Home

Rechtbank Amsterdam, 28-03-2008, BD2323, 13-437565-07 (Promis)

Rechtbank Amsterdam, 28-03-2008, BD2323, 13-437565-07 (Promis)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
28 maart 2008
Datum publicatie
22 mei 2008
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BD2323
Zaaknummer
13-437565-07 (Promis)

Inhoudsindicatie

14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Poging tot doodslag bewezen verklaard

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/437565-07

Datum uitspraak: 28 maart 2008

op tegenspraak

VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

verblijvende op het adres [adres].

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2008.

1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.

2. Voorvragen

3. Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 21 oktober 2007 te [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet een mes in het hoofd van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of gesneden.

Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4. Het bewijs

4.1. De gebezigde bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, te weten:

1. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 8-10);

2. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] (doorgenummerde pag. 17-19);

3. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsa[opsporingsambtenaar 5], inhoudende de verklaring van [getuige 1] (doorgenummerde pag. 11-12);

4. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7] (doorgenummerde pag. 14-15);

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 24 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 8] en [opsporingsambtenaar 9], inhoudende de verklaring van [g[getuige 2] (doorgenummerde pag. 77-78);

6. Een proces-verbaal van relaas van 23 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde

pag. 4-6);

7. Een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9], inhoudende de verklaring van [verdachte] en foto’s van het zichtbare letsel (doorgenummerde pag. 43-47);

8. De verklaring die [verdachte] ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: “Ik kan mijn vingers van mijn rechterhand niet strekken. Met mijn linkerhand kan ik helemaal niets. Ik ben aan mijn handen geopereerd. Ik heb door de verwondingen aan mijn handen ander werk moeten zoeken”;

9. Een proces-verbaal van verhoor van 25 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], inhoudende de verklaring van [verdachte] (doorgenummerde pag. 88);

10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4], inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] (doorgenummerde pag. 35-38);

11. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [benadeelde partij] van 24 oktober 2007 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;

12. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 25 oktober 2007 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;

13. Een geschrift, zijn een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 28 januari 2008, nummer 2007.11.27.078, opgemaakt door [deskundige 1] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte.

4.2. De vaststaande feiten

De rechtbank stelt de volgende feiten vast.

Op 21 oktober 2007 te 00.48 uur treffen verbalisanten, naar aanleiding van een melding, nabij de woning aan de [adres] een zwaargewonde man aan. De man, die later blijkt te zijn [verdachte], heeft meerdere steek en/of snijwonden in zijn hoofd en nek. Tevens zien verbalisanten dat zijn linkerpink nagenoeg was doorgesneden. Rondom het slachtoffer lag veel bloed. Het slachtoffer wordt naar het VU medisch centrum vervoerd. Nabij het slachtoffer wordt een verbogen kartelmes en een mesheft aangetroffen. Voor de genoemde woning is op de oprit een meslemmet aangetroffen. De voorwerpen zijn veiliggesteld en inbeslaggenomen. Verbalisanten reageren vervolgens op een tweede melding, inhoudende dat zich in de woning eveneens een gewonde man bevindt. Bij binnenkomst in de woning treffen zij die man aan, die blijkt te zijn [benadeelde partij]. [benadeelde partij] hield een lap tegen zijn rechterhals aan. De ambulance verpleegkundige heeft vervolgens de wond in het rechterdeel van zijn nek bekeken. De verbalisant concludeert dat de wond vermoedelijk is veroorzaakt door een of meerdere mesteken, hetgeen wordt bevestigd door de verpleegkundige (proces-verbaal van bevindingen, pag. 8-9).

Tijdens het onderzoek zijn diverse sporen en voorwerpen veiliggesteld en verwerkt in een sporenlijst en voor onderzoek gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut. Het deskundigenrapport van het NFI houdt als onderzoeksresultaten in: Ontvangen onderzoeksmateriaal identiteitszegel AHQ649 een bemonstering van een mes met een heft, identiteitszegel AHQ611 een bemonstering van een metalen lemmet van een mes, identiteitszegel AGA870 een bemonstering van een kunststof heft van een mes, identiteitszegel RGT198 een referentiemonster wangslijmvlies van [benadeelde partij] en identiteitszegel RGG374 een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte]. Conclusie 1: Bloedsporen op het metalen lemmet (AHQ611) en op het lemmet van het mes (AHQ649) kunnen afkomstig zijn van [benadeelde partij] (RGT198). Frequentie DNA-profiel minder dan 1 op 1 miljard. Conclusie 2: Biologisch celmateriaal/bloed op de basis van het metalen lemmet (AHQ611) kan afkomstig zijn van [verdachte] (RGG374). Frequentie DNA-profiel minder dan 1 op 6 miljoen. Conclusie 3: Biologisch celmateriaal/bloed op het heft van het mes (AGA870) kan afkomstig zijn van [benadeelde partij] (RGT198) en [verdachte] (RGG374). Dit betekent dat beide celdonoren kunnen zijn van het celmateriaal in deze bemonstering. Het verkregen DNA-profiel van het celmateriaal wordt waarschijnlijk verklaard door een mengsel van DNA van de [benadeelde partij] respectievelijk [verdachte] en een willekeurig gekozen persoon (een geschrift, zijnde een deskundigenrapport, pag. 2-7).

4.3. Gevecht [benadeelde partij] en [verdachte]

Op grond van bovenstaande alsmede de overige bewijsmiddelen acht de rechtbank aannemelijk dat zich het volgende heeft afgespeeld op 21 oktober 2007 tussen de verdachten [benadeelde partij] en [verdachte].

[benadeelde partij] ging op 21 oktober 2007 in het begin van de avond naar de woning aan de [adres] om vrienden te bezoeken (proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] bij rechter-commissaris, pag. 2 alsmede proces-verbaal van getuige, pag. 77). Ongeveer om 23.00 uur komt [verdachte] met twee vrienden naar de woning (proces-verbaal van getuige, pag. 77). [benadeelde partij] en [verdachte] hebben beiden veel alcohol gedronken (proces-verbaal van bevindingen, pag. 43 en proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] bij rechter-commissaris, pag. 2). Er ontstaat ruzie tussen [benadeelde partij] en [verdachte], waarbij [verdachte] de initiator is geweest (proces-verbaal van bevindingen, pag 18-19 alsmede proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 78). [benadeelde partij] en [verdachte] zijn samen naar buiten gegaan. [verdachte] trok twee messen uit zijn zak. [benadeelde partij] heeft vervolgens binnen een broodmes gepakt en is daarmee weer naar buiten gegaan. Vervolgens hebben [verdachte] en [benadeelde partij] gevochten in de bosjes (proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 78).

Dit gevecht is op zichzelf door geen van de getuigen waargenomen. Verdachten zelf hebben ter terechtzitting aangegeven zich het gevecht niet meer te kunnen herinneren. Vast staat dat beiden in het bezit waren van tenminste een mes en dat beiden steek- of snijwonden hebben opgelopen.

4.4. Derden

Bij het gevecht waren geen derden betrokken. Dit blijkt namelijk niet uit de verklaringen, ook niet van de verdachten zelf, of uit andere stukken in het dossier. Hierbij is van belang dat beide verdachten verwondingen hebben opgelopen en dat op grond van het NFI rapport kan worden vastgesteld dat alleen DNA-materiaal van de beide verdachten op de ter plaatse gevonden messen zijn aangetroffen. Het is dus onaannemelijk dat een ander dan een van hen de messen heeft gehanteerd. Voorgaande wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 2] dat alleen [benadeelde partij] en [verdachte] met elkaar hebben gevochten en dat daar niemand anders bij betrokken kan zijn geweest (proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 78).

4.5. Letsel

Met betrekking tot het letsel van [verdachte] stelt de rechtbank in aanvulling op 4.2 vast dat op 22 oktober 2007 er contact is gelegd met het VU medisch centrum. De behandelend arts verklaarde dat de patiënt [verdachte] op 22 oktober 2007 opnieuw geopereerd zou worden aan zijn hand en dat deze hand dermate verwond was dat [verdachte] deze hand in de toekomst mogelijk nooit meer zou kunnen gebruiken (proces-verbaal van relaas, pag. 6). Van het letsel zijn bovendien foto’s gemaakt (proces-verbaal van bevindingen, pag. 44-47). [verdachte] heeft zelf bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat hij aan zijn linkerhand en rechter wijsvinger is geopereerd en dat hij nogmaals aan zijn rechterwijsvinger wordt geopereerd, omdat hij deze niet op kan tillen. De rechtbank acht in de zaak van [benadeelde partij] onder meer bewezen dan hij in de armen van [verdachte] heeft gestoken aangezien de handen onderdeel zijn van de armen.

Met betrekking tot het letsel van [benadeelde partij] stelt de rechtbank in aanvulling op 4.2 vast dat verbalisant [opsporingsambtenaar 5] bij een van de personen een flinke hoofdwond aan de rechterzijde ziet. Getuige [getuige 1] heeft vervolgens aan deze verbalisant verklaard dat [benadeelde partij] naar buiten ging en terugkwam met een steekwond aan de rechterzijde van zijn hoofd (proces-verbaal van bevindingen, pag. 11). Verbalisant [opsporingsambtenaar 6] ziet dat het bloed uit de wond in zijn achterhoofd er met straaltjes uit begon te spuiten (proces-verbaal van bevindingen, pag. 15). [benadeelde partij] is overgebracht naar het Academisch Medisch Centrum om aldaar aan een snee in het achterhoofd te worden behandeld (proces-verbaal van relaas, pag. 4).

4.6. Samengevat

Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [benadeelde partij] en [verdachte] elkaar over en weer hebben verwond in een gevecht met messen. De rechtbank acht bewezen dat in beide gevallen sprake is van een poging tot doodslag. Verdachten hebben door te vechten met messen en elkaar daarbij onder meer aan het hoofd te verwonden, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij de ander daarbij dodelijk zouden kunnen verwonden.

5. De strafbaarheid van het feit

5.1. Beroep op noodweer(exces)

Namens verdachte is een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, hetgeen zou moeten leiden tot ontslag van rechtsvervolging. De raadsman heeft betoogd dat – voor zover bewezen zou worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag – verdachte heeft gehandeld ter afwering van de door het slachtoffer ingezette aanval.

De rechtbank verwerpt dit verweer. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte de initiator is geweest van de ruzie en dat hij twee messen heeft getrokken. Verdachte is niet weg gegaan toen [benadeelde partij] binnen een mes ging halen. Niet duidelijk is hoe de volgorde van het over en weer steken is geweest in het gevecht dat daarna plaatsvond. Het is dus op zichzelf mogelijk dat verdachte zich (deels) heeft trachten te verdedigen en daarbij verwondingen heeft opgelopen aan zijn handen. Dat laat echter onverlet dat verdachte zelf het initiatief heeft genomen tot en vervolgens actief deel heeft genomen aan het gevecht en [benadeelde partij] heeft gestoken met een mes.

Gelet op de hierboven geschetste omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte bewust de confrontatie met [verdachte] heeft gezocht en vervolgens ook niet de gelegenheid te baat heeft genomen om zich te distantiëren. Het bewezen verklaarde handelen was dus niet geboden door de noodzakelijke verdediging van zichzelf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van het slachtoffer. Onder die omstandigheden is er geen sprake van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweer wordt verworpen.

Het bewezen geachte feit is ook overigens volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6. De strafbaarheid van verdachte

Ook het namens verdachte gedane beroep op noodweerexces wordt verworpen. Er wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 5.1 is overwogen ten aanzien van het noodweerverweer. Op het moment van het bewezen verklaarde toebrengen van messteken door verdachte, was er geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [benadeelde partij]. Daarmee komt tevens de grond te ontvallen aan het beroep op noodweerexces, waarbij de rechtbank – ten overvloede – nog overweegt, dat een hevige gemoedsbeweging bij verdachte geenszins aannemelijk is geworden.

Niet is gebleken derhalve van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

7. Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, met aftrek van voorarrest.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij [verdachte] met een mes heeft gestoken. Hij is daarbij geheel voorbij gegaan aan het voor [verdachte] te duchten levensgevaar en het is niet de verdienste van verdachte dat de gevolgen voor het slachtoffer niet ernstiger zijn dan in casu het geval. Geweldsdelicten als de onderhavige maken een grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van hen die daarvan slachtoffer worden.

In het voordeel van verdachte overweegt de rechtbank dat hij al aanzienlijk is gestraft voor het feit door het ernstige letsel aan zijn handen. Dit heeft een grote impact op zijn leven, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat hij een andere baan heeft gezocht. Eveneens in het voordeel van verdachte weegt mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Voorts is van belang dat het gevecht zich binnen een min of meer gesloten groep heeft afgespeeld, zodat de inbreuk op het veiligheidsgevoel van burgers relatief gering is.

Hoewel de rechtbank in beginsel van oordeel is dat de ernst van de feiten een vrijheidsbenemende straf van enige duur rechtvaardigt, dient het opleggen van een gevangenisstraf geen redelijk strafrechtelijk doel gelet op de omstandigheden van verdachte zoals hiervoor vermeld. Aldus kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf, dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst op dergelijke wijze te handelen, aangevuld met een forse werkstraf.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot doodslag

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.

Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de Reclassering worden gegeven.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.W. Moors, voorzitter,

mrs. S.E. Sijsma en F.P. Geelhoed, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. L. van Wijk, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2008.