Home

Parket bij de Hoge Raad, 19-05-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1282, 15/00215

Parket bij de Hoge Raad, 19-05-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1282, 15/00215

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
19 mei 2015
Datum publicatie
11 november 2015
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:1282
Formele relaties
Zaaknummer
15/00215

Inhoudsindicatie

Beklag, beslag. 1. Bevoegdheid tot verschoning ex art. 218 Sv. 2. Corpora et instrumenta delicti. Ad 1. Ingevolge art. 218 Sv komt een advocaat alleen een verschoningsrecht toe i.h.k.v. zijn juridische dienstverlening aan een rechtszoekende, die zich tot hem heeft gewend vanwege zijn hoedanigheid van advocaat. In de overwegingen van de Rb ligt besloten dat de stukken van bijlage III niet duiden op zo een dienstverlening en de klagers zich m.b.t. die stukken daarom niet op een verschoningsrecht kunnen beroepen. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Ad 2. De Rb heeft als haar oordeel tot uitdrukking gebracht dat redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat de stukken van bijlage II voorwerp van de strafbare feiten (omkoping en heling) waarvan de klagers worden verdacht uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Van de stukken heeft de Rb vastgesteld dat daaruit kan blijken van door de klagers aan X en/of haar als dekmantel gebruikte Stichting verleende diensten, verstrekte giften of gedane beloften met het oog op de schending van haar ambtsgeheim.

Conclusie

Nr. 15/00215 B

Zitting: 19 mei 2015

Mr. Knigge

Conclusie inzake:

[klaagster 2] c.s.

1. De Rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 6 november 2014 de door [klaagster 2] , [klaagster 3] , [klager 4] , [klaagster 6] , [klaagster 7] , [betrokkene 2] en [klaagster 5] (gezamenlijk) en door [klaagster 1] ex art. 552a Sv ingediende klaagschriften ten dele niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.

2. Tegen deze uitspraak is namens klagers cassatieberoep ingesteld.

3. Namens klagers heeft mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, vier middelen van cassatie ingediend.

4 Opmerking vooraf

4.1.

Klagers in deze zaak zijn een advocatenkantoor en bij dat kantoor werkzame advocaten. De klaagschriften strekken in de kern tot teruggave aan klagers van onder [betrokkene 1] en [A] in beslag genomen bescheiden, die aangemerkt zouden moeten worden als zogenoemde geheimhouderstukken.

4.2.

Het betreft derhalve een beroep door “een persoon met bevoegdheid tot verschoning (als bedoeld in artikel 218)” waarvoor sinds de inwerkingtreding op 1 maart 2015 van de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit (Stb. 2014, 445) nieuwe procedureregels gelden. De aanzegging als bedoeld in art. 447 lid 3 Sv is in deze zaak vóór de datum van inwerkingtreding gedaan. Daarom mist het nieuwe art. 552d lid 3 Sv toepassing.1 Dat neemt niet weg dat het wenselijk is in de geest van de nieuwe regeling te handelen en dus te streven naar een zo snel mogelijke afdoening. Om die reden concludeer ik bij vervroeging.

5 Verloop van de procedure

5.1.

Tijdens de raadkamerzitting van 9 oktober 2014 is namens klagers aangevoerd dat de documenten waarop het beklag ziet, vallen onder het vertrouwelijke verkeer tussen klagers en hun cliënten, waaronder [betrokkene 1] , dat deze stukken geen voorwerp van een strafbaar feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend en dat (voortduring van) het beslag op deze stukken onrechtmatig is.

5.2.

Voor een goed begrip vermeld ik het volgende. De doorzoeking bij [betrokkene 1] en haar stichting vond op 11 september 2012 plaats. De klaagschriften werden eerst begin april 2014 ingediend en vonden hun aanleiding, zo blijkt uit deze klaagschriften, in de recente toezending door het OM van een groot aantal aanvullende stukken. Daaronder zouden zich “verschoningsgerechtigde documenten en beschrijvingen in processen-verbaal van deze documenten” bevinden. De klacht was onder meer dat het OM van deze stukken had kennisgenomen zonder eerst het oordeel van de verschoningsgerechtigden te vragen (vgl. middel 4). Om een zogenaamde ‘gesloten enveloppen-procedure’ gaat het hier dus niet. De Rechtbank heeft dan ook van de inhoud van de stukken kennisgenomen.23 Door of namens de klagers is een ‘Documentenlijst’ opgesteld van stukken die “verschoningsgerechtigd” zouden zijn, met een onderverdeling in categorieën en met telkens een verwijzing naar het desbetreffende paginanummer van het dossier en een korte omschrijving van het desbetreffende document.

5.3.

De Rechtbank heeft, voor zover relevant, overwogen en beslist als volgt:

2. De verdenking jegens klagers

2.1.

Op 20 april 2011 is door Bureau Integriteit van de politie Amsterdam-Amstelland een oriënterend onderzoek gestart waarvan de resultaten hebben geleid tot een strafrechtelijk onderzoek. In dat onderzoek is [betrokkene 1] als hoofdverdachte aangemerkt. Zij wordt verdacht van passieve omkoping, schenden van het ambtsgeheim, verduistering al dan niet in dienstbetrekking (artikel 363, juncto 272 subsidiair 362 en 321/322 Sr). Klagers zijn aangemerkt als verdachten van actieve omkoping en opzet- en schuldheling (artikel 177 en 416 c.q. 417 Sr).

2.2.

Op 11 september 2012 heeft onder leiding van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Amsterdam mr. A.C. Schaafsma, in het strafrechtelijk onderzoek naar [betrokkene 1] , op de voet van het bepaalde in artikel 110 Sv in perceel [a-straat 1] te [plaats] , de woning van [betrokkene 1] , een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. Diezelfde dag heeft ook een doorzoeking plaatsgevonden in de bedrijfsruimte van [A] aan de [b-straat 1] te [plaats] .

2.3.

De aan de doorzoeking ten grondslag liggende aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming is neergelegd in het proces-verbaal van 5 september 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (pagina 1712 tot en met 1721 van het dossier). Dit proces-verbaal vermeldt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 11 september 2012 is de politieambtenaar [betrokkene 1] op verdenking van artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht aangehouden. [betrokkene 1] wordt verdacht van het overtreden van de artikelen 363 en 272 van het Wetboek van Strafrecht, [betrokkene 1] verstrekt in de uitoefening van haar bediening vertrouwelijke politie- informatie, zijnde registraties, aan [klaagster 1] te [plaats] . Zij neemt daarvoor waarschijnlijk een gift of belofte aan of heeft deze aangenomen, in de vorm van drukwerk en/of digitale formulieren, betaald door [klaagster 1] . Dit drukwerk is kennelijk ten behoeve van [A] of [B] .[klaagster 1] doet waarschijnlijk een gift of heeft dat gedaan of verleent een dienst of heeft deze verleend aan [betrokkene 1] , door het drukwerk en digitale formulier(en) van [A] of [B] te betalen voor [betrokkene 1] , met het oogmerk haar te bewegen iets in strijd met haar ambtsbediening te doen of na te laten of dat deze gift het gevolg is van haar handelen in strijd met haar plicht. [klaagster 1] , c.q. de medewerker [betrokkene 2] en/of [klager 4] van dit advocatenkantoor, hebben opzettelijk goederen verworven waarvan zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat zij deze goederen door misdrijf verkregen hadden en zij daar een beroep of gewoonte van maken.In het mailverkeer tussen [klaagster 1] en [betrokkene 1] werden berichten gezien die zouden duiden op het bestellen van drukwerk door het advocatenkantoor ten behoeve van [A] .Met een vordering 126nd Sv is het volgende bevraagd bij het bedrijf “ [C] ” te Veldhoven: De offerte, factuur en volledige betalingsgegevens van offertenummer [001] van 27 mei 2011 of enig andere offerte, factuur en betalingsgegevens van drukwerk bestemd voor [A] te [plaats] of [klaagster 1] te [plaats] .Uit het onderzoek blijkt dat het bedrijf “ [C] ”, twee keer een offerte heeft uitgebracht aan [klaagster 1] , in de persoon van [klager 4] . In beide gevallen is de factuur voor het geleverde drukwerk verzonden aan [A] te [plaats] . Beide facturen zijn vervolgens betaald door [klaagster 1] , rekeningnummer [002] . De respectieve bedragen waren 1362,55 euro en 1342,47 euro.Bij navraag bij de Kamer van Koophandel blijkt dat namens [A] als enige bestuurder is ingeschreven [betrokkene 1] .Gezocht dient te worden naar onder meer politieregistraties en politiedossiers en digitale bestanden die betrekking hebben op de werkzaamheden die [betrokkene 1] verricht voor [A] alsmede naar financiële administratie van [A] en waaruit een relatie met [klaagster 1] , advocaat [advocaat] of andere belanghebbende kan worden geconcludeerd.

2.4.

Bij de politie heeft [betrokkene 1] verklaard, kort gezegd, dat zij op verzoek van [klaagster 1] tegen betaling politie-informatie aan aldaar werkzame advocaten heeft verstrekt. Over de folders van [A] heeft zij verklaard dat deze door [klaagster 1] zijn geregeld en betaald en dat dit gewoon een gift was. Tegenover de officieren van justitie mrs. N. Voorhuis en M. Dontje heeft zij verklaard, toen zij door hen als verdachte werd gehoord, dat zij nu denkt dat haar stichting een dekmantel was en dat als de stichting zou gaan lopen, zij ook aan [klaagster 1] cliënten zou kunnen aanleveren. Op de vraag welke giften [betrokkene 1] voor haar Stichting heeft ontvangen, heeft zij geantwoord dat [klager 4] de grote brochure en het draaiboek heeft geschreven, [klaagster 7] het contact voor de golfclinic was en dat [betrokkene 2] de contactpersoon is geweest voor de facturen, de brochures, de domeinnamen, de hosting van de website, de Kamer van Koophandel- kosten en ook de reclame op de auto.

2.5.

Uit de stukken, zoals toegelicht door de officieren van justitie, kan resumerend worden opgemaakt dat het Openbaar Ministerie klagers ervan verdenkt, kort samengevat, dat zij [betrokkene 1] , een politieambtenaar, door middel van giften en/of het verlenen van diensten, hebben bewogen om in strijd met haar ambtsgeheim vertrouwelijke politie-informatie (registraties) te verstrekken aan klagers en gedurende acht jaren te blijven verstrekken. [betrokkene 1] zou in ruil voor deze registraties betalingen van klagers hebben ontvangen en allerhande gratis dienstverlening in verband met [A] en [B] , zoals ondersteuning bij de oprichting, bij promotieactiviteiten, bij het opstellen van een projectplan en het ontwerpen en betalen van folders. Er was volgens het Openbaar Ministerie sprake van een corrupt verdienmodel en [A] zou bewust door klagers als brievenbus voor de verstrekking van politiedossiers zijn gebruikt.

(…)

3.3.

De klagers hebben de documenten tegen de inbeslagname waarvan hun klaagschriften zich richten, verdeeld in twee categorieën:Categorie ‘A’: e-mails, brieven, facturen, notities en processen-verbaal met gegevens van letselschadecliënten, die niet zijn aan te merken als “corpora et instrumenta delicti”. Deze documenten vallen onder het verschoningsrecht: het zijn (proces)stukken in een individuele zaak, die betrekking hebben op een cliënt.Categorie ‘C’: gegevens met betrekking tot [betrokkene 1] c.q. [A] (…). [betrokkene 1] was cliënte van klagers. Zij hebben [betrokkene 1] bijgestaan bij het oprichten van [A] . Dit betrof diverse adviezen en werkzaamheden. Stukken en correspondentie betreffende deze werkzaamheden vallen per definitie onder het verschoningsrecht.

(…)

5. Het oordeel van de rechtbank

5.1.

Ontvankelijkheid beklag ten aanzien van informatie uit politiesystemen

5.1.1.

De rechtbank stelt voorop dat klagers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun beklag ten aanzien van de op de als bijlage I aangehechte Documentenlijst aangeduide stukken categorie A pagina 811 tot en met 1081 en motiveert dit als volgt.

5.1.2.

De rechtbank constateert dat het bij deze stukken gaat om correspondentie tussen klagers en (Bureau Juridische Zaken, hierna BJZ van) de politie. In het proces-verbaal bevindingen informatieverzoeken [klaagster 1] (pagina 787 tot en met 809) wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de informatieverzoeken die door (medewerkers van) klagers bij Bureau Juridische Zaken zijn ingediend aan de hand van de door BJZ aangeleverde informatie, te weten brieven van (medewerkers van) klagers met kort gezegd een verzoek om informatie betreffende een verkeersongeval en het antwoord daarop van BJZ. De officieren van justitie hebben in raadkamer verklaard dat deze correspondentie afkomstig is uit de politiesystemen.

5.1.3.

Nu niet is gebleken dat het hier om in beslag genomen documenten gaat, kunnen klagers niet worden ontvangen in hun beklag.

(…)

5.3.

Ten aanzien van de in beslag genomen litigieuze documenten

5.3.1.

De rechtbank stelt als toetsingskader voorop dat aan het verschoningsrecht ten grondslag ligt dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor hét maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden (vgl. Hoge Raad 1 maart 1985, ECLI:NL:HR: 1985:LJN AC9066, NJ 1986/173).

5.3.2.

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Sv mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv zonder hun toestemming brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen. Wel mogen, ook zonder hun toestemming, in beslag worden genomen brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, nu dergelijke brieven en geschriften geen object zijn van de aan evenbedoelde personen toekomende bevoegdheid tot verschoning (vgl. Hoge Raad 29 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9694, NJ 1994/537), de zogeheten corpora et instrumenta delicti.

5.3.3.

Het oordeel over de vraag of geschriften objecten van bevoegdheid tot verschoning uitmaken komt in beginsel toe aan de tot verschoning bevoegde persoon. Wanneer deze zich op het standpunt heeft gesteld dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbaar feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij er redelijkerwijs geen twijfel, over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Daarbij doet niet ter zake of de in het geding zijnde geschriften zich bij de advocaat zelf of bij diens cliënt bevonden (vgl. Hoge Raad 30 november 1999, ECLI:NL:HR: 1999:LJN ZD7280, NJ 2002/438 m.nt. Buruma).

5.3.4.

Ook als stukken die onderdeel zijn van de communicatie tussen een advocaat en een cliënt onder die cliënt in beslag worden genomen, zal het oordeel van de advocaat dat die stukken onder zijn geheimhoudingsplicht vallen in beginsel de doorslag geven. (vgl. Hoge Raad 19 november 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9105, NJ 1985/553 m.nt. ’t Hart en Hoge Raad 29 maart 1993, ECLI:NL:HR:1994:ZC9693, NJ 1994/552 m.nt. ’t Hart).

5.3.5.

Ten slotte kunnen zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin het verschoningsrecht moet wijken voor het belang van waarheidsvinding (HR 14 oktober 1986 ECLI:NL:HR:1986:AC3769, NJ 1987, 490).

5.3.6.

De rechtbank komt niet toe aan bespreking van deze laatste kwestie aangezien op geen van de documenten een verschoningsrecht rust, waartoe de rechtbank nader overweegt als volgt.

5.4.

Corpora et instrumenta delicti

5.4.1.

De rechtbank stelt voorop dat bij de doorzoeking van de woning en het kantoor van [betrokkene 1] een aantal brieven en geschriften is aangetroffen dat in beginsel zou kunnen vallen onder het verschoningsrecht van klagers. Het betreft brieven op het briefpapier van [klaagster 1] en brieven gericht aan (een advocaat van) [klaagster 1] en e-mails afkomstig van of verstuurd naar een e-mailadres met de extensie [klaagster 1] .nl en waarin in een enkel geval “vertrouwelijk” staat vermeld.

5.4.2.

De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de hiervoor onder 2 omschreven verdenking jegens klagers, deze documenten (voor de duidelijkheid weergegeven in de aan deze beschikking gehechte bijlage II) zogenaamde corpora et instrumenta delicti zijn en derhalve onder het beslag kunnen blijven rusten. Het gaat immers om stukken die zien op door klagers aan [betrokkene 1] verleende diensten in verband met [A] of [B] .

5.4.3.

Ten aanzien van deze stukken zal het beklag ongegrond worden verklaard.

5.5.

Overige litigieuze documenten

5.5.1.

De rechtbank is van oordeel dat de overige door klagers op de Documentenlijst genoemde documenten (voor de duidelijkheid weergegeven in de aan deze beschikking als bijlage III gehechte lijst) niet onder het verschoningsrecht van klagers vallen nu het telkens niet gaat om informatie die door een cliënt aan klagers in hun hoedanigheid van advocaat is toevertrouwd. Een aantal stukken bevat louter informatie zonder dat er een kenbaar verband met klagers is. Het gaat hier bijvoorbeeld om een bij [betrokkene 1] aangetroffen folder van [betrokkene 1] of stukken zonder naamsvermelding of stukken van/over derden. De stukken betreffende het drukken van folders, een golfclinic en sponsoring hebben betrekking op werkzaamheden die niet kunnen worden gerekend tot de juridische dienstverlening/taak- en beroepsuitoefening van een advocaat. De in deze stukken vervatte informatie kan dan ook niet worden aangemerkt als informatie die aan een vertrouwenspersoon in diens hoedanigheid is toevertrouwd.

5.5.2.

Ook ten aanzien van deze stukken zal het beklag ongegrond worden verklaard.”

6 Het eerste middel

6.1.

Het middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat klagers ten dele niet-ontvankelijk zijn in het beklag. Hiertoe wordt aangevoerd dat ten aanzien van een aantal documenten het (kennelijke) oordeel van de Rechtbank dat zij niet onder [betrokkene 1] in beslag zijn genomen maar afkomstig zijn uit politiesystemen onbegrijpelijk is, althans onvoldoende is gemotiveerd.

6.2.

De Rechtbank heeft in paragraaf 5.1 van haar beschikking geoordeeld dat niet is gebleken dat de in Bijlage I bij de beschikking weergegeven documenten op pagina 811 tot en met 1081, te weten correspondentie tussen klagers en (Bureau Juridische Zaken van) de politie, in beslag zijn genomen en dat klagers in zoverre niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het beklag. In de toelichting op het middel wordt erop gewezen dat de wijze waarop deze correspondentie is aangeduid (namelijk door een verwijzing naar een paginanummer) maakt dat daaronder ook de nummers 4, 5, 6 en 7 van Bijlage I vallen, terwijl deze nummers ook worden genoemd in Bijlage III, die betrekking heeft op stukken ten aanzien waarvan de Rechtbank het beklag ongegrond heeft verklaard. Met de steller van het middel moet worden aangenomen dat hier sprake is van een kennelijke misslag. De niet-ontvankelijkverklaring heeft kennelijk alleen betrekking op de correspondentie genoemd onder nummer 8 (pagina 811) t/m nummer 67 (pagina 1081).

6.3.

Uit de overweging van de Rechtbank kan worden afgeleid dat de Rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op de mededeling van de officieren van justitie dat de betreffende correspondentie afkomstig is uit politiesystemen. Door één van de officieren van justitie is ter zitting van de raadkamer onder meer opgemerkt: “In ons Excel-overzicht staat vermeld waar alles is gevonden.” Tot de aan de Hoge Raad gezonden gedingstukken behoort een als “Bijlage 1: Documentenlijst klagers” aangeduid Excel-overzicht, dat onder meer de volgende inhoud heeft:

“Inhoud document: Correspondentie [klaagster 1] en politie (BJZ)

Pagina nummer: 240-244, 705-710, 811-833, 847, 848, 852-854, 861, 862, 868, 869, 893, 894, 897-899, 902, 906, 913-925, 929-932, 957, 958, 965, 966, 969, 970, 973, 974, 975, 979, 980, 985, 986, 990-1000

Aangetroffen: systemen politie

Nadere toelichting: geen vertrouwelijke informatie bovendien eigendom politie”.

6.4.

Aangenomen mag worden dat dit het stuk is waarnaar de officier van justitie heeft verwezen. Gelet daarop is het feitelijke oordeel van de Rechtbank dat de bedoelde correspondentie afkomstig is uit politiesystemen, niet onbegrijpelijk. Nu wordt er in de toelichting op het middel op zich terecht op gewezen dat de nummers 23, 24, 25 en 67 van Bijlage I (aangeduid met de paginanummers 875, 876, 877 en 1081) niet voorkomen in de weergegeven passage uit het Exceloverzicht. Derhalve zou het oordeel van de Rechtbank in zoverre onbegrijpelijk zijn.

6.5.

Ik zie dat anders. Ik wijs er daarbij op dat de bedoelde paginanummers in het geheel niet voorkomen op het genoemde Excel-overzicht en dat de daarmee aangeduide documenten daarin dus ook niet genoemd worden als stukken die inbeslaggenomen zijn. Ik wijs er voorts op dat de omschrijvingen die in Bijlage I van deze documenten worden gegeven – namelijk ‘Brief CS aan Politie AA’ (nrs. 23, 24 en 25) en ‘Brief CS 15 juni 2011 aan Politie Amsterdam’ (nr. 67)4 – overeenkomen met de omschrijvingen van de documenten die wel in de weergegeven passage uit het Exceloverzicht worden genoemd, terwijl ook die omschrijvingen zelf erop duiden dat de politie over deze documenten beschikte omdat zij haar zijn toegezonden. Dus wat er ook zij van de door de Rechtbank gegeven motivering, haar oordeel dat ook voor deze documenten geldt dat niet is gebleken dat zij in beslag zijn genomen en dat klagers (daarom) in zoverre niet kunnen worden ontvangen in hun beklag, is niet onbegrijpelijk.

6.6.

Het middel faalt.

7 Het tweede middel

8 Het derde middel

9 Nogmaals het tweede middel

10 Het vierde middel