarmee hij in zijn levensonderhoud voorziet. In het licht van deze bijzondere relatie staat het SHA niet vrij om van de ene dag op de andere zonder een deugdelijke reden de relatie met een waarnemer, in dit geval [eiser], te beëindigen en hem de toegang tot de huisartsenpost te ontzeggen.

De aard van de relatie en de over en weer geldende verplichtingen, de redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheidsnormen staan hieraan in de weg. Verder is van belang dat toegang tot SHA niet alleen noodzakelijk is voor de werkzaamheden die [eiser] via De Zorgintermediair pleegt te verrichten voor SHA zelf, maar ook essentieel is voor de diensten die hij waarneemt voor andere huisartsen buiten De Zorgintermediair om. Het belang van [eiser] bij de toegang tot de post is daarmee verstrekkender dan zijn belang bij behoud van de relatie met SHA alleen.

4.4. SHA heeft verder aangevoerd dat, voor zover zij haar besluit zou moeten motiveren, de beëindiging van de relatie op goede gronden is geschied, vanwege het incident met de inlogcodes en de eerdere, onder 4.2 genoemde, problemen met [eiser].

4.5. Voor wat betreft het voorval in de nacht van 16 maart 2010 geldt dat [eiser] het grote belang dat SHA hecht aan het volgen van de correcte procedures bij het inloggen wellicht niet helemaal heeft onderkend. Ter zitting en uit de transcripten van het telefoongesprek van de triageassistent met de ICT-medewerkster is naar voren gekomen dat de handelingen van de assistent altijd door de dienstdoende arts geautoriseerd moeten worden, wat niet goed mogelijk zou zijn als niet op de juiste wijze is ingelogd, en dat (privacy-)belangen van de patiënten zich verzetten tegen het op slordige wijze omspringen met deze codes. In dit kader is [eiser] mogelijk wat makkelijk met het inlogprobleem en het ontbreken van de juiste codes omgegaan. Dit afgezien van de vraag aan wie de oorzaak van dit probleem dient te worden toegeschreven, die - gezien de tegenstrijdige verklaringen van partijen daarover - zonder nader onderzoek naar de feiten waarvoor het kort geding zich niet leent, thans niet kan worden beantwoord. Aan de andere kant is niet gebleken dat het belang van het beschikken over de correcte codes op indringende wijze met de waarnemers is besproken of anderszins uitdrukkelijk onder de aandacht is gebracht. De brieven van 15 en 24 december 2009, waarvan overigens niet vast staat dat deze daadwerkelijk aan [eiser] zijn verzonden, laat staan dat deze hem hebben bereikt, zijn daartoe in ieder geval onvoldoende. Maar wat daarvan ook zij, [eiser] heeft terecht gesteld dat de gebeurtenis rond de inlogcodes niet kan worden aangemerkt als een disfunctioneren van [eiser] als arts en waarnemer, op grond waarvan de getroffen zware maatregel – de (definitieve) ontzegging van de toegang tot de huisartsenpost – gerechtvaardigd is. Dat is zeker niet het geval in het licht van de zaken (onverantwoorde zorg, het schaden van patiënten, het niet in staat zijn tot collegiale samenwerking, dit alles op structurele wijze, zonder dat van enig verbetergedrag sprake is) die als voorbeelden van een zodanig disfunctioneren worden genoemd, in de ter zake doende protocollen. Dat deze protocollen niet als ‘bindend’ kunnen worden beschouwd, doet daar niet aan af, aangezien daarin wel degelijk aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de beoordeling van dergelijke kwesties. Daar komt bij dat geen hoor en wederhoor toegepast. [eiser] heeft niet de kans gekregen om zijn visie op het gebeuren kenbaar te maken, noch heeft SHA de moeite genomen om haar besluit (tijdig) aan [eiser] toe te lichten en/of hem in de gelegenheid gesteld zijn gedrag te verbeteren, voor zover daarvoor aanleiding zou bestaan. De verwijzing naar De Zorgintermediair doet in dit verband wat vreemd aan, nu het niet De Zorgintermediair is die de relatie met [eiser] wenste te beëindigen, maar SHA zelf. Bovendien, zo blijkt uit de onder 2.9 aangehaalde e-mail, was het De Zorgintermediair ook niet echt duidelijk wat SHA nu aan de maatregel van SHA ten grondslag legde.

4.6. Voor wat betreft de overige voorvallen die thans worden aangegrepen om de handelwijze van SHA te rechtvaardigen, geldt niet alleen dat [eiser] deze gemotiveerd heeft weersproken, maar tevens dat aangaande deze voorvallen ook op geen enkele wijze is gebleken dat deze ooit met [eiser] zijn besproken. Dit met uitzondering van een voorval betreffende het rijden van een visite, dat volgens [eiser] volledig is opgehelderd en afgehandeld en dat SHA niet nader heeft toegelicht of geconcretiseerd, en met uitzondering van het niet ondertekenen van een overlijdensakte, wat volgens [eiser] éénmaal is gebeurd, terwijl hij in zijn loopbaan ongeveer 3000 overlijdensaktes heeft opgemaakt en waarvan destijds ook geen zwaar punt is gemaakt. SHA zelf heeft overigens ter zitting verklaard dat er in het verleden geen aanleiding is geweest om maatregelen tegen [eiser] te treffen. Van klachten of bezwaren tegen [eiser] van de huisartsen bij SHA voor wie hij avond- en weekend waarnemingen verricht heeft, is niets gesteld of gebleken. Verder is gesteld noch gebleken dat de vermeende klachten van SHA en/of de met [eiser] daarover gevoerde gesprekken – gesteld dat deze daadwerkelijk zouden hebben plaatsgevonden – op enigerlei wijze zijn vastgelegd. Ook deze door SHA aangevoerde argumenten bieden daarom onvoldoende basis voor de handelwijze van SHA.

4.7. Al met al kan de conclusie geen andere zijn dan dat SHA met het ontzeggen van de toegang tot de huisartsenpost aan [eiser] in strijd handelt met de op haar rustende verplichtingen en in redelijkheid niet tot het treffen van deze maatregel heeft kunnen komen. Vanwege het grote en spoedeisende belang van [eiser] bij toegang tot de huisartsenpost, dient SHA op de door haar genomen beslissing daarom terug te komen.

4.8. De vordering van [eiser] om hem weer toegang tot de huisartsenpost te verlenen zal dan ook worden toegewezen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van SHA, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. Veroordeelt de Stichting Huisartsenpost Amstelland (SHA) om [eiser] weer toe te laten tot de huisartsenpost en hem op de gebruikelijke wijze ondersteuning te bieden ten behoeve van zijn werkzaamheden als (waarnemend) huisarts, op straffe van verbeurte van een aan [eiser] te betalen dwangsom van

€ 1.000,- voor iedere dag dat de Stichting na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen.

5.2. Veroordeelt SHA in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op:

– € 87,93 aan explootkosten,

– € 263,- aan vastrecht en

– € 816,- aan salaris advocaat.

5.3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.4. Wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens-Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2010.