Home

Rechtbank Amsterdam, 27-08-2008, BH7385, 08.485

Rechtbank Amsterdam, 27-08-2008, BH7385, 08.485

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
27 augustus 2008
Datum publicatie
23 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7385
Zaaknummer
08.485

Inhoudsindicatie

Mondeling verzoek tot wraking ingevolge art. 8:19 Awb. Verzoek afgewezen. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op een bestuursrechter. De kern van het verzoek berust op de geachte dat de rechter verzoeker ten onrechte de mogelijkheid heeft onthouden om aan verweerder vragen te stellen, althans op zijn verzoek daartoe werd geen beslissing gegeven. De rechter heeft ter zitting de indruk gewekt dat zij het eens was met het standpunt van verweerder doordat zij hem belette om naar details te vragen toen zij dat standpunt weergaf. Hierdoor is zijn vertrouwen in de rechter geschaad.

Dat de rechter heeft besloten om niet in te gaan op het verzoek om nog nadere vragen te mogen stellen aan verweerder, terwijl verweerder bovendien niet verschenen was, is naar het oordeel van de rechtbank geen grond tot wraking. De door verzoeker aangevoerde gronden betreffen zijn visie op de door de rechter te nemen beslissing. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Niet gebleken is dat verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om in voldoende mate zijn visie op de zaak te geven. Wraking niet is bedoeld om onwelgevallige beslissingen ter discussie te stellen. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 22 juli 2008 ingekomen en onder rekestnummer 08.485 ingeschreven verzoek tot wraking van:

[ ],

wonende te [ ],

verzoeker,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:

? het verzoekschrift met bijlagen van 22 juli 2008,

? de schriftelijke reactie van de rechter van 7 augustus 2008,

? de bij brief van verzoeker van 8 augustus 2008 toegezonden bijlagen,

? de notitie van verzoeker van 11 augustus 2008.

Bij e-mail van 12 augustus 2008 heeft de rechter aan de griffier meegedeeld dat de notitie van verzoeker voor haar geen aanleiding is tot het maken van nadere opmerkingen.

De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten en niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2008 alwaar de rechtbank verzoeker heeft gehoord. De uitspraak is bepaald op 27 augustus 2008.

1. Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan.

a) Bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank Amsterdam is een zaak aanhangig met het nummer [ ]. De zaak betreft een beroep van verzoeker tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.

b) Op 25 juni 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgehad. Op deze zitting is verweerder niet verschenen. Ter zitting heeft verzoeker een pleitnotitie overgelegd. De rechter heeft meegedeeld dat de inhoud van de notitie bij haar oordeelsvorming zou worden betrokken. Zij heeft ter zitting verzoeker het standpunt van verweerder voorgehouden en daar zijn reactie op gevraagd.

c) De rechter is van 27 juni 2008 tot 21 juli 2008 op vakantie geweest.

2. Het verzoek en de gronden daarvan

2.1 Het verzoek tot wraking, zoals ter zitting nog door verzoeker nader toegelicht en aangevuld,

is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.

2.2 Een dag na de zitting ontving verzoeker een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op zijn verzoek op grond van artikel 36 lid 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Volgens klager blijkt uit dit besluit dat verweerder op onrechtmatige wijze verkregen medische informatie wil behouden in het kader van de verdere verstrekking van zijn bijstandsuitkering. Voor verzoeker vormde dit aanleiding om op 28 juni 2008 en daarna nog tweemaal om heropening van het onderzoek ter zitting te vragen bij de griffie. Iedere keer werd meegedeeld dat er een beslissing zou volgen. Verzoeker heeft daaruit afgeleid dat er nog een zitting zou volgen en dat een wrakingsverzoek daarom niet nodig zou zijn. De griffie heeft hem niet meegedeeld dat de rechter op vakantie was. Toen het hem duidelijk was dat er geen nieuwe zitting zou plaatsvinden, heef hij zijn wrakingsverzoek ingediend.

2.3 Volgens klager heeft de rechter hem ten onrechte de mogelijkheid onthouden om aan verweerder vragen te stellen, althans op zijn verzoek daartoe werd geen beslissing gegeven. De rechter heeft ter zitting de indruk gewekt dat zij het eens was met het standpunt van verweerder doordat zij hem belette om naar details te vragen toen zij dat standpunt weergaf. Hierdoor is zijn vertrouwen in de rechter geschaad.

3. Het verweer van de rechter

De rechter heeft aangevoerd dat de pleitnotitie van verzoeker met zijn toestemming als voorgedragen is beschouwd en bij de gedingstukken is gevoegd. Zoals ook aan verzoeker is toegezegd, zal die notitie bij de oordeelsvorming worden betrokken. De rechter heeft ter zitting geen uitspraak gedaan over de uitkomst van het beroep. Wel heeft zij verzoeker het standpunt van verweerder voorgehouden (ertoe strekkende dat het bezwaar niet-ontvankelijk is) en heeft zij daar zijn reactie op gevraagd.

4. De beoordeling van het verzoek

4.1 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal

de rechtbank het verzoek beoordelen.

4.2 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid en daarmee aan onafhankelijkheid ontbreekt. Evenmin blijkt uit de gestelde feiten de aanwezigheid van de schijn van partijdigheid. Dat de rechter heeft besloten om niet in te gaan op het verzoek om nog nadere vragen te mogen stellen aan verweerder, terwijl verweerder bovendien niet verschenen was, is geen grond tot wraking. De door verzoeker aangevoerde gronden betreffen zijn visie op de door de rechter te nemen beslissing. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.

4.3 Niet gebleken is dat verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om in voldoende mate zijn visie op de zaak te geven.

4.4 Hierbij merkt de rechtbank op dat een verzoek tot wraking niet is bedoeld om onwelgevallige beslissingen ter discussie te stellen. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg.

5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

B E S L I S S I N G :

De rechtbank:

? wijst het wrakingsverzoek af;

? bepaalt dat de zaak met het nummer [ ] wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Aldus gegeven door mrs. G.H. Marcus, M. van Hees en J.M.J. Lommen-van Alphen, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.