Home

Rechtbank Almelo, 21-11-2012, BY3996, AWB 12 / 751 KINDER V1 A

Rechtbank Almelo, 21-11-2012, BY3996, AWB 12 / 751 KINDER V1 A

Gegevens

Instantie
Rechtbank Almelo
Datum uitspraak
21 november 2012
Datum publicatie
23 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBALM:2012:BY3996
Zaaknummer
AWB 12 / 751 KINDER V1 A

Inhoudsindicatie

In beginsel bestaat geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag indien de overeenkomst tussen het gastouderbureau en de ouder niet de voor gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren gastouderopvang per jaar per kind en de duur van de overeenkomst specificeert (AbRvS 27 juli 2011, LJN BR3264). Materieel gezien had verweerder alle gegevens om tot een definitieve vaststelling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag te komen. Voor de berekening hiervan was de overeenkomst niet noodzakelijk. Aangezien niet in geschil is dat de gastouderopvang plaatsvond door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau en verweerder over de gegevens beschikte om aan de hand van artikel 7 van de Wet Kinderopvang de hoogte van de aanspraak vast te stellen, heeft verweerder ten onrechte overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van de kinderopvangtoeslag. Niet is gebleken van een regel dat de individuele voorschotten van de ouder aan de gastouder voor de kosten van kinderopvang direct herleidbaar zijn tot het aantal uren dat het kind feitelijk is opgevangen maal het daarop betrekking hebbende uurtarief. Wel komen eventuele bewijsproblemen die uit deze handelwijze voortvloeien voor rekening van eiseres. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en stelt daarna zelf de hoogte van de kinderopvangtoeslag vast.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO

Sector bestuursrecht

Registratienummer: AWB 12 / 751 KINDER V1 A

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in het geschil tussen:

eiseres,

en

de Belastingdienst/Toeslagen,

gevestigd te Utrecht, verweerder,

gemachtigde: E. Olijrhook.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de kinderopvangtoeslag 2008 voor eiseres definitief vastgesteld op € 2901,00. Voorts heeft verweerder bepaald dat eiseres een bedrag van € 2418,00 dient terug te betalen.

Bij besluit van 21 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.

Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 31 oktober 2012, waar eiseres is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door E. Olijrhook.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder op goede gronden heeft besloten dat eiseres geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag voor de kosten voor de gastouderopvang die eiseres stelt te hebben gemaakt in 2008.

2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres heeft over 2008 kinderopvangtoeslag ten bedrage van € 2901,24 ontvangen voor kosten die zij heeft gemaakt voor de opvang van [het kind] (hierna: het kind) door SKE kinderopvang. Over het jaar 2008 heeft verweerder een bedrag van € 5319,00 aan voorschotten verleend. Het verschil tussen € 5319,00 aan ontvangen voorschotten en € 2901,24 aan betaalde kinderopvang bij SKE kinderopvang is, afgerond in hele euro’s € 2418,00. Dit bedrag wordt teruggevorderd.

3. Naast de opvang door SKE kinderopvang heeft het kind ook opvang genoten middels gastouderopvang. Van 1 januari 2008 tot en met augustus 2008 verliep de gastouderopvang via gastouderbureau Darkom (periode Darkom). Vanaf september 2008 verliep de gastouderopvang via gastouderbureau Wij kids (periode Wij kids). Beide organisaties zijn inmiddels failliet. Door het faillissement van Darkom is het niet meer mogelijk om van Darkom een jaaropgaaf over 2008 te verkrijgen.

4. Als gastouder is opgetreden [gastouder]. Eiseres heeft met de gastouder en het gastouderbureau afgesproken dat zij de gastouder rechtsreeks betaalt. De bemiddelingskosten zijn middels een aparte facturen aan de gastouderbureaus betaald.

5. Met betrekking tot de in rekening gebrachte opvanguren zijn ten aanzien van de periode Darkom een urenopgave en facturen voor bemiddelingskosten overgelegd (stuk A4). Op de urenopgave staat dat in de maanden januari tot en met juli 2008 261 uur aan gastouderopvang in rekening is gebracht. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat in augustus 2008 18 uur aan gastouderopvang in rekening is gebracht, waardoor het totaal op 279 uur komt. Dit aantal uren volgt ook uit de facturen voor bemiddelingskosten en wordt niet betwist. Uit stuk A3 blijkt dat in de periode Wij kids 153 uur aan gastouderopvang in rekening is gebracht.

6. Niet betwist wordt dat eiseres in totaal € 514,08 aan bemiddelingskosten aan de gastouderbureaus heeft betaald.

7. De rechtbank overweegt als volgt.

8. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder: tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling.

Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.

Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Wet kinderopvang (hierna: Wko), zoals deze destijds luidde, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wko, zoals deze destijds luidde, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:

a. de draagkracht, en

b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:

1° het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,

2° de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en

3° de soort kinderopvang.

9. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 omdat de aangeleverde bankafschriften niet aantonen dat eiseres een eigen bijdrage heeft betaald.

10. In de brief van 25 oktober 2012 (A23) heeft verweerder zijn standpunt nader toegelicht. Daarmee heeft verweerder feitelijk de weigeringsgronden van het bestreden besluit aangevuld. Verweerder heeft in de brief gesteld dat de schriftelijke overeenkomst tussen het gastouderbureau en de ouder niet aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoet. Ten tweede heeft verweerder gesteld dat eiseres over het berekeningsjaar 2008 niet alle kosten voor kinderopvang, inclusief de eigen bijdrage heeft betaald, zodat over dat jaar geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat.

11. De rechtbank overweegt ten aanzien van de stelling van verweerder dat de schriftelijke overeenkomst niet aan de voorwaarden voldoet, ten eerste dat verweerder hieraan geen conclusie verbindt. Voorts is het in beginsel juist dat indien de overeenkomst tussen het gastouderbureau en de ouder niet de voor gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren gastouderopvang per jaar per kind en de duur van de overeenkomst specificeert, geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag bestaat (zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 27 juli 2011, LJN BR3264). De rechtbank is evenwel van mening dat deze uitspraak niet op deze casus van toepassing is. Ten eerste is in deze zaak geen sprake van een voorovereenkomst en heeft deze zaak betrekking op een definitieve berekening en niet op een voorschot. Tevens is niet gebleken dat de administratie van de gastouderbureaus niet voldoet aan de voorwaarden die artikel 11, derde lid, aanhef en onder c van de Regeling wet kinderopvang daaraan stelt. Voorts blijkt uit het bestreden besluit, de brief van 25 oktober 2012 en hetgeen ter zitting is besproken dat het voor verweerder duidelijk was op welk kind en op welke periode de overeenkomst betrekking had. Ook was het voor verweerder duidelijk hoe hoog het uurtarief was en hoeveel uren gastouderopvang is genoten in 2008. Materieel gezien had verweerder alle gegevens om tot een berekening van de hoogte van de kinderopvangtoeslag te komen. Voor de berekening hiervan was de overeenkomst niet noodzakelijk.

12. Verweerder heeft het tweede argument, dat eiseres niet alle kosten voor kinderopvang, inclusief de eigen bijdrage heeft betaald als volgt onderbouwd. In de Wko wordt niet letterlijk gesproken over een eigen bijdrage, maar dat de betaling van een eigen bijdrage noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag, is volgens verweerder te herleiden uit artikel 5, eerste lid en artikel 1, eerste lid van de Wko, alsmede artikel 2 van de Awir. Uit artikel 18 van de Awir in combinatie met artikel 7, eerste lid, onder b van de Wko leidt verweerder voorts af dat de ontvanger van kinderopvangtoeslag moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van de kosten. Verweerder verwijst daarbij tevens naar een uitspraken van de AbRvS van 22 juni 2011, LJN BQ8833 en 24 augustus 2011, LJN BR5679.

13. De rechtbank overweegt dat het juist is dat de wetgever heeft beoogd dat de ouders in het kader van de Wko een bijdrage leveren in de kosten voor kinderopvang en dat de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk is van het inkomen van de ouders. Dit betekent echter niet dat het betalen van een eigen bijdrage door de ouders een voorwaarde is voor het ontstaan van een aanspraak op kinderopvangtoeslag. Artikel 5 van de Wko stelt slechts als voorwaarde voor het ontstaan van de aanspraak op kinderopvangtoeslag dat de kinderopvang plaatsvindt in een geregistreerd kindercentrum of de gastouderopvang plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. De hoogte van de aanspraak op kinderopvangtoeslag wordt geregeld in artikel 7 van de Wko. Aangezien niet in geschil is dat de gastouderopvang plaatsvond door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau en verweerder over de gegevens beschikte om aan de hand van artikel 7 van de Wko de hoogte van de aanspraak vast te stellen, heeft verweerder ten onrechte overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008. Het bestreden besluit komt daarmee voor vernietiging in aanmerking.

14. Met het oog op finale geschilbeslechting zal de rechtbank doen wat verweerder had moeten doen en de hoogte van de kinderopvangtoeslag met betrekking tot de gastouderopvang over 2008 vaststellen. Verweerder is in het primaire besluit uitgegaan van een toetsingsinkomen van € 36.186,00. Ingevolge bijlage I van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang zoals deze destijds gold, wordt de tegemoetkoming van het rijk bij een dergelijk inkomen vastgesteld op 55,6% van de kosten van kinderopvang.

15. Ten aanzien van de kosten van kinderopvang heeft verweerder terecht gesteld dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Verweerder heeft in de brief van 25 oktober 2012 vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 514,08 aan bemiddelingskosten heeft betaald aan de gastouderbureaus.

16. Niet in geschil is dat eiseres gedurende 2008 bedragen, met de omschrijving kinderopvang, tot een totaal van € 1225,00 heeft overgemaakt aan de gastouder. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de bedragen op de rekeningafschriften niet herleidbaar zijn tot een specifiek aantal uren opvang door de gastouder en het daarvoor geldende uurtarief, zodat geen recht op kinderopvangtoeslag is ontstaan. Verweerder verwijst in dit verband naar van de eerder genoemde uitspraak van de AbRvS van 22 juni 2011, LJN BQ8833. De rechtbank overweegt dat niet gebleken is van een regel dat de individuele betalingen van de ouder aan de gastouder voor de kosten van kinderopvang direct herleidbaar zijn tot het aantal uren dat het kind feitelijk is opgevangen maal het daarop betrekking hebbende uurtarief. Naar het oordeel van de rechtbank verzet de wet- en regelgeving zich er niet tegen dat de ouder bij wijze van voorschot maandelijks aan de gastouder een rond bedrag betaalt. Wel komen eventuele bewijsproblemen die uit deze handelswijze voortvloeien voor rekening van eiseres. Uit de door eiseres overgelegde bankafschriften blijkt dat aan de gastouder in 2008 bedragen met als omschrijving kinderopvang tot een totaal van € 1300,00 zijn overgemaakt en dat een bedrag van € 75,00 is teruggestort. Eiseres heeft daarmee afdoende aannemelijk gemaakt dat zij in 2008 een bedrag van € 1225,00 voor kinderopvang heeft betaald aan de gastouder.

17. Eiseres heeft gesteld dat zij naast het bedrag van € 1225,00 ook een bedrag van € 2000,00 heeft betaald aan de gastouder. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling bankafschriften overgelegd (stuk A5). Uit deze stukken blijkt dat eiseres op 29 november 2007 een bedrag van 2000,00 heeft overgemaakt aan de gastouder met als omschrijving gastouderopvang. Op het rekeningsafschrift is daar handgeschreven aan toegevoegd: ‘betreft voorschot 2008’. Eiseres heeft op 22 oktober 2012 een brief overgelegd (A20) waarin de gastouder verklaart dat de betaling van € 2000,00 van 29 november 20007 een voorschot betreft voor 2008. De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres dit bedrag heeft overgemaakt ter betaling van te verrichten gastouderopvang in 2008. Een handgeschreven aantekening op het rekeningafschrift en een brief van de gastouder is daartoe onvoldoende. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de betaling niet heeft plaatsgevonden gedurende het jaar waarop de kinderopvang ziet waardoor in dit geval de (bewijs)balans in het nadeel van eiseres uitvalt.

18. De rechtbank gaat bij de berekening van de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang over 2008 uit van de door eiseres daadwerkelijk gemaakte kosten ten bedrage van € 1739,08, zijnde de bemiddelingskosten en de kosten voor kinderopvang die eiseres gedurende 2008 aan de gastouder heeft overgemaakt. De rechtbank stelt de kinderopvangtoeslag voor de gastouderopvang vast op € 966,93 (55,6% van € 1739,08).

19. De hoogte van kinderopvangtoeslag voor kinderopvang en voor gastouderopvang over 2008 gezamenlijk, bedraagt € 3868,17 (€ 966,93 plus 2901,24). Het totaal door eiseres terug te betalen bedrag bedraagt € 1450,83 (€ 5319,00 min € 3868,17).

20. Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank dat zij daartoe geen aanleiding ziet, aangezien eiseres geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtsbijstand.

Beslissing

De Rechtbank Almelo,

- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de kinderopvangtoeslag over 2008 wordt vastgesteld op € 3868,17;

- bepaalt dat eiseres een bedrag van € 1450,83 dient terug te betalen;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- draagt verweerder op aan eiseres het griffierecht ad € 42,00 te vergoeden.

Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag

Aldus gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van B.D. Endlich, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012

Afschrift verzonden op

mtl