Home

Rechtbank Alkmaar, 14-03-2012, BX1003, 129872 - FA RK 11-575

Rechtbank Alkmaar, 14-03-2012, BX1003, 129872 - FA RK 11-575

Gegevens

Instantie
Rechtbank Alkmaar
Datum uitspraak
14 maart 2012
Datum publicatie
11 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:RBALK:2012:BX1003
Zaaknummer
129872 - FA RK 11-575

Inhoudsindicatie

Benoeming van een tijdelijk voogd over een sinds 2002 zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijvende, uit Thailand afkomstige, minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht

BB

zaak- en rekestnummer: 129872 / FA RK 11-575

datum: 14 maart 2012

Beschikking van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken

in de zaak van:

[naam verzoeker],

wonende te Sint Pancras, gemeente Langedijk,

verzoekende partij,

advocaat: mr. J.J. Wedemeijer,

Verzoeker zal verder ook worden aangeduid als de man.

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter griffie van deze rechtbank is op 23 juni 2011 het verzoekschrift van de man ingekomen, waarin wordt verzocht de man te benoemen tot tijdelijk voogd over de minderjarige [naam kind], geboren te Bangkok (Thailand) op [geboortedatum] (verder: [naam kind]).

Bij berichten van 12 juli 2011, 22 augustus 2011, 7 november 2011 en 17 november 2011 heeft de man de nodige bescheiden overgelegd.

[naam kind] is opgeroepen voor een gesprek met de rechter en is aldaar verschenen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 januari 2012, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Baars namens mr. Wedemeijer, de heer [naam 1], alsmede de zus van de man, [naam zus]. Voort is verschenen mevrouw [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar (verder: de Raad). De moeder van [naam kind], [naam 1 moeder], blijkens het afschrift uit de basisadministratie persoons-gegevens van de gemeente Amsterdam van 11 juli 2011 aldaar ingeschreven als [naam 2 moeder] (verder: de moeder), is, hoewel zij op de bij de wet voorgeschreven wijze is opgeroepen, niet verschenen.

Blijkens het proces-verbaal van 31 januari 2012 en het vervolg proces-verbaal van 9 februari 2012, is de zaak pro forma aangehouden tot 13 maart 2012 teneinde mr. Wedemeijer namens de man in de gelegenheid te stellen te reageren op het door de Raad op 9 februari 2012 ingediende verzoekschrift (135267 / OT RK 12-169) tot benoeming van Stichting Nidos tot tijdelijk voogd over [naam kind].

Mr. Wedemeijer heeft bij brief van 20 februari 2012 namens de man gereageerd. Daarbij is het op 23 juni 2011 ingediende verzoekschrift van de man gehandhaafd.

Tenslotte is op 6 maart 2012 ter griffie ingekomen een brief met bijlage van de Raad, waarbij het hierboven genoemde verzoekschrift van de Raad tot benoeming van Stichting Nidos tot tijdelijk voogd over [naam kind] wordt ingetrokken. Voorts heeft de Raad hierbij meegedeeld dat wordt ingestemd met het verzoek van de man om hem te benoemen tot tijdelijk voogd over [naam kind].

Er heeft geen nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden.

DE BEHANDELING VAN DE ZAAK

Uit de vertaling van de geboorteakte van de minderjarige blijkt dat zijn moeder is genaamd [naam moeder] en zijn vader is genaamd [naam vader]. Voorts blijkt uit dit stuk onder meer dat de persoon die in deze geboorteakte staat vermeld, toestemming heeft gekregen om de achternaam van de moeder te gebruiken overeenkomstig het besluit van de burgemeester van de gemeente Bang Bua Thong met nummer [nummer] gedateerd 2 maart 1999.

De man voert als gronden voor het verzoek het volgende aan.

De man is de eerste stiefvader van [naam kind]. De man heeft altijd een omgangsregeling gehad en wordt door [naam kind] ook beschouwd als zijn vader. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [naam kind]. Zij verblijft op dit moment in Thailand en de man heeft telefonisch contact met haar. De biologische vader is vanaf de geboorte van [naam kind] uit beeld geweest en verblijft ook in Thailand. Moeder heeft [naam kind] in 1996 achtergelaten in Thailand bij grootouders (mz) om te verblijven bij de heer [naam 3] in Nederland. Moeder heeft ook een zus in Nederland, maar haar naam en verblijfplaats zijn vooralsnog onbekend. Moeder had destijds een verblijfsvergunning voor verblijf bij de heer [naam 3]. Moeder heeft de relatie na enige tijd verbroken en is later een relatie gestart met de man. Moeder en de man hebben besloten dat [naam kind] naar Nederland mocht komen en hij is in april 2001 gearriveerd. Moeder en [naam kind] hebben een verblijfsvergunning gekregen voor verblijf bij de man. [naam kind] heeft een verblijfsvergunning gehad vanaf mei 2001 voor de duur van één jaar, welke nadien niet meer is verlengd, zodat [naam kind] al sinds 2002 zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft. Begin 2002 verlaat de moeder [naam kind] en de man om een relatie te starten met een andere man, de heer [NAAM 1]. [naam kind] wordt achtergelaten bij de man. De man probeert wel met zijn ouders [naam kind] op te vangen, maar dat lukt niet. Op 15 mei 2002 wordt de ondertoezichtstelling uitgesproken en wordt [naam kind] met spoed uit huis geplaatst in een kindertehuis. De man kon vanwege zijn werk niet voor [naam kind] zorgen en voor de moeder van de man was de verzorging te intensief. De uithuisplaatsing en het kindertehuis waren zeer traumatiserend voor [naam kind]. [naam kind] heeft zes weken in het kindertehuis gewoond en is in die tijd wel door de man bezocht. Na het tehuis heeft [naam kind] bij een pleeggezin gewoond. Dat was mevrouw [naam 4], die ook twee andere pleegkinderen had. De man heeft een omgangsregeling met [naam kind] gehouden. Medio september 2004 is [naam kind] teruggeplaatst bij de moeder en de heer [naam 1], omdat hij als kind zonder verblijfsvergunning geen recht meer had op pleegzorg. [naam kind] heeft in die periode een halfbroer gekregen. De man heeft ook toen een omgangsrege-ling met [naam kind] gehouden. De ondertoezichtstelling is medio juli 2006 opgeheven. De moeder heeft dit gezin kort na opheffing van de ondertoezichtstelling verlaten om naar Thailand te gaan. Moeder heeft [naam kind] en zijn halfbroer bij de heer [naam 1] achtergelaten. Moeder is niet meer teruggekomen. Vanaf dat moment heeft de heer [naam 1] de opvoeding ter hand genomen zonder dat in het gezag is voorzien. Op grond hiervan moet de heer [naam 1] als belanghebbende worden gezien. Vanaf medio 2006 is er dus geen persoon die effectief het gezag over [naam kind] uitoefent. [naam kind] bleef ook in deze periode een omgangsregeling houden met de man. Maatregelen van kinderbescherming zijn ook niet meer aan de orde geweest. De heer [naam 1] heeft een nieuwe relatie. De heer [naam 1] heeft [naam kind] de keuze gelaten in waar hij wenst te verblijven. [naam kind] woont nu weer bij de man. Overgelegd wordt een deel van het kinderbeschermingsdossier, waaruit voorgaande feiten blijken. De man komt uit de stukken naar voren als de enige constante factor in het leven van [naam kind]. Hij is de enige ouderfiguur die [naam kind] nooit in de steek heeft gelaten. Het is dan ook in het belang van [naam kind] dat hij nu definitief bij de man gaat wonen en dat de man de voogdij krijgt om een aantal essentiële zaken, waaronder de verblijfsvergunning van [naam kind], te regelen. Nu moeder niet in staat is het gezag uit te oefenen vanaf 2006, is een voogdijvoorziening noodzakelijk en in het belang van [naam kind].

De heer [naam 1] heeft meegedeeld dat, hoewel [naam kind] ook bij hem welkom is, hij instemt met het verzoek van de man, omdat dit in het belang van [naam kind] is.

De Raad heeft ter zitting verklaard in te stemmen met het verzoek van de man. Naar de mening van de Raad is de man altijd de constante factor geweest in het leven van [naam kind]. De man heeft de verzorging en opvoeding van [naam kind] op een pedagogisch verantwoorde wijze ter hand genomen. Aanvankelijk is nog gedacht aan de maatregel van voorlopige voogdij. Gelet op de leeftijd van [naam kind] en de omstandigheid dat er dan een volledig en lang durend onderzoek zou dienen plaats te vinden, is hiervan afgezien. De Raad heeft tenslotte aangegeven geen redenen te zien voor een verder onderzoek.

Na de mondelinge behandeling heeft de Raad desondanks aanleiding gezien het hierboven genoemde verzoekschrift tot benoeming van Stichting Nidos tot tijdelijk voogd over [naam kind] in te dienen. Dit verzoekschrift is nadien echter door de Raad ingetrokken en de Raad heeft alsnog (wederom) ingestemd met het verzoek van de man.

De rechtbank overweegt als volgt.

De man kan op grond van het bepaalde in artikel 299 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in het verzoek worden ontvangen.

Het wettelijk kader voor de beoordeling van dit verzoek wordt gevormd door artikel 1:253r BW in samenhang met artikel 1:253q BW.

Artikel 1:253r lid 1 BW bepaalt dat het bepaalde in artikel 1:253q BW (inhoudende een regeling omtrent de gevolgen van de onbevoegdheid van ouders ten aanzien van het gezag) van overeenkomstige toepassing is indien:

a. één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen of

b. het bestaan of de verblijfplaats van één of beide ouders onbekend is.

Lid 2 van artikel 1:253r BW bepaalt dat het gezag dat aan één of beide ouders toekomt, is geschorst gedurende de tijd waarin een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoen.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat het gezag over [naam kind] sinds 2006 feitelijk niet meer door de moeder wordt uitgeoefend. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie zoals in het hierboven vermelde artikel 1:253r lid 1 BW is genoemd.

Ter zitting is gebleken dat, met uitzondering van de moeder, alle betrokkenen instemmen met toewijzing van het verzoek van de man. De Raad heeft nadien wederom ingestemd met het verzoek van de man. De rechtbank zal het verzoek van de man als op de wet gegrond toewijzen, aangezien toewijzing daarvan het meest in het belang van [naam kind] wordt geacht.

Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank tenslotte nog het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de relatie tussen de man en [naam kind] is aan te merken als het bestaan van "family life", zoals bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

DE BESLISSING

De rechtbank:

Bepaalt dat [naam verzoeker], wonende te Sint Pancras, gemeente Langedijk, zal worden belast met de tijdelijke voogdij over de minderjarige [naam kind], geboren te Bangkok (Thailand) op [geboortedatum].

Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. W.C. Oosterbroek, voorzitter, tevens kinderrechter, H.A. van den Berg en M.C. Schenkeveld, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2012, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.