Home

Parket bij de Hoge Raad, 15-10-2019, ECLI:NL:PHR:2019:995, 18/03185

Parket bij de Hoge Raad, 15-10-2019, ECLI:NL:PHR:2019:995, 18/03185

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
15 oktober 2019
Datum publicatie
16 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:995
Formele relaties
Zaaknummer
18/03185

Inhoudsindicatie

Conclusie AG. Profijtontneming, w.v.v. uit (o.m.) deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van mensensmokkel. 1) Klacht dat de schatting van het w.v.v. niet uit de b.m. kan worden afgeleid. 2) Kan w.v.v. geheel aan betrokkene worden toegerekend ondanks dat er sprake is van mededaders? 3) Klacht over verwerping draagkrachtverweer. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 18/03185

Zitting 15 oktober 2019

CONCLUSIE

D.J.C. Aben

In de zaak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,

hierna: de verdachte.

1. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 7 juni 2018 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 165.000,- en aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling van een bedrag van € 160.000,- aan de staat.

2. Namens de betrokkene is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.

3. Het eerste middel, gelezen in samenhang met de toelichting daarop, behelst de klacht dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in het bijzonder ten aanzien van de in het arrest genoemde schijnrelaties onder de nummers 1, 15, 18, 28 en 29, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.1

4. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, het volgende in:2

Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van dit gerechtshof van 10 juli 2015 is de veroordeelde ter zake van het in haar strafzaak onder 1, 2, 3, 4, en 5 bewezen verklaarde, gekwalificeerd als:

1:

deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

2:

medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd, terwijl de verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt;

en

medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het protocol genoemd in artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd, terwijl de verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt;

en

poging tot medeplegen van mensensmokkel;

3 en 4:

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,

en

medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5:

medeplegen van gewoontewitwassen

veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een geldboete ter hoogte van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen vervangende hechtenis. Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.

(…)

Bewijsvoering

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de in haar strafzaak bewezen verklaarde feiten en soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat die feiten door de veroordeelde zijn begaan en grondt zijn overtuiging daaromtrent op de hierna te vermelden wettige bewijsmiddelen, aan de inhoud waarvan het hof tevens de hierna weer te geven schatting van genoemd voordeel ontleent.

Modus operandi

Het hof heeft hierbij acht geslagen op het arrest van dit gerechtshof van 10 juli 2015 in de strafzaak en het financieel strafrechtelijk onderzoek met bijlagen en komt tot de volgende, modus operandi, zoals die door de veroordeelde werd gehanteerd.

De veroordeelde is stelselmatig bezig geweest te bewerkstelligen dat vreemdelingen die daartoe anders niet gerechtigd zouden zijn, in Nederland konden verblijven. Deze vreemdelingen moesten daartoe zeer grote sommen geld betalen aan de veroordeelde. Zij trad hierbij op als de spin in het web: zij verzorgde referenten, betaalde de referenten, monitorde en regisseerde de contacten met de IND, verzorgde de post voor de vreemdelingen en gaf voortdurend (vreemdelingrechtelijk) advies.

(…)

Gelet op het voorgaande acht het hof het aannemelijk dat wanneer de betrokkenheid van de veroordeelde bij het tot stand komen van een relatie tussen een vreemdeling en een in Nederland woonachtige persoon kan worden vastgesteld, er gesproken kan worden van een schijnrelatie. Die betrokkenheid van de veroordeelde kan vastgesteld worden als betalingen hebben plaatsgevonden via voornoemde bankrekeningen waarin de link met het koppel kan worden gelegd en/of wanneer blijkt dat de veroordeelde telefoongesprekken met de referent of de vreemdeling heeft gevoerd en uit die gesprekken duidelijk kan worden afgeleid dat ze betrekking hebben op de schijnrelatie.

Genoten voordeel per schijnrelatie

Uit het strafrechtelijk financieel onderzoek volgt dat het naar Nederland halen van de vreemdeling en het verkrijgen van een verblijfsvergunning in drie fases verliep. Aannemelijk is geworden dat de veroordeelde met het doorlopen van de eerste twee fases een voordeel heeft verkregen en dat daarbij in totaal per koppel een bedrag van € 25.000,- aan de veroordeelde werd betaald. Het hof overweegt hiertoe dat uit de anonieme meldingen en de informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid verschillende bedragen (van € 20.000,- tot € 35.000,-) naar voren komen. Gelet op de inhoud van een telefoongesprek waar de veroordeelde aan deelneemt, zal het hof een bedrag van € 25.000,- als uitgangspunt nemen voor alle schijnrelaties waarmee de eerste twee fasen zijn doorlopen.

In fase 1 (voorbereiding tot het verkrijgen van een Machtiging Voorlopig Verblijf, verder: MVV) moesten de paren een bedrag van € 12.500,- aan de veroordeelde betaald hebben. Gelet op de inhoud van een telefoongesprek waar de veroordeelde aan deelneemt gaat het hof er van uit dat de veroordeelde in deze fase een bedrag van € 7.500,- betaalde aan de referent. Het hof acht het op basis van deze gegevens aannemelijk dat de veroordeelde voor alle koppels waarbij een MVV is aangevraagd een bedrag van € 5.000,- (€ 12.500 - € 7.500) aan wederrechtelijk voordeel heeft genoten.

Fase 2 trad in op het moment dat de MVV was verleend. In deze fase werd een Vergunning tot Verblijf (hierna: VTV) en na een jaar de verlenging daarvan aangevraagd. Op grond van de twee aangehaalde telefoongesprekken, waar de veroordeelde zelf aan deel heeft genomen, acht het hof het aannemelijk dat op het moment dat de tweede fase intreedt, de tweede betaling van € 12.500,- aan de veroordeelde voldaan moest zijn en dat van dit bedrag opnieuw een gedeelte van € 7.500,- door de veroordeelde aan de referent werd betaald.

Het hof acht het op basis van deze gegevens aannemelijk dat het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de veroordeelde voor alle koppels waarbij de MVV is verleend en in fase 2 een VTV-aanvrage werd ingediend opnieuw € 5.000,- per schijnrelatie was.

Dit leidt tot de conclusie dat in de gevallen waarin fase 1 en de start van fase 2 succesvol zijn doorlopen het wederrechtelijk voordeel voor de veroordeelde in totaal € 10.000,- bedroeg per schijnrelatie.

De derde, en laatste fase is eigenlijk de minst gecompliceerde fase. Niet is gebleken dat voor deze fase nog apart geld moest worden betaald. Het hof gaat er dan ook van uit dat het doorlopen van deze fase door de vreemdeling geen wederrechtelijk voordeel voor de veroordeelde heeft opgeleverd.

(…)

De schijnrelaties

Het hof zal hieronder de verschillende relaties weergeven die in het strafrechtelijk financieel onderzoek als schijnrelaties aan de orde komen en waarbij naar het oordeel van het hof de betrokkenheid van de veroordeelde voldoende aannemelijk is geworden.

Bij de hieronder genoemde koppels is de eerstgenoemde telkens de vreemdeling en de als tweede genoemde de in Nederland woonachtige referent. Het hof zal daarbij de nummering aanhouden van het Openbaar Ministerie in zijn conclusie van repliek in eerste aanleg, welke nummering ook door de rechtbank in haar vonnis is aangehouden.

1 [betrokkene 1] en [betrokkene 2]

De MVV voor [betrokkene 1] is verleend. Daarmee is fase 2 voor dit koppel ingegaan. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor met betrekking tot de verschillende fasen is opgemerkt stelt het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze schijnrelatie vast op een bedrag van € 10.000,-.

Voetnoot:

[16] Een proces-verbaal van bevindingen schuldbekentenissen d.d. 27 mei 2010, met bijlagen, Lokatiedossier locatie B, [b-straat 1] te ’s- Gravenhage , p. 156 en 157.

(…)

15 [betrokkene 4] en [betrokkene 5]

Uit het strafrechtelijk financieel onderzoek blijkt dat het koppel zich in fase 2 bevond.(45) Het hof stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel dat de veroordeelde uit deze schijnrelatie heeft genoten, vast op € 10.000,-.

Voetnoot:

[43] Proces-verbaal Strafrechtelijk Financieel Onderzoek d.d. 26 november 2012, blz. 15.

[44] AH/110, een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2010 met bijlagen, op blz. 2667-2718.

[45] AH/110, een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2010 met bijlagen, op blz. 2667-2718.

(…)

18 [betrokkene 7] en [betrokkene 8]

De MVV is, getuige de aangetroffen kwitantie, aangevraagd maar onduidelijk is of deze ook is verleend. Het hof zal daarom, in het voordeel van de veroordeelde, ervan uitgaan dat fase 2 niet is bereikt en het wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze schijnrelatie vaststellen op € 5.000,-.

Voetnoot:

[53] Een geschrift, zijnde een specificatielijst inbeslagname, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal doorzoeking Locatie A: [a-straat 1] te Leiden , Lokatiedossier A, blz. 38-53.

(…)

28 [betrokkene 9] en [betrokkene 10]

29 [betrokkene 11] en [betrokkene 10]