Home

Rechtbank Alkmaar, 18-10-2007, BB5929, 97821 / KG ZA 07-312

Rechtbank Alkmaar, 18-10-2007, BB5929, 97821 / KG ZA 07-312

Gegevens

Instantie
Rechtbank Alkmaar
Datum uitspraak
18 oktober 2007
Datum publicatie
18 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:RBALK:2007:BB5929
Zaaknummer
97821 / KG ZA 07-312

Inhoudsindicatie

Vordering op grond van recht van overpad afgewezen. Belang bij vordering onvoldoende gebleken door weigering medewerking aan feitelijk onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht

CVZ/PHL

KG nummer: 97821/KGZA 07-312

datum: 18 oktober 2007

Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding

in de zaak van:

1. EISER SUB 1, wonende te Breezand,

2. EISER SUB 2, wonende te Breezand,

beide tevens handelend onder de naam [BEDRIJFSNAAM],

EISERS IN KORT GEDING,

procureur mr. G. Creutzberg,

advocaat mr. P.D. van de Reep te Amsterdam,

tegen:

1. GEDAAGDE SUB 1, wonende te Breezand,

2. GEDAAGDE SUB 2, wonende te Breezand,

GEDAAGDEN IN KORT GEDING,

procureur mr. B.M. Dijkstra.

Partijen zullen verder worden genoemd (in enkelvoud) "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]".

1. HET VERLOOP VAN HET GEDING

Ter terechtzitting van 8 oktober 2007 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.

[gedaagde] heeft de vordering bestreden.

Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiser] de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.

De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2. DE UITGANGSPUNTEN

2.1 [eiser] is eigenaar van het perceel grond, kadastraal bekend gemeente Anna Paulowna, [perceelnummer]. Dit perceel wordt gebruikt als landbouwgrond.

2.2 Dit perceel ligt aan de achterzijde van het perceel van [gedaagde] aan de [straatnaam en nummer] te Breezand, gemeente Anna Paulowna.

2.3 Aangezien het perceel van [eiser] geen eigen uitweg heeft om te gaan en te komen van en naar de openbare weg, maakt [eiser] al tientallen jaren gebruik van een recht van overpad over het perceel van [gedaagde], alsmede van een tweede recht van overpad over het perceel van een derde.

2.4 Tot 2004 werd daarbij gebruik gemaakt van een pad dat recht vanaf de openbare weg naar het land van [eiser] liep.

2.5 [gedaagde] heeft zijn perceel in 2004 heringedeeld en heeft in de periode 2004/2005 de op het perceel staande bedrijfswoning vervangen door twee woningen.

2.6 Door de bouw van deze woningen is de ligging van het pad gewijzigd. Ook is er langs het voorste stuk van het pad (gezien vanaf de openbare weg) een betonnen damwand geplaatst, waardoor het pad ter plaatse maximaal 3.3 à 3.5 meter breed is.

2.7 [eiser] heeft het aan hem toebehorende perceel verkocht aan [betrokkene]. De levering stond gepland voor 1 oktober j.l.. Deze levering is, in afwachting van de beslissing in de onderhavige zaak omtrent het recht van overpad, voor onbepaalde tijd opgeschort.

3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [eiser] vordert - kort gezegd - dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het verwijderen (primair) c.q. verplaatsen (subsidiair) van de damwand, zodat de inrit van het pad een breedte heeft van tenminste 4.10 meter, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts vordert [eiser] (meer subsidiair), voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd, dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot het gehengen en gedogen van het vestigen van een noodweg voor [eiser] nu het perceel van [eiser] geen eigen toegang heeft tot de openbare weg, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom. Uiterst subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat een recht van overpad is gevestigd door verjaring en dat zal worden bepaald dat het recht met het vonnis kan worden geregistreerd in de openbare registers. Een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover.

3.2 [eiser] legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens hem door het recht van overpad te frustreren. Hierbij heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] het pad heeft versmald van 5 meter tot 3.30 meter, waardoor het voor [eiser] niet goed meer mogelijk is om met bredere landbouwmachines gebruik te maken van het overpad. Voorts voert [eiser] aan dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering omdat hij een koper heeft gevonden voor zijn perceel, maar dat de koper heeft aangegeven de koopovereenkomst te zullen ontbinden als er onduidelijkheid bestaat omtrent het recht van overpad.

3.3 [gedaagde] heeft verweer gevoerd en partijen hebben hun wederzijdse standpunt nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover voor de beslissing van belang zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.

4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

4.1 Als eerste verweer is door [gedaagde] is aangevoerd dat het op basis van de overgelegde aktes niet duidelijk is over welk perceel het recht van overpad precies moet worden uitgevoerd. Hieromtrent wordt overwogen dat tussen partijen vaststaat dat (de rechtsvoorganger van) [eiser] in ieder geval al tientallen jaren gebruik maakt van het recht van overpad over het perceel van [gedaagde], zodat er voor deze procedure van uit gegaan wordt dat het recht van overpad inderdaad is gevestigd ten laste van het perceel dat thans in het bezit is van [gedaagde].

4.2 Daarnaast heeft [gedaagde] als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser] geen belang heeft bij zijn vordering, omdat hij inmiddels zijn bedrijf beëindigd heeft en het perceel verkocht heeft. In dit verband heeft [gedaagde] ook gemotiveerd weersproken dat [eiser] niet tot levering van het perceel kan overgaan omdat het recht van overpad na de wijziging niet onbelemmerd uitgeoefend zou kunnen worden. Hij heeft in dit verband nog aangevoerd dat de koper van het perceel, [betrokkene], desgevraagd tegenover een kantoorgenoot van de raadsvrouw van [gedaagde] heeft verklaard dat hij het perceel sowieso wenst af te nemen en dat het voor hem niet duidelijk is waarom de levering van het perceel nog geen doorgang heeft gevonden. Voorts is door de koper verklaard dat hij, in afwachting van de definitieve levering, inmiddels al het vruchtgebruik van het land heeft en het land ook al in bewerking heeft.

4.3 Door [eiser] is de juistheid van deze informatie van [gedaagde] betwist, onder verwijzing naar zijn reeds eerder aangevoerde stelling dat de koper tegen hem expliciet heeft gezegd tot ontbinding van de koopovereenkomst over te zullen gaan indien het recht van overpad niet ongehinderd kan worden uitgeoefend.

4.4 De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Uit de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] lijkt te volgen dat de koper wel kan instemmen met de thans bestaande situatie van overpad, zodat er feitelijk geen belemmering bestaat voor [eiser] om tot levering over te gaan. Om zekerheid hieromtrent te verkrijgen zou dit echter onderzocht moeten worden. Desgevraagd heeft [eiser] zich niet bereid heeft getoond de verdere behandeling van de zaak korte tijd aan te houden, teneinde hem in de gelegenheid te stellen de juistheid van de door [gedaagde] gegeven informatie bij de koper te kunnen verifiëren. In het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], zijn door [eiser] evenwel geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan in deze procedure geoordeeld moet worden dat het inderdaad zeer aannemelijk is dat de koper tot ontbinding van de koopovereenkomst zal overgaan op grond van de thans bestaande situatie rond het overpad. Dit had wel op de weg van [eiser] gelegen, nu deze immers erkent dat het bij dagvaarding gestelde omtrent het standpunt van de koper het enige belang van [eiser] vormt. Nu hij dit heeft nagelaten moet worden geoordeeld dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld omtrent zijn belang bij de door hem ingestelde vordering. Hieruit volgt dat [eiser] zijn belang onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat zijn vordering bij gebrek aan belang moet worden afgewezen. De overige door [gedaagde] aangevoerde verweren behoeven derhalve geen nadere bespreking.

4.5 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5. DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:

- weigert de gevorderde voorzieningen;

- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op [euro] 251,-- aan verschotten en op [euro] 816,- aan salaris procureur;

- verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Gewezen door mr. P.H.B. Littooy, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2007 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.