Home

Parket bij de Hoge Raad, 19-11-2013, ECLI:NL:PHR:2013:2558, 12/05792

Parket bij de Hoge Raad, 19-11-2013, ECLI:NL:PHR:2013:2558, 12/05792

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
19 november 2013
Datum publicatie
19 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:2558
Formele relaties
Zaaknummer
12/05792

Inhoudsindicatie

Tul vordering, art. 14g jo. 22d Sr. Omzetting van de voorwaardelijke straf van 14 dagen hechtenis naar een taakstraf van 30 uren, subs. 15 dagen hechtenis. In aanmerking genomen dat het ex art. 22d.3 Sr niet mogelijk is om per 2 uren taakstraf meer dan 1 dag vervangende hechtenis op te leggen, maar wel minder, levert de last tot tul van een taakstraf van 30 uren ter vervanging van de hechtenis van 14 dagen geen strijdigheid op met art. 22d.3 Sr noch met art. 14g.1 en 2 Sr. Dit geldt evenwel niet voor de bevolen vervangende hechtenis. Ex art. 14g.1 Sr kan de rechter gelasten dat de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de rechter zal gelasten dat een vrijheidsstraf zal worden tenuitvoergelegd die van langere duur is dan de niet tenuitvoergelegde straf. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat het de rechter evenmin vrij staat om een vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt. V.zv. het middel klaagt over de vervangende hechtenis is het terecht voorgesteld. De HR vermindert zelf de duur van de vervangende hechtenis zodat deze 14 dagen beloopt. De klacht v.zv. inhoudend dat het Hof niet vrijstond de last tot tul van de hechtenis van 14 dagen ex art. 14g.2 Sr om te zetten in een taakstraf van meer dan 28 uren, vindt geen steun in het recht.

Conclusie

Nr. 12/05792

Mr. Wortel

Zitting 19 november 2013

conclusie inzake

1.1 Namens de verdachte is cassatieberoep ingesteld tegen een op 11 december 2012 uitgesproken arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, waarbij de verdachte wegens “niet-naleving van het bepaalde bij artikel 70, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000” één week hechtenis is opgelegd, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is gelast, met dien verstande dat de destijds opgelegde 14 dagen hechtenis is vervangen door een taakstraf van 30 uren, eventueel te vervangen door 15 dagen hechtenis.

1.2 Namens de verdachte heeft mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld.

2.1 De rechter kan ingevolge art. 14g, tweede lid, Sr bij het gelasten van de tenuitvoerlegging van een (in een eerdere zaak) voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf bepalen dat die straf wordt vervangen door een taakstraf. Op die beslissing is art. 22d, derde lid, Sr toepasselijk, zodat bij het bepalen van de vervangende hechtenis voor elke twee uren taakstraf niet meer dan één dag vervangende hechtenis mag worden opgelegd.

2.2 Het middel stelt de vraag aan de orde of die in art. 22d, derde lid, Sr voorziene omrekeningsmaatstaf ook de andere kant uit moet werken, dat wil zeggen bij de vervanging van hechtenis in een taakstraf, het aantal uren van de taakstraf zodanig moet worden bepaald dat de (daar dan weer aan te verbinden) vervangende hechtenis niet langer zal kunnen duren dan de oorspronkelijk als hoofdstraf opgelegde hechtenis.

2.3 Ik onderschrijf het standpunt van de steller van het middel dat ook die omgekeerde werking van art. 22d, derde lid, Sr moet worden aangenomen. Het lijkt me niet waarschijnlijk dat de wetgever voor ogen heeft gehad dat na de omzetting (naar aanleiding van een vordering tot tenuitvoerlegging) van een vrijheidsstraf in een taakstraf, de vervangende hechtenis een langere duur kan hebben dan de aanvankelijk opgelegde (hoofd)straf. Toch is dat in deze zaak geschied. De hoofdstraf was 14 dagen hechtenis, maar als de verdachte niet zijn best doet om de taakstraf tot een succes te maken, loopt hij de kans 15 dagen te moeten zitten. In deze zaak is het verschil niet schokkend, maar ik meen dat art. 22d, derde lid, Sr aldus moet worden uitgelegd dat bij toepassing van de in art. 14g, tweede lid, Sr gegeven bevoegdheid het aantal uren taakstraf zodanig moet worden bepaald dat de bijbehorende vervangende hechtenis geen langere duur kan hebben dan de aanvankelijk voorwaardelijk opgelegde hechtenisstraf.

2.3 Naar mijn oordeel is het middel dus terecht voorgesteld. Aangezien vaststaat welke gevolgen dat voor de bestreden beslissing heeft, kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen.

3. Deze conclusie strekt ertoe dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarbij de bij vonnis van de Kantonrechter te Tiel van 28 september 2010 onder parketnummer 05-510614-09 opgelegde hechtenisstraf van twee weken is vervangen door een taakstraf voor de duur van 30 uren bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis, dat de Hoge Raad zal bepalen dat die bij vonnis van 28 september 2010 opgelegde straf wordt vervangen door een taakstraf voor de duur van 28 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 14 dagen hechtenis, en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden,

wnd A-G