Home

Parket bij de Hoge Raad, 02-06-2009, BH8472, 07/10467

Parket bij de Hoge Raad, 02-06-2009, BH8472, 07/10467

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
2 juni 2009
Datum publicatie
2 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:PHR:2009:BH8472
Formele relaties
Zaaknummer
07/10467

Inhoudsindicatie

Veroordeling WAM-feit en toewijzing van drietal vorderingen TUL. Het middel dat kennelijk berust op de opvatting dat ingeval tegen een zodanig vonnis hb is ingesteld, de dagvaarding in hb moet vermelden dat het oz in hb zich ook zal uitstrekken tot de in e.a. gedane vordering(en) tot tul van een voorwaardelijk opgelegde straf, is onjuist, omdat een dergelijke vermelding noch in art. 412 Sv noch in enige andere bepaling is voorgeschreven.

Conclusie

Nr. 07/10467

Mr. Machielse

Zitting 24 maart 2009

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, enkelvoudige kamer, heeft verdachte op 3 mei 2007 bij verstek voor 'Als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen hebben gesloten en in stand gehouden' veroordeeld tot een hechtenisstraf van twee weken. Tevens heeft het hof aan verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor zes maanden ontzegd en de tenuitvoerlegging gelast van drie eerder voorwaardelijk opgelegde straffen.

2. Mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.

3.1. Het eerste middel klaagt over de bewezenverklaring. Die zou niet zijn af te leiden uit bewijsmiddelen. Volgens de steller van het middel heeft het hof enkel een aantekening mondeling vonnis opgemaakt waarin geen bewijsmiddelen zijn opgenomen

3.2. Het middel faalt omdat het feitelijke grondslag mist. Onder de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434 toegezonden stukken bevindt zich een proces-verbaal van de terechtzitting van 3 mei 2007 waarin het mondeling arrest volgens de regels gesteld krachtens art. 425 lid 3 Sv is aangetekend.

4.1. Het tweede middel klaagt dat het hof niet heeft beraadslaagd en beslist op de grondslag van de tenlastelegging. Bij dagvaarding in hoger beroep is aan verdachte te kennen gegeven dat hij zou moeten terechtstaan ter zake van het hem in eerste aanleg bij inleidende dagvaarding telastegelegde. Daarom had het hof niet de tenuitvoerleggingen mogen gelasten.

4.2. De kantonrechter te Breda had verdachte op 5 oktober 2006 veroordeeld voor overtreding van art. 30 WAM en tevens driemaal een tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. Tegen dat vonnis, dus inhoudende veroordeling en last tot tenuitvoerleggingen, heeft de advocaat van verdachte hoger beroep ingesteld. Ingevolge art. 361a Sv maakt de beslissing over de gegrondheid van de vordering tot tenuitvoerlegging deel uit van de in de strafzaak gegeven uitspraak. Hoger beroep tegen een vonnis inhoudende een veroordeling en een last tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf kan slechts tegen die uitspraak in haar geheel worden ingesteld. Degene die een rechtsmiddel aanwendt tegen zo een vonnis weet dus dat de hogere rechter automatisch ook op de vordering tot tenuitvoerlegging zal beslissen.(1)

Het middel faalt.

5. Beide middelen falen en kunnen met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.

6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 HR 20 juni 2006, LJN AX1665.