Home

Parket bij de Hoge Raad, 13-07-2010, BM4443, 09/01558

Parket bij de Hoge Raad, 13-07-2010, BM4443, 09/01558

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juli 2010
Datum publicatie
13 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:PHR:2010:BM4443
Formele relaties
Zaaknummer
09/01558

Inhoudsindicatie

Cassatie OM en verdachte. Promis. HR herhaalt de relevante overwegingen t.a.v. de promis-werkwijze uit HR LJN BA0424. Het Hof heeft in zijn bewijsmotivering f&o vermeld die het kennelijk redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring. De verwijzingen naar de bewijsmiddelen waaraan die f&o zijn ontleend, voldoen echter op 2 punten niet aan de vereiste mate van nauwkeurigheid. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd.

Conclusie

Nr. 09/01558

Mr. Machielse

Zitting 11 mei 2010

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. De verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 9 april 2009 wegens 1., tweede onderdeel: "medeplegen van zware mishandeling" en 2. "medeplegen van gijzeling" veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren.

2. Mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem, en de Advocaat-Generaal bij het Hof hebben cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur in totaal drie middelen van cassatie voorgesteld. Mr. L. Plas, plaatsvervangend Advocaat-Generaal bij het Hof te Arnhem, heeft bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld. Mr. M. Mulder, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep van de Advocaat-Generaal tegengesproken.

3.1. Het eerste middel van de verdachte behelst de klacht dat het Hof in strijd met het wettelijk stelsel naast een terstond volledig uitgewerkt zogenoemd Promis-arrest een aanvulling heeft opgemaakt.

3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"1.

Hij in de periode van 12 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 in de gemeente Arnhem en/of de gemeente Amsterdam en/of de gemeente Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (nierfunctiestoomissen en meerdere bloeduitstortingen en meerdere huidbeschadigingen en meerdere schaafwonden en meerdere brandwonden en verminking van het lichaam en meerdere zware kneuzingen) heeft toegebracht,

hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s),

deze [slachtoffer] opzettelijk meermalen (in een garagebox in Amhem):

- met kracht vastgepakt en vastgehouden en vastgebonden en

- een draad om de nek/hals gelegd en die draad vervolgens onder elektrische spanning gezet en

- een chemische (vloei)stof (BIO power) toegediend en/of met een chemische vloeistof bewerkt en

- met een startkabel, althans een daarop gelijkend hard en/of stevig voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en

- met kracht met een verwarmingsbuis, althans een daarop gelijkend hard en stevig voorwerp en/of (een) metalen buizen en/of (een) (bezem)ste(e)l(en), althans (een) daarop gelijkend(e) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en

- met kracht in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en

- kokend, althans heet water, over/tegen het lichaam gegooid of gesmeten en/of gegoten en

- nietjes in het lichaam gestoken of gestoten of gebracht en

- met een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen de rug en/of het lichaam geslagen en

die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (in een auto (Mercedes):

- geslagen en/of gestompt tegen zijn hoofd en/of (elders) op het lichaam en (vervolgens)

die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (in een (bestel)bus):

- geslagen en/of gestompt tegen zijn hoofd en/of (elders) op het lichaam en

- met een koevoet, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam heeft geslagen en/of met een knipschaar, althans een scherp voorwerp, in het vel (van de hand) geknipt.

2.

Hij in de periode van 12 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Apeldoorn en/of in de gemeente Utrecht en/of in de gemeente Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,

met het oogmerk (een) ander(en), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], te dwingen iets te doen of niet te doen,

immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, die [slachtoffer]:

- in een garage(box) vastgebonden en vastgehouden en een draad om de nek/hals gelegd en

- vastgebonden en tegen zijn wil in een auto en/of een bestelbusje gebracht en/of vervolgens vastgehouden in die auto en/of die (bestel)bus en/of belet dat die [slachtoffer] die auto en/of die (bestel) bus kon verlaten en

- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken

teneinde voomoemde anderen te dwingen een hoeveelheid hennep en/of een hoeveelheid (los)geld aan hem, verdachte en/of zijn mededaders af te staan."

3.3. De bestreden uitspraak houdt onder meer het volgende in:

"Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

(...)

Feiten

De hof stelt de volgende feiten vast1.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2

Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij met zijn oom [betrokkene 3] en een derde niet nader genoemd persoon in de nacht van maandag 12 op dinsdag 13 maart 2007 naar een garagebox in Arnhem is gereden2. De hennepkwekerij die in de garagebox was aangelegd, is vervolgens door hen leeggehaald. Diezelfde nacht is de diefstal van de hennep ontdekt.

Op dinsdagmorgen 13 maart 2007 is [slachtoffer] gebeld door zijn vader met het verzoek naar de bakkerij aan de [a-straat] in Amsterdam te komen. Hij is daar samen met [betrokkene 3] naar toe gegaan. Daar trof hij zijn vader en twee mannen aan, die hij herkende als [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte). [slachtoffer] is met [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte) meegegaan in een Mercedes.

Ze zijn naar het Geuzenveld gereden, waar de auto werd geparkeerd en [slachtoffer] is uitgestapt.

Na 10 minuten zei [medeverdachte] dat hij moest instappen. Ze zijn vervolgens via de A2 richting Arnhem gereden. Bij een benzinestation langs de A2 heeft [verdachte] (verdachte) zijn telefoon afgepakt. [Slachtoffer] heeft verklaard dat hij toen het idee kreeg dat hij werd ontvoerd en dat hij bang werd. Ze zijn verder gereden naar Arnhem en in de buurt van het Gelredome een garagebox binnengegaan, waar [slachtoffer] is mishandeld. Binnen werd [slachtoffer] door zowel [medeverdachte] als [verdachte] (verdachte) hard geslagen. Hij zag twee jongens binnenkomen met een grote zwarte boodschappentas, waaruit ze een startkabel en een pistool haalden. Een van de jongens gaf het pistool aan [verdachte] (verdachte). [Slachtoffer] voelde dat [verdachte] (verdachte) met een hard voorwerp op zijn rug sloeg en hij zag dat [verdachte] (verdachte) met de achterkant van het pistool op zijn rug sloeg. Toen hij op de grond lag, zag hij dat [medeverdachte] de startkabel in zijn handen had en dat hij hem daarmee sloeg overal waar hij [slachtoffer] kon raken. Hij zag dat [verdachte] (verdachte) even wegging en terugkwam met een soort van ijzeren verwarmingsbuis, waarmee hij hem sloeg op zijn lichaam. Ook [medeverdachte] sloeg hem met een ijzeren verwarmingsbuis hard op zijn lichaam. [Verdachte] (verdachte) sloeg hem vervolgens met een koperen buis. Toen [medeverdachte] hem vroeg of hij iets wilde drinken, zag [slachtoffer], dat [verdachte] (verdachte) met een metaal kleurige waterkoker aan kwam lopen. [Verdachte] (verdachte) gooide vervolgens de waterkoker met daarin gekookt water over hem heen. [Slachtoffer] zag dat [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] vervolgens naar hem toekwamen met houten balken en hij voelde dat ze hem hiermee sloegen. Ook de jongen die eerder het pistool uit de tas had gehaald, sloeg hem. [slachtoffer] raakte buiten bewustzijn. Toen hij bijkwam schopte [verdachte] (verdachte) hem in zijn buik en [medeverdachte] hem tegen zijn hoofd. [Slachtoffer] zag dat [verdachte] (verdachte) wegliep en terugkwam met een grote metalen fles. [verdachte] (verdachte) deed [slachtoffer]s mond open en [medeverdachte] goot vloeistof in zijn mond. [Slachtoffer] kreeg een branderig gevoel in zijn mond en keel. Toen hij enige tijd later zijn ogen opende, zag hij [verdachte] (verdachte) aankomen met een wit elektriciteitsnoer dat aan een kant gestript was. [Medeverdachte] draaide het snoer om zijn hals. [Verdachte] (verdachte) deed de stekker, die aan de andere kant van het snoer zat, in het stopcontact en [slachtoffer] voelde een schok. Na een paar seconden vloog de zekering eruit. Dit herhaalde zich meerdere keren en tussendoor werd hij door [medeverdachte] in zijn buik geslagen. Vervolgens gingen [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte), die een witte nietmachine (tacker) in zijn handen had, bij [slachtoffer] zitten. Hij kreeg van [medeverdachte] een harde klap op zijn gezicht en hoorde gelijktijdig een knal. Hij zag en voelde dat [verdachte] (verdachte) met de tacker nietjes in zijn lichaam aan het schieten was. Elke keer als hij een beweging maakte, werd hij door [medeverdachte] en de jongen in het groene trainingspak geslagen of geschopt. [Medeverdachte] haalde daarna de waterkoker en gooide water over [slachtoffer] heen. Het water dat over hem werd gegooid, was heet, kokend. [medeverdachte] en [verdachte] hebben over hem heen geürineerd. [slachtoffer] heeft zelf alle nietjes uit zijn lichaam moeten verwijderen. Na de mishandeling in Arnhem is [slachtoffer] in de Mercedes gezet en zijn ze gaan rijden. In de auto is hij geslagen en gestompt door de jongen met het groene trainingsjack en door [verdachte] (verdachte). Op een drukke kruising bij Zandvoort/Haarlem heeft [slachtoffer] geprobeerd weg te rennen. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat hij bang was dat ze hem opnieuw zouden mishandelen. Op een gegeven moment heeft hij het linkerachterportier geopend en geprobeerd uit de auto te springen. Hij werd door de jongen in het groene trainingsjack echter weer de auto ingetrokken. De jongen werd daarbij geholpen door [verdachte] (verdachte). Dit was in de buurt van Bloemendaal/Aerdenhout/Zandvoort. Toen het donker werd zag hij dat er een Hyundai busje achter hen reed. De jongen in het groene trainingsjack pakte zijn handen vast en [verdachte] (verdachte) draaide vervolgens met grijs ducktape zijn handen aan elkaar vast en vervolgens ook zijn voeten. [Slachtoffer] is daarna overgeladen in de Hyundai. [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte) zaten ook in die Hyundai. In de bus is [slachtoffer]s hoofd beplakt met ducktape, zodanig dat alleen zijn neus vrij werd gehouden. In de bus is hij mishandeld met het gereedschap dat in de Hyundai lag. Hij is geslagen met een koevoet en [medeverdachte] en [verdachte] (verdachte) hebben hem met knipscharen, die in de bus lagen, verwond en mishandeld door hem daarmee tussen zijn wijs- en middelvinger te knippen. [Medeverdachte] heeft hem ook geslagen met een betonbeitel en vloeistof in zijn mond gegoten. Toen hij spuugde, begon [medeverdachte] hem te slaan en te schoppen. Toen [verdachte] (verdachte) zei dat ze [slachtoffer] uit de auto zouden zetten en [slachtoffer] vroeg hem bij een ziekenhuis af te zetten, werd [verdachte] (verdachte) daarop boos en begon [slachtoffer] te schoppen in zijn lies en te slaan op zijn lichaam. [Verdachte] (verdachte) gaf [slachtoffer] water, waarvan [slachtoffer] misselijk werd en begon te braken. [verdachte] (verdachte) werd woest, pakte een breekijzer en sloeg [slachtoffer] ermee op zijn bovenlichaam. [Slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij is geslagen met grof geweld, dat daarbij een bezem is gebruikt, dat hij was geblinddoekt en dat zijn handen en benen waren geboeid. Uiteindelijk is hij door [verdachte] (verdachte) in Utrecht uit de bus gezet en achtergelaten.

Ten aanzien van feit 1

In het ziekenhuis zijn bij [slachtoffer] de volgende verwondingen geconstateerd3:

- twee diepe brandwonden (3e graads) in de beide flanken;

- een brandwond aan de rechterpols;

- aan één kant in de hals blauwe vlekken;

- een snijwond tussen de vingers aan de linkerhand;

- wonden op romp en gezicht;

- vele bloeduitstortingen op het gehele lichaam;

- blauwe ogen, bloeduitstortingen;

- scrotum aan één kant blauw;

- opgezette mond en wangen;

- nierfalen;

- op de onderbenen wonden gelijkend op afdrukken van hakken van een laars, te weten 3 afdrukken rechts en 1 afdruk links, allen tot bloedens toe;

- op het linkerbeen zeker 30 puntjes, lijkend op nietjesindrukken.

Van de verwondingen van [slachtoffer] zijn foto's gemaakt4.

Blijkens het NFI rapport "Letselbeoordeling" van 8 juni 20075 zijn bij [slachtoffer] diverse onderhuidse bloeduitstortingen, oppervlakkige huidbeschadigingen/-perforaties met een onderlinge afstand van circa 1 cm, schaafwonden/crushletsels/ krasvormige huidbeschadigingen en een scherprandige huidklieving geconstateerd. Verder is er letsel door thermische inwerking of contact met etsende stoffen en een nierfunctiestoornis geconstateerd. De oppervlakkige huidbeschadigingen betreffen stipvormige huidbeschadigingen. Gezien het paarsgewijze patroon en de aanwezigheid van een nietje op de röntgenfoto van de borstkas zou dit letsel kunnen passen bij de verklaring van [slachtoffer] dat dit letsel door toedoen van een nietmachine is veroorzaakt. Het tijdelijk karakter van de nierfunctiestoomissen in combinatie met de vele letsels maakt het hoogstwaarschijnlijk dat de nierfunctiestoomissen zijn veroorzaakt door de rhabdomyolyse en derhalve door verschillende vormen van geweldinwerking. De scherprandige huidklieving is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een scherprandig voorwerp.

[Betrokkene 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] in het ziekenhuis aan hem heeft verteld dat hij door [medeverdachte] en de Marokkaan naar Arnhem is gebracht, naar de locatie waar de hennepkwekerij zat en dat ze hem hebben geslagen met bezemstelen en stalen leidingen, gasbuizen6. Ze hebben zijn mond open gedaan en chemicaliën, die in de hennepteelt worden gebruikt, in zijn mond gegoten en over zijn lichaam gegooid. Ook hebben ze hem over zijn hele lichaam bewerkt met een nietmachine en de huid tussen zijn vingers bij zijn linkerhand met een mes ingesneden. Hij is ook door anderen mishandeld. De Marokkaan heet volgens [slachtoffer] [verdachte]. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris bevestigt [betrokkene 3] deze verklaring.7

De verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] relateren dat zij op 3 en 4 april 2007 in een garagebox aan de [b-straat] te Amhem een sporenonderzoek hebben ingesteld. Op de bodem van een met water gevulde waterton troffen zij een schenkkan van een elektrische waterkoker aan. Op het aanrecht stond een onderplaat met elektrische voeding van een waterkoker, die was aangesloten op een wandcontactdoos boven het aanrecht. De schenkkan paste op de onderplaat. Op de rand van de waterton waren op bloed gelijkende vegen zichtbaar, waarvan een monster is veiliggesteld (svo-1371). Naast een doos lagen vier verbogen of geknikte delen van koperen (gas)pijpen, die allen aan één kant door buigen/knikken zijn afgebroken (svo-1351 t/m svo-1354). Bij de verbogen pijpen lag een afgebroken deel van een houten steel (svo-1350).

De verbalisanten hebben verklaard dat zij onder meer de volgende voorwerpen en sporen hebben veiliggesteld:

- een wit elektriciteitssnoer met vaste stekker en aan de andere zijde gestripte draden (svo-13 72);

- een wit elektriciteitssnoer met aan beide einden gestripte draden (svo-1373);

- een strip met een hoeveelheid nietjes met een breedte van 11 mm, metaalkleurig, en een aantal soortgelijke losse nietjes die op de vloer lagen (svo-1376);

- een nietje 11 mm, metaalkleurig (svo-1377);

- een metalen magazijn van een nietmachine (svo-1378);

- filterpeuken (svo-1388 t/m svo-1391 en svo-1410).

Uit het rapport, opgemaakt door gerechtelijk deskundige H.J.T. Jansen komt naar voren dat op de volgende sporen DNA is aangetroffen van [slachtoffer], waarbij de kans dat het DNA van een ander afkomstig zou kunnen zijn, is gesteld op minder dan 1 op 1 miljard 9:

- een bemonstering bloed van een bezemsteel (svo-1350, DGA365);

- een bemonstering bloed van een koperen pijp (svo-1351, DGA367);

- een bemonstering bloed van de zijkant van een waterton (svo-1371, DGA372);

- een bemonstering van een elektriciteitssnoer (svo-1373, DGA376).

Uit het rapport, opgemaakt door gerechtelijk deskundige Jansen komt naar voren dat op meerdere in de garagebox gevonden peuken DNA is aangetroffen van verdachte, waarbij de kans dat het DNA van een ander afkomstig zou kunnen zijn, is gesteld op minder dan 1 op 1 miljard 10.

De verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren dat een sporenonderzoek heeft plaatsgevonden met betrekking tot de Renault Laguna met het kenteken [AA-00-BB]. Blijkens de bijlage is in de achterbak onder meer een grijze vuilniszak aangetroffen (svo-503) met daarin kledingstukken, te weten onder meer een bruine polo (svo-503B), een blauwe spijkerbroek (svo-503C). Op de bruine polo en de blauwe spijkerbroek werden bloedsporen aangetroffen. De bloedsporen op de blauwe spijkerbroek zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.

Uit het rapport, opgemaakt door gerechtelijk deskundige H.J.T. Jansen komt naar voren dat op de rechter broekspijp (svo-503C1, DGA362) sporen DNA is aangetroffen van [slachtoffer], waarbij de kans dat het DNA van een ander afkomstig zou kunnen zijn, is gesteld op minder

dan 1 op 1 miljard 12.

Bij dactyloscopisch onderzoek is op de onderzochte vuilniszak (die in de Renault Laguna was aangetroffen) een afdruk van de rechtermiddelvinger van verdachte aangetroffen 13.

Ten aanzien van feit 2

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij in de periode van 12 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 samen met anderen [slachtoffer] gegijzeld heeft en dat hij met de ouders van [slachtoffer] onderhandelingen heeft gevoerd over de vrijlating van [slachtoffer] in ruil voor hennep en geld 14.

Verdachte heeft verklaard dat lijn 946 een mobiele telefoon is die hij in de betreffende periode in gebruik had.

[Medeverdachte] en verdachte zijn op dinsdag 13 maart 2007 naar de bakkerij in Amsterdam gereden. Hij was samen met [medeverdachte] toen [slachtoffer] in de bakkerij kwam.

Op woensdag 14 maart 2007 is verdachte gebeld door [medeverdachte] dat alles in orde was en dat de hennep terug zou worden gebracht. Hij heeft gebeld naar de vader van [slachtoffer] om te zeggen dat er hennep ontbrak en dat hij geld wilde hebben. Hij heeft meermalen met de ouders van [slachtoffer] gebeld. Soms kreeg hij de moeder van [slachtoffer] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) aan de telefoon en soms zijn vader (het hof begrijpt: [betrokkene 2]). De ouders van [slachtoffer] wilden [slachtoffer] spreken. [Slachtoffer] zat achterin het busje, merk Hyundai. Verdachte zag dat hij tape op zijn ogen en om zijn handen had. [Medeverdachte] zat achter het stuur van het busje. Bij [slachtoffer] zaten nog twee andere mannen. Donderdag 15 maart 2007 heeft hij veel met de ouders van [slachtoffer]

gebeld om te vragen hoe het ging met het verzamelen van het geld.

[Betrokkene 3] heeft verklaard dat hij op dinsdag 13 maart 2007 samen met zijn neef [slachtoffer] naar de bakkerij is gegaan, dat hij daar een Iraanse en een Marokkaanse man zag en dat [slachtoffer] met hen is meegegaan15. De Iraanse en de Marokkaanse man vertelden aan hem en aan zijn zwager, [betrokkene 2], dat ze 2000 hennepplantjes of 100 kilo hennep of € 300.000 wilden

hebben. Op dinsdag 13 en woensdag 14 maart 2007 is hij drie keer opgebeld en is tegen hem gezegd dat hij tot woensdag 14 maart 2007 om 14.00 uur de tijd had om voor het geld of de hennep te zorgen. Op woensdag 14 maart 2007 is hij eerst gebeld door een Marokkaanse man en korte tijd later door een Turkse man, genaamd [betrokkene 4] en eigenaar van garage [A]. [Betrokkene 4] vroeg hem naar het [c-straat] te komen. Hij is met [betrokkene 2] naar een café op het [c-straat] gegaan. [betrokkene 4] zei dat hij wilde bemiddelen als tolk. Ze moesten de hennep teruggeven en dan zou hij met 11/2 uur [slachtoffer] terugbrengen. Hij heeft de Turkse vriend van [slachtoffer] gebeld, die zei dat de hennep in Apeldoorn was. Ze zijn vervolgens naar Apeldoorn gereden.

[Betrokkene 3] heeft op 29 februari 2008 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat ze na 70 à 80 kilometer op een parkeerplaats zijn gestopt. De huurauto kwam daar ook. Met [betrokkene 2] en hem erbij, waren ze met 6 tot 8 mensen. Er werd daar gesproken. Ze zijn in de auto gestapt, de Turk ([betrokkene 4]) ging bij [betrokkene 2] in de auto. Naast [betrokkene 3] ging een Marokkaan zitten.

Vlak voor Apeldoorn zijn ze weer op een parkeerplaats gaan staan. [betrokkene 2] zei dat hij de hennep wilde gaan halen en hij wilde dat er iemand meeging. [betrokkene 3] mocht niet mee. De Turk ([betrokkene 4]) is met [betrokkene 2] meegegaan. De Iraniër ([betrokkene 5]), drie Marokkanen en [betrokkene 3] zijn als eerste van de parkeerplaats vertrokken. De rode Mercedes volgde hen.

Tegenover de politie heeft [betrokkene 3] verder verklaard dat op een parkeerplaats bij Kwantum de rode vrachtwagen en de rode Mercedes stonden. Daar zag hij [betrokkene 2] en [betrokkene 4] weer. Hij heeft de telefoon van [betrokkene 4] gepakt en heeft gebeld naar de Turkse vriend van [slachtoffer]. Hij hoorde dat [betrokkene 2] tegen die vriend zei dat ze zijn zoon hadden en hij hoorde dat [betrokkene 2] die vriend smeekte om met de hennep te komen. [Betrokkene 3] moest in de auto gaan zitten en ze zijn weggereden.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Aanvulling van de bewijsmiddelen kan, indien nodig, plaatsvinden in het geval dat beroep in cassatie wordt aangetekend."

3.4. Bij de stukken van het geding bevindt zich voorts een stuk met als kop "Aanvulling als bedoeld in art. 365a juncto 415 van het Wetboek van Strafvordering op het arrest van dit hof van d.d. 9 april 2009 (...)". Dit stuk houdt onder meer in:

"Aanvulling van de in het arrest d.d. 9 april 2009 gebezigde bewijsmiddelen

Feit 1 en 2

1. Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] met mutatienummer LJN PL0620/07-246077 van 28 maart 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 8], hoofdagent van politie Team Lochem-Gorssel, en [verbalisant 9], brigadier van politie Team Regionale Recherche (pagina 1593) voor zover - zakelijk weergegeven - als verklaring van [slachtoffer]:

In Arnhem (...) waren mijn handen en benen geboeid. Alles met tape/plakband.

2. Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] met mutatienummer LJN PL0620/07-246077 van 30 maart 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 8], hoofdagent van politie Team Lochem-Gorssel, en [verbalisant 9], brigadier van politie Team Regionale Recherche (pagina 1595) voor zover - zakelijk weergegeven - als verklaring van [slachtoffer]:

Nietjes over mijn hele lichaam. (...) Ik werd vastgehouden door [medeverdachte] en [verdachte] drukte ze in mijn lichaam.

3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 29 februari 2008 opgemaakt door de rechtercommissaris strafzaken in de rechtbank Zutphen, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [getuige 1]:

Ik ben bij [slachtoffer] in het ziekenhuis geweest. Ik heb hem verteld over 6 mensen die mij naar Apeldoorn hebben gehaald. Ik heb gezegd dat die mensen mij hebben gemarteld en ik heb hem gevraagd of zij hem ook hadden gemarteld. Ik heb geen namen genoemd, ik heb ze alleen per persoon beschreven. Toen ik ze beschreef, dan zei hij, ja die was er ook bij. En ja, die was er ook bij. U vraagt mij van wie hij heeft gezegd dat die in Arnhem, in de loods, aanwezig waren toen hij daar werd gemarteld. Dit waren [medeverdachte] en de Marokkaanse vriend van [medeverdachte]. Dat was inderdaad de Marokkaan die ook met [medeverdachte] tegenover de bakkerij stond op die dinsdag.

Zwaar lichamelijk letsel

4. Een proces-verbaal van bevindingen met mutatienummer LJN PL0914/07-089328 van 16 maart 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 10], hoofdagent van politie Utrecht district Utrecht- Noord (pagina 1746 en 1747) voor zover - zakelijk weergegeven - als relaas van de verbalisant:

Op 16 maart 2006 werden politieambtenaren gestuurd naar de Prins Bernhardlaan, alwaar een persoon in elkaar zou zijn gezakt. Daar de man gewond bleek te zijn werd deze door het ambulancepersoneel overgebracht naar het Medisch Centrum Utrecht (UMC) voor medische behandeling.

Door mij werd aan het slachtoffer gevraagd naar zijn naam.

Hij gaf op te zijn genaamd:

[slachtoffer],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],

en wonende [d-straat 1] te [plaats].

5. Een proces-verbaal ambtelijk verslag met mutatienummer LJN PL0620/07-246077 van 20 maart 2007 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 11], brigadier van politie Team Recherche district Apeldoom, en [verbalisant 12], brigadier van politie Team Apeldoom Noord West (pagina 1756) voor zover - zakelijk weergegeven - als relaas van de verbalisanten:

Op 19 maart 2007 bezochten wij het slachtoffer [slachtoffer] in het UMC (ziekenhuis) te Utrecht. Hij was inmiddels (de dag ervoor) overgeplaatst van de Intensive Care naar de Medium Care-afdeling.

Men was medisch bezig met zijn nierdialyse.

6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten het rapport van het NFI d.d. 8 juni 2007 (pagina 4063), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

02-04-07 Ontslag.

Tijdens telefonisch overleg met dr. Faber meldde deze dat [slachtoffer] bij ontslag een bijna normale nierfunctie had met het vooruitzicht dat deze spontaan verder zou normaliseren. [slachtoffer] was niet meer dialysebehoeftig.

Overweging

In het arrest d.d. 9 april 2009 is abusievelijk vermeld dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard heeft dat de vrijlating zou plaatsvinden in ruil voor hennep en geld (pagina 10 van het arrest), hetgeen niet strookt met de inhoud van het proces-verbaal. In het arrest had moeten staan dat de vrijlating zou plaatsvinden in ruil voor geld ter vergoeding van de ontbrekende hennep. Deze vergissing is echter niet van invloed geweest op hetgeen bewezen is verklaard."

3.5. Art. 359, derde lid, Sv bepaalt dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Ingevolge art. 365a, eerste lid, Sv kan echter, zolang geen gewoon rechtsmiddel is aangewend, worden volstaan met het wijzen van een verkort vonnis. Een verkort vonnis is een vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn opgenomen, noch een opgave daarvan, aldus art. 138b Sv. Art. 365a, tweede lid, Sv schrijft voor dat, indien een gewoon rechtsmiddel is aangewend, een verkort vonnis wordt aangevuld met de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv.(1) Art. 415 Sv verklaart deze bepalingen van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.

3.6. Uit hetgeen hiervoor onder 3.3 en 3.4 is weergegeven kan worden opgemaakt dat hier geen sprake is van een verkort arrest als bedoeld in art. 365a, eerste lid, jo 415 Sv, waarin geen bewijsmiddelen zijn opgenomen. De inhoud van de bewijsmiddelen is in het arrest weergegeven in de hiervoor onder 3.3 weergegeven passage, volgend op: 'Het hof stelt de volgende feiten vast'. Het Hof heeft hier klaarblijkelijk gekozen voor de PROMIS-werkwijze.(2) De Hoge Raad heeft op 15 mei 2007 in twee arresten geoordeeld dat deze werkwijze niet in strijd in met het wettelijk stelsel.(3) In beide arresten heeft de Hoge Raad onder 5.5.2 overwogen:

"De werkwijze die het Hof in de onderhavige zaak heeft gevolgd ten aanzien van de bewijsmotivering, komt erop neer dat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in een terstond uitgewerkt arrest zijn vermeld in een bewijsredenering waarbij het Hof heeft volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. In beginsel is die werkwijze niet in strijd met art. 359, derde lid, Sv.

Een dergelijke bewijsredenering kan de inzichtelijkheid van de door de rechter gevolgde gedachtegang bevorderen, terwijl niet wordt tekortgedaan aan een andere wezenlijke functie van de bewijsmotivering, namelijk dat de rechter op controleerbare wijze zich ervan vergewist dat de beslissing dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, steunt op daartoe redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen.

Gunstig effect van de hier gevolgde werkwijze is dat de verdachte terstond na de uitspraak beschikt over een uitgewerkt vonnis. Van een later op te maken 'aanvulling' op het vonnis in de zin van art. 365a Sv kan immers geen sprake meer zijn, omdat bij deze werkwijze geen verkort vonnis wordt gewezen.

3.7. Indien geen sprake is van een verkort vonnis, is er geen ruimte voor een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv. Het middel klaagt hierover terecht. Het is echter de vraag of het gevolg daarvan, zoals de steller van het middel wil, nietigheid van het arrest moet zijn. Dat er ten onrechte een aanvulling is opgemaakt, doet in beginsel niets af aan de inhoud van het arrest. Cassatie zou naar mijn mening achterwege kunnen worden gelaten indien de aanvulling, als overbodig, buiten beschouwing kan worden gelaten. Daarvoor is echter wel nodig dat het (oorspronkelijke) arrest aan alle eisen voldoet.

3.8. In de twee hiervoor genoemde arresten van 15 mei 2007 heeft de Hoge Raad onder 5.6.1 het volgende overwogen:

"Dat in die werkwijze de redengevende inhoud van een bewijsmiddel - zoals hetgeen een getuige heeft waargenomen of ondervonden, of hetgeen een opsporingsambtenaar heeft gerelateerd omtrent zijn bevindingen - zakelijk wordt samengevat, is op zichzelf niet onverenigbaar met genoemd motiveringsvoorschrift. Daarbij zal uiteraard de redengevend geachte inhoud van het bewijsmiddel geen geweld mogen worden aangedaan.

Wel zullen de redengevende feiten en omstandigheden moeten worden onderscheiden van gevolgtrekkingen - geheel of ten dele van feitelijke aard - die de rechter aan die feiten en omstandigheden verbindt. Waar met een dergelijke gevolgtrekking wordt volstaan zonder dat de onderliggende redengevende feiten en omstandigheden worden opgenomen, is aan het wettelijk motiveringsvereiste niet voldaan. In dit verband moet ook worden benadrukt dat het bij deze werkwijze noodzakelijk is dat de verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend, zo nauwkeurig is dat kan worden beoordeeld of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen en of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt dan wel of het bewijsmiddel niet is gedenatureerd.

3.9. Het Hof heeft, zoals hiervoor onder 3.3 is weergegeven vrij uitgebreid aangegeven welke feiten en omstandigheden het redengevend vindt. Aan de eis dat de verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend zo nauwkeurig is dat kan worden beoordeeld of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen en of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt dan wel of het bewijsmiddel niet is gedenatureerd, is naar mijn mening echter niet voldaan. Het Hof begint zijn feitenvaststelling met de zakelijke weergave van een verklaring van het slachtoffer en verwijst daartoe in een voetnoot naar de processen-verbaal van de verhoren van het betreffende slachtoffer, gerelateerd op de pagina's 1550 tot en met 1662. Dat zijn 113 pagina's. Op de daarop volgende anderhalve pagina van het arrest doet het Hof kennelijk allerlei feitelijke vaststellingen, maar geeft niet aan aan welke wettige bewijsmiddelen die feiten en omstandigheden zijn ontleend. En zo gaat het verder. Het Hof verwijst dan weer zeer ruim, dan weer in het geheel niet. Daarmee is niet voldaan aan de eisen die de Hoge Raad stelt aan de PROMIS-werkwijze.

4. Ik meen gelet op het voorgaande dat de andere middelen van de verdachte en het middel van het Openbaar Ministerie geen bespreking behoeven, maar ben in het geval Uw Raad daarover anders denkt uiteraard bereid nader aanvullend te concluderen.

5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 De vindplaatsvermeldingen verwijzen onder meer naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal en de daarbij behorende bijlagen, dossiemummer LJN PL0620/07-204566, gesloten en ondertekend op 27 augustus 2007 door [verbalisant 6] en [verbalisant 7].

2 Zie de processen-verbaal van de verhoren van het slachtoffer, [slachtoffer] (p. 1550 t/m 1662).

3 Zie het proces-verbaal, ambtelijk verslag, van 22 maart 2007 (p. 1755).

4 Zie de foto's als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2007 (p. 4027 t/m 4050).

5 Zie het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met betrekking tot de verwondingen van het slachtoffer [slachtoffer] (p. 4061 t/m 4088).

6 Zie de processen-verbaal van de verhoren van [betrokkene 3] (p. 2427 t/m 2430).

7 Zie de verklaring van [betrokkene 3], afgelegd bij de rechter-commissaris.

8 Zie het proces-verbaal sporenonderzoek van 16 juli 2007 (p. 4090 t/m 4096).

9 Zie het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (p. 4267 t/m 4277).

10 Zie een later aan het dossier toegevoegd rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 februari 2008.

11 Zie het proces-verbaal sporenonderzoek Renault Laguna (p. 4005 t/m 4018).

12 Zie het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (p. 4267 t/m 4277).

13 Zie informatie met betrekking tot het dactyloscopisch onderzoek (p. 1921 en 1922) en het later aan het dossier toegevoegde expertiserapport van 26 februari 2008.

14 Zie het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2009.

15 Zie de processen-verbaal van de verhoren van [betrokkene 3] (p. 2406 t/m 2444) en de verklaring van [betrokkene 3], afgelegd bij de rechter-commissaris.

1 Of, indien sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, tweede volzin, Sv, een opgave van bewijsmiddelen.

2 Zie bijv. www.rechtspraak.nl (gerechten => Raad voor de Rechtspraak => Kwaliteit van de rechtspraak => Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen (PROMIS)).

3 HR 15 mei 2007, NJ 2007, 387 en 388, m.nt. Buruma (onder NJ 2007, 387).