Home

Rechtbank Amsterdam, 18-12-2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:8568 BG7496, 415193 / KG ZA 08-2381 SR/TF

Rechtbank Amsterdam, 18-12-2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:8568 BG7496, 415193 / KG ZA 08-2381 SR/TF

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
18 december 2008
Datum publicatie
18 december 2008
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG7496
Zaaknummer
415193 / KG ZA 08-2381 SR/TF

Inhoudsindicatie

Op 27 november 2008 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) uitspraak gedaan in de zaak Salduz tegen Turkije. In dit arrest is overwogen dat een verdachte ‘from the first interrogation’ recht heeft op een ‘access to a lawyer’.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 415193 / KG ZA 08-2381 SR/TF

Vonnis in kort geding van 18 december 2008

in de zaak van

1. [eiser 1]

wonende te [woonplaats],

2. [eiser 2],

woonplaats gekozen hebbende te [woonplaats],

eisers bij dagvaarding van 18 december 2008,

advocaat mr. G.J. van der Meer te Amsterdam,

tegen

1. publiekrechtelijk lichaam

POLITIE AMSTERDAM-AMSTELLAND,

zetelende te Amsterdam,

2. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Openbaar Ministerie),

zetelende te Den Haag,

gedaagden,

advocaat mr. F.W. Bleichrodt te Den Haag.

Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd.

Gedaagden zullen hierna afzonderlijk de politie en het Openbaar Ministerie worden genoemd.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 18 december 2008 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.

Ter zitting waren aanwezig:

Aan de zijde van eisers: mr. Van der Meer.

Aan de zijde van gedaagden: mr. Bleichrodt, en namens het Openbaar Ministerie: mr. F. Posthumus, officier van justitie, mr. K. Krijnen, ministerie van justitie en namens de politie: [vertegenwoordiger1 gedaagde1], [vertegenwoordiger2 gedaagde1] en [vertegenwoordiger3 gedaagde1].

Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 18 december 2008 de beslissing gegeven en is ter zitting meegedeeld dat deze uitwerking daarvan op 2 januari 2009 zou volgen.

Nadien is aan partijen meegedeeld dat de uitwerking op 31 december 2008 gereed zal zijn.

2. De feiten

2.1. [eiser 1] is op 17 december 2008 te 17.40 uur in verzekering gesteld op verdenking van straatroof. [eiser 2] is op 17 december 2008 te 17.10 uur in verzekering gesteld op verdenking van bedreiging en eenvoudige mishandeling.

2.2. Op 18 december 2008 heeft de officier van justitie aan de advocaat van eisers meegedeeld dat hij niet bij de eerstvolgende politieverhoren van eisers aanwezig mag zijn. De advocaat van eisers kan wel tussen de verhoren door eisers bezoeken.

2.3. Op 2 mei 2000, appl.no 35718/97 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna ook het EHRM of het hof) uitspraak gedaan in de zaak [X] tegen het Verenigd Koninkrijk. In paragraaf 60 van het arrest staat het volgende:

“(…) 60. It must also be observed that the applicants’ solicitor was present throughout the whole of their interviews and was able to advise them not to volunteer any answers to the questions put to them. The fact that an accused person who is questioned under caution is assured access to legal advice, and in the applicants’ case the physical presence of a solicitor during police interview, must be considered a particularly important safeguard for dispelling any compulsion to speak which may be inherent in the terms of the caution. (…)”

2.4. Op 27 november 2008, appl.no. 36391/02 heeft het EHRM uitspraak gedaan in de zaak Salduz tegen Turkije. In het arrest staat voor zover van belang het volgende:

“(…) 55. Against this background, the Court finds that in order for the right to a fair trail to remain sufficiently “practical and effective” (see paragraph 51 above) Article 6 § 1 requires that, as a rule, access to a lawyer should be provided as from the first interrogation of a suspect by the police, unless it is demonstrated in the light of the particular circumstances of each case that there are compelling reasons tot restrict this right. Even where compelling reasons may exceptionally justify denial of access to a lawyer, such restriction - whatever its justification - must not unduly prejudice the rights of the accused under Article 6 (see, mutatis mutandis, Magee, cited above, § 44). The rights of the defence will in principle be irretrievably prejudiced when incriminating statements made during police interrogation without access to a lawyer are used for a conviction. (…)

56. In the present case, the applicant’s right of access to a lawyer was restricted during his police custody, pursuant tot section 31 of Law no. 3842, as he was accused of committing an offence falling within the jurisdiction of the State Security Courts. As a result, he did not have access to a lawyer when he made his statements to the police, the public prosecutor and the investigating judge respectively. Thus, no other justification was given for denying the applicant access to lawyer than the fact that this was provided for on a systematic basis by the relevant legal provisions. As such, this already falls short of the requirements of article 6 in this respect, as set out at paragraph 52 above. (…)”

2.5. Op 11 december 2008, appl.no. 4268/04 heeft het EHRM uitspraak gedaan in de zaak Panovits tegen Cyprus. In het arrest staat voor zover van belang het volgende:

“(…) 66. As regards the applicant’s complaints which concern the lack of legal consultation at the pre-trial stage of the proceedings, the Court observes that the concept of fairness enshrined in Article 6 requires that the accused be given the benefit of the assistance of a lawyer already at the initial stages of police interrogation. The lack of legal assistance during an applicant’s interrogation would constitute a restriction of his defence rights in the absence of compelling reasons that do not prejudice the overall fairness of the proceedings. (…)”

3. Het geschil

3.1. Eisers vorderen samengevat - gedaagden te gelasten mr. Van der Meer, danwel een andere door eisers te kiezen advocaat toegang te verlenen tot de in de zaak waarvoor zij in verzekering zijn gesteld in Nederland af te nemen politieverhoren van eisers, zonder nadere voorwaarden te stellen behalve welke voortvloeien uit het Wetboek van Strafvordering en het gedragsrecht voor advocaten.

3.2. Eisers stellen daartoe het volgende.

De weigering om hun advocaat toe te laten bij de politieverhoren is onrechtmatig. In de zaak Salduz tegen Turkije heeft het EHRM geoordeeld dat een ieder die wordt verdacht van een strafbaar feit - ook gedurende de onderzoeks- of voorfase van een strafproces - het recht heeft effectief te worden verdedigd door een advocaat. Dit vormt een fundamenteel onderdeel van een eerlijk proces.

Volgens het EHRM dient op grond van artikel 6 van het EVRM de verdachte al vanaf de initiële fase van politieverhoor de gelegenheid te krijgen te profiteren van de bijstand van advocaat. Doordat dit recht wordt gekoppeld aan het recht op een 'fair hearing' kan worden geconcludeerd dat de ondervraging door de politie uitsluitend als ‘fair’ kan worden bestempeld als daarbij een advocaat aanwezig is geweest. Dit recht op fysieke aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor volgt ook uit de ratio van het recht ‘to benefit from the assistance of a lawyer’

- de standaardzinsnede die het EHRM in veel zaken heeft gebruikt - te weten bescherming van de verdachte tegen ontoelaatbare druk van de autoriteiten, het voorkomen van gerechtelijke dwalingen en ‘equility of arms’ tussen de onderzoekende danwel vervolgende autoriteiten en de verdachte.

Het recht op fysieke aanwezigheid van de advocaat bij politieverhoren kan ook worden afgeleid uit de opvatting van het EHRM dat de positie van de verdachte met betrekking tot de regels inzake het bewijs slechts behoorlijk kan worden gewaarborgd met behulp van de assistentie van een advocaat. De advocaat kan er immers voor waken dat het recht van de verdachte om zichzelf niet te incrimineren, wordt gerespecteerd. De fysieke aanwezigheid van de advocaat is daarvoor een vereiste.

Tot slot kan het recht op fysieke aanwezigheid worden afgeleid uit de korte maar krachtige slotconclusie verwoord in overweging 55 laatste zin in de Salduz zaak, weergegeven bij de feiten onder 2.4. Volgens [hoogleraar], hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de universiteit Maastricht, zegt het EHRM in feite dat belastende verklaringen die worden afgelegd tijdens politieverhoren waarbij de raadsman niet is toegelaten in beginsel niet voor het bewijs mogen worden gebruikt en een onherstelbare schending van artikel 6 EVRM met zich brengen.

De in de uitspraak van het EHRM gebruikte terminologie ‘access to a lawyer should be provided as from the first interrogation of a suspect by the police’ mag niet zo worden geïnterpreteerd dat de fysieke aanwezigheid van de advocaat bij politieverhoren daar niet (perse) onder valt. Het EHRM koppelt het genoemde recht ‘access to a lawyer’ immers aan de notie dat de fundamentele verdragsrechten voldoende praktisch en effectief moeten zijn. Uit de concurring opinions van de afzonderlijke rechters bij de Salduz uitspraak volgt ook dat moet worden uitgegaan van een recht op aanwezigheid van de advocaat bij de politieverhoren.

Dit recht mag alleen worden beperkt op grond van bijzondere omstandigheden, welke van een dwingend karakter moeten zijn. Gedaagden hebben geen dwingende redenen aangevoerd. Uit het arrest van het EHRM van 11 december 2008 Panovits tegen Cyprus volgt dat het EHRM het standpunt is toegedaan dat een gebrek aan rechtskundige bijstand gedurende een verhoor een inperking van de verdedigingsrechten meebrengt. Dit volgt in het bijzonder uit paragraaf 66 van dat arrest, weergegeven bij de feiten onder 2.5.

Tot slot volgt uit de EHRM rechtspraak in het algemeen dat de advocaat gedurende de politieverhoren onbeperkt kan optreden. Overigens heeft [eiser 1] verklaard al te zijn verhoord door de politie, zonder dat hij daaraan voorafgaande zijn raadsman heeft kunnen consulteren.

Eisers hebben een spoedeisend belang. Zij bevinden zich thans in verzekering en zullen worden gehoord door de politie. De toegang van hun advocaat bij die verhoren is op geen enkel andere wijze afdwingbaar.

3.3. Gedaagden voeren - voor zover van belang - het volgende verweer.

Noch krachtens nationaal recht, noch krachtens Europees recht heeft de advocaat van een verdachte recht bij de politieverhoren aanwezig te zijn. Eisers kunnen op grond van het Salduz arrest geen aanspraak ontlenen op de fysieke aanwezigheid van hun advocaat bij de politieverhoren.

In het Salduz arrest wordt immers nergens vermeld dat een recht zou bestaan op fysieke aanwezigheid van een advocaat bij een politieverhoor. In eerdere rechtspraak van het EHRM is uitdrukkelijk overwogen dat een zodanig recht niet bestaat. Als het EHRM had willen breken met deze lijn, had het in de rede gelegen hier expliciet aandacht aan te besteden. Dit is echter niet gebeurd. Het EHRM hoefde hier overigens ook niet specifiek op in te gaan omdat Salduz volgens de toen geldende Turkse wetgeving op geen enkel wijze contact met zijn raadsman mocht hebben. De termen ‘access to a lawyer’ en ‘assistance of a lawyer’ impliceren bovendien niet dat daaraan slechts invulling kan worden gegeven door de fysieke aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor.

Uit de overweging weergegeven in paragraaf 60 van de uitspraak van het EHRM in de zaak [X] volgt dat ‘access to legal advice’ niet gelijk te stellen is met de fysieke aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor.

Ook uit het arrest in de zaak Panovits tegen Cyprus volgt dat de term ‘assistence to a lawyer’ niet moet worden gelijkgeschakeld met de fysieke aanwezigheid van een raadsman bij een politieverhoor. In overweging 66, weergegeven bij de feiten onder 2.5, wordt immers de term ‘assistence of a lawyer’ in verbinding met de term ‘legal consultation’ gebruikt. In onderhavige zaak is er overigens ook afdoende voldaan aan het recht op ‘access to/assistance of an lawyer’ nu eisers toegang hebben tot hun raadsman.

De discussie over rechtsbijstand bij het politieverhoor loopt overigens al geruime tijd. Thans loopt er op initiatief van alle betrokken organisaties een experiment waarbij de raadsman bij de eerste politieverhoren aanwezig is van verdachten die verdacht worden van het plegen van voltooide levensdelicten in de bewakingsgebieden van de politiekorpsen Amsterdam-Amstelland en Rotterdam Rijnmond. Eisers worden verdacht van feiten die niet onder de reikwijdte van het experiment vallen. De vordering dient dan ook te worden afgewezen.

4. De beoordeling

4.1. Zoals vermeld bij de feiten onder 2.4 heeft het EHRM op 27 november 2008 uitspraak gedaan in de zaak Salduz tegen Turkije. In dit arrest is overwogen dat een verdachte ‘from the first interrogation’ recht heeft op ‘access to a lawyer’. In hetzelfde verband wordt in het arrest gesproken over ‘assistence of a lawyer’. In dit kort geding is de vraag aan de orde of naar aanleiding van de zogenaamde Salduz uitspraak een verdachte er recht op heeft dat zijn advocaat vanaf het eerste verhoor bij de politie fysiek aanwezig is. De voorzieningenrechter zal moeten beoordelen of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter - dat is in dit geval de strafrechter -het niet toestaan van aanwezigheid van een advocaat bij politieverhoren zal beschouwen als een schending van artikel 6 EVRM.

4.2. In dat kader staat in deze procedure de vraag centraal welke uitleg moet worden gegeven aan de door het hof gebruikte termen ‘access to a lawyer’ en ‘assistance of a lawyer’. Access betekent volgens Van Dale 'toegang' en assistance wordt vertaald als 'hulp, bijstand of assistentie'. Niet zonder meer kan worden gezegd dat uit door de door het hof gebruikte woorden 'access to a lawyer' en 'assistance of a lawyer' kan worden afgeleid dat een advocaat toegang moet krijgen bij een politieverhoor vanaf het moment dat een aanvang wordt gemaakt met de ondervraging van een verdachte door de politie. Daar komt bij dat het Europese hof in de [X] zaak onderscheid maakt tussen 'access to legal advice' en 'physical presence of a solicitor during police interview', hetgeen niet zonder meer uitsluit dat het hof beide termen als twee verschillende begrippen ziet.

4.3. In de Salduz zaak stond bovendien de omstandigheid centraal dat Salduz helemaal geen toegang tot zijn raadsman heeft gehad. Het EHRM heeft naar aanleiding hiervan benadrukt dat toegang tot een advocaat in de regel moet zijn gegarandeerd vanaf het moment dat verdachte wordt gehoord bij de politie. Het ging daarbij niet specifiek om de vraag of de advocaat bij de politieverhoren aanwezig had moeten zijn. In onderhavige zaak staat die vraag wel centraal. Vaststaat immers dat de twee in verzekering gestelde verdachten wel contact hebben met hun raadsman. De conclusie van eisers dat uit het Salduz arrest volgt dat hun rechten niet voldoende worden gewaarborgd doordat hun advocaat niet bij de politieverhoren aanwezig mag zijn en er derhalve sprake is van een schending van artikel 6 van het EVRM kan daarom niet zonder meer worden gevolgd, omdat in het Salduz arrest is uitgegaan van een andere situatie dan de onderhavige.

4.4. Ook de concurring opinions van enkele rechters die deel hebben uitgemaakt van de kamer, die het Salduz arrest heeft gewezen, zijn niet doorslaggevend. Weliswaar gaan zij er in hun toelichting vanuit dat ‘access to a lawyer’ meer dan ‘only while being questioned’ is, maar deze persoonlijke uitleg is niet opgenomen in de uitspraak en maakt daarvan geen onderdeel uit.

4.5. Op 11 december 2008 heeft het EHRM uitspraak gedaan in de zaak Panovits tegen Cyprus. Net zoals in de Salduz zaak had er ook in deze zaak tijdens de politieverhoren geen juridische bijstand door een advocaat plaatsgevonden. Het hof oordeelde dat "the lack of legal consultation at the pre-trial stage of the proceedings' als een beperking van de verdedigingsrechten moet worden beschouwd en dat de verdachte "the benefit of the assistance of a lawyer already at the initial stages of police interrogation’ moet worden gegeven. Nu in dit arrest evenmin specifiek op het aanwezigheidsrecht van de advocaat bij politieverhoren is ingegaan en vooralsnog niet uitgesloten kan worden dat het hof wil aangeven dat een verdachte vanaf het moment van zijn aanhouding door de politie recht heeft op het consulteren van een raadsman, kan ook op grond van deze uitspraak niet zonder meer de conclusie getrokken worden dat een verdachte recht heeft op de aanwezigheid van een advocaat tijdens de politieverhoren.

4.6. Op dit moment wordt de uitspraak van het Europese hof in de zaak Salduz door de verschillende rechtbanken en hoven bestudeerd. Er zal in deze rechtbank eind januari 2009 ook een "close reading" bijeenkomst plaatsvinden te samen met wetenschappers. Ook in het landelijk overleg van de voorzitters van de strafsectoren (LOVS) zal een en ander nog nader aan de orde komen. Inmiddels zijn er ook publicaties verschenen van diverse hoogleraren die tot een verschillende interpretatie van de zaak Salduz komen. Onder deze omstandigheden is nader onderzoek nodig om de betekenis van het arrest van het Europese hof vast te stellen. Derhalve is thans niet voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de door eisers voorgestane uitleg van het Salduz arrest zal volgen en dient de vordering te worden afgewezen.

4.7. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:

- vast recht 254,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal EUR 1.070,00

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. Weigert de gevraagde voorziening.

5.2. Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:

- € 254,= aan vastrecht en

- € 816,= aan salaris advocaat.

5.3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008.?

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 415193 / KG ZA 08-2381 SR/TF

Vonnis in kort geding van 18 december 2008

in de zaak van

[eiser 1],

wonende te [woonplaats]

[eiser 2],

woonplaats gekozen hebbende te [woonplaats],

eisers bij dagvaarding van 18 december 2008,

advocaat mr. G.J. van der Meer te Amsterdam,

tegen

1. publiekrechtelijk lichaam

POLITIE AMSTERDAM-AMSTELLAND,

zetel te Amsterdam

2. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Openbaar Ministerie)

gedaagden,

advocaat mr. F.W. Bleichrodt te Den Haag.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 18 december 2008 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.

Ter zitting waren aanwezig:

Aan de zijde van eisers:

Aan de zijde van gedaagden:

Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is heden de beslissing gegeven en is ter zitting meegedeeld dat de uitwerking daarvan op 2 januari 2009 zou volgen.

2. De beoordeling

2.1. Op 27 november 2008 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) uitspraak gedaan in de zaak [naam] tegen Turkije. In dit arrest is overwogen dat een verdachte ‘from the first interrogation’ recht heeft op een ‘access to a lawyer’. In hetzelfde verband wordt in het arrest gesproken over ‘assistence of a lawyer’. In dit kort geding is de vraag aan de orde of naar aanleiding van de zogenaamde [naam] uitspraak een verdachte er recht op heeft dat zijn advocaat vanaf het eerste verhoor bij de politie fysiek aanwezig is. De voorzieningenrechter zal moeten beoordelen of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het niet toestaan van aanwezigheid van een advocaat bij politieverhoren zal beschouwen als een schending van artikel 6 EVRM.

2.2. In dat kader staat in deze procedure de vraag centraal welke uitleg moet worden gegeven aan de door het hof gebruikte termen ‘access to a lawyer’ en ‘assistance of a lawyer’. Access betekent volgens Van Dale ‘toegang’ en assistance wordt vertaald als hulp, bijstand of assistentie. Niet zonder meer kan worden gezegd dat uit door de door het hof gebruikte woorden ‘access to a lawyer’ en ‘assistance of a lawyer’ kan worden afgeleid dat een advocaat toegang moet krijgen bij een politieverhoor vanaf het moment dat een aanvang wordt gemaakt met de ondervraging van een verdachte door de politie. Daar komt bij dat het Europese hof in de Conlon zaak onderscheid maakt tussen ‘access to legal advice’ en ‘physical presence of a solicitor during police interview’, hetgeen niet zonder meer uitsluit dat het hof beide termen als twee verschillende begrippen ziet.

2.3. Ook de concurring opinions van enkele rechters die deel hebben uitgemaakt van de kamer, die het [naam] arrest heeft gewezen, zijn niet doorslaggevend. Weliswaar gaan zij er in hun toelichting vanuit dat ‘access to a lawyer’ meer dan ‘only while being questioned’ is, maar deze persoonlijke uitleg is niet opgenomen in de uitspraak en maakt daarvan geen onderdeel uit.

2.4. Op dit moment wordt de uitspraak van het Europese hof door de verschillende rechtbanken en hoven bestudeerd. Er zal in deze rechtbank eind januari 2009 ook een “close reading” bijeenkomst plaatsvinden te samen met wetenschappers. Ook in het landelijk overleg van de voorzitters van de strafsectoren (LOVS) zal een en ander nog nader aan de orde komen. Inmiddels hebben ook publicaties plaatsgevonden door diverse hoogleraren die tot een verschillende interpretatie van de zaak [naam] komen. Onder deze omstandigheden is nader onderzoek nodig om de betekenis van het arrest van het Europese hof vast te stellen. Derhalve is thans niet voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de door eisers voorgestane uitleg van het [naam] arrest zal volgen en dient de vordering te worden afgewezen.

2.5. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:

- vast recht 254,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal EUR 1.070,00

3. De beslissing

De voorzieningenrechter

3.1. Weigert de gevraagde voorziening.

3.2. Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:

– € 254,= aan vastrecht en

– € 816,= aan salaris advocaat.

3.3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008.