Parket bij de Hoge Raad, 07-07-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1875, 15/00070
Parket bij de Hoge Raad, 07-07-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1875, 15/00070
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 juli 2015
- Datum publicatie
- 15 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2015:1875
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3078, Gevolgd
- Zaaknummer
- 15/00070
Inhoudsindicatie
Laatste woord, art. 311.4 Sv. Uit het p-v van de tz. in h.b. blijkt niet dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen. Volgt vernieting en terugwijzing.
Conclusie
Nr. 15/00070
Mr. G.Knigge
Zitting: 7 juli 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 6 november 2014 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is, omdat het Hof ten onrechte niet het recht aan de verdachte heeft gelaten het laatst te spreken.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 6 november 2014 houdt het volgende in:
"(…)
De voorzitter stelt de identiteit van de ter terechtzitting aanwezige verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
(…)
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en verzoekt het hof de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep nu er te laat appèl is ingesteld.
De raadsman voert het woord als volgt:
Ik was niet op de hoogte van het feit dat de zaak van de verdachte op 9 juli 2013 zou worden behandeld. Toen ik met de veroordeling van de verdachte werd geconfronteerd heb ik direct hoger beroep ingesteld. De verdachte is daarom - ondanks de overschrijding van de termijn - ontvankelijk in hoger beroep.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof - na kort onderling beraad - terstond uitspraak.
(…)"
5. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
6. Het middel is terecht voorgesteld.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG