Parket bij de Hoge Raad, 29-05-2007, BA1644, 01311/06
Parket bij de Hoge Raad, 29-05-2007, BA1644, 01311/06
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 mei 2007
- Datum publicatie
- 29 mei 2007
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2007:BA1644
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA1644
- Zaaknummer
- 01311/06
Inhoudsindicatie
1. Waardering bewijs. 2. 359.2 Sv. Ad 1. De selectie en waardering van het bewijsmateriaal is aan de feitenrechter voorbehouden. Klaarblijkelijk heeft het hof de verklaring van verdachte en zijn bijrijder omtrent de feitelijke toedracht niet geloofwaardig geacht. Het stond het hof vrij de verklaring van aangever tot het bewijs te bezigen en de verklaring van verdachte en bijrijder terzijde te stellen. Ad 2. Het opzet kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. De bewijsmiddelen bevatten voldoende gegevens voor de verwerping van het verweer (HR LJN AU9130). CAG over het ontbreken van de strafmotivering. Geen ambtshalve cassatie.
Conclusie
Nr. 01311/06
Mr Machielse
Zitting: 20 maart 2007
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft verdachte op 9 januari 2006 voor 1. "eenvoudige belediging, terwijl de beleidiging wordt aangedaan aan een ambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening", 2. "bedreiging met zware mishandeling" en 3. "opzettelijk niet voldoen aan een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar, belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van tachtig uur, subsidiair veertig dagen hechtenis.
2. Namens verdachte heeft Mr M.L. van Gaalen, cassatie ingesteld. Mr J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt dat het hof heeft nagelaten te responderen op een uitdrukkelijk voorgedragen opzetverweer ten aanzien van de tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling.
3.2. Ten laste van verdachte heeft het hof onder 6 bewezenverklaard dat hij:
"Op 12 november 2003 te Amsterdam [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto waarvan verdachte het gaspedaal had ingedrukt, waardoor die auto veel toeren maakte, op [betrokkene 1], die hem, verdachte, een stopteken had gegeven en zich op korte afstand voor die auto bevond, is afgereden."
3.3. De woorden "waarvan verdachte het gaspedaal had ingedrukt, waardoor die auto veel toeren maakte" zijn door het hof zelf ingebracht. In de tenlastelegging stonden deze woorden vermeld na 'afgereden': "en/of heeft verdachte (toen [betrokkene 1] zich op korte afstand voor die auto bevond), het gaspedaal ingedrukt, waardoor die auto veel toeren maakte."
3.4. Het hof heeft aan deze bewezenverklaring de volgende bewijsmiddelen ten grondslag gelegd:
"3. Een proces-verbaal met nummer 2003292200-1 van 12 november 2003, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 augustus 2004 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op woensdag 12 november 2003 was ik te Amsterdam als medewerker toezicht veiligheid bezig met een verkeerscontrole. Ik zag dat er een auto aankwam rijden. Ik zag dat het hier om een rode Volkswagen Golf ging.
Ik zag dat de auto tussen de hekken door wilde rijden. Ik gaf de bestuurder een stopteken. Op dat moment stond ik voor de auto. Ik hoorde dat de bestuurder gas gaf (en, naar het hof begrijpt, die auto veel toeren maakte). Ik zag dat de auto hierdoor naar voren kwam. Ik zag dat de auto mij nu op ongeveer 20 centimeter had benaderd. Ik zag dat de auto niet ging stoppen. Ik sprong hierdoor aan de kant en zag dat de auto mij voorbij reed. Ik weet zeker dat hij mij had aangereden als ik niet opzij was gesprongen
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 september 2004.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was (het hof begrijpt: op 12 november 2003) de chauffeur van de Rode Volkswagen Golf."
3.5. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte blijkens zijn overgelegde pleitnota het volgende aangevoerd:
'Feit 6
Uit de aangifte van [betrokkene 1] (blz 5 dossier) blijkt dat hij voor de auto van [verdachte] stond, hij hoorde dat de bestuurder gas gaf, hij zag dat de auto naar voren kwam, hij kon nog net aan de kant springen en hij zag dat de auto hem voorbij reed.
[verdachte] ontkent op [betrokkene 1] te zijn ingereden (blz 15 dossier). Hij verklaart aan te zijn komen rijden en te hebben gestopt voor een hek, dat toen de toezichthouder kwam en hem zei dat er een controle was en vervolgens achteruit te zijn gereden. Hij verklaart met ongeveer 5 kilometer per uur achteruit te zijn gereden.
De bijrijder van de auto, [betrokkene 2], is ook gehoord en bevestigt het verhaal van [verdachte]. Hij verklaart voorts: "Ik voelde en zag dat [verdachte] op dat moment een stukje achteruit reed. [Verdachte] gaf daarbij een flinke duw op het gaspedaal. Ik hoorde dat de auto hierbij veel toeren maakte. Maar het is een oude diesel en we gingen alleen enkele meters naar achteren."
De collega van [betrokkene 1], [betrokkene 3], is ook gehoord. Hij heeft verklaard dat hij vanuit zijn ooghoeken zijn collega een zijwaartse beweging zag maken, maar niet weet of het een sprong was maar hij ging wel snel opzij. Op dat moment ziet hij de auto stilstaan.
Hij ziet dus niet uit zijn ooghoeken de auto een beweging maken. Hij ziet vervolgens de auto naar achteren rijden en ziet dat dit op een normale manier gebeurt.
(..)
Van belang is uiteraard dat de verklaring van [betrokkene 3] de aangifte niet voldoende ondersteunt. [Betrokkene 3] ziet niet dat de auto op [betrokkene 1] afrijdt. Hij ziet enkel [betrokkene 1] snel opzij gaan en ziet tegelijkertijd de auto van [verdachte] stilstaan. Voorts heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij de auto vervolgens met hoge snelheid naar achteren zag rijden, hetgeen niet door [betrokkene 3] is gezien die immers verklaart dat de auto op een normale manier naar achteren reed. Dat wordt ook door [verdachte] en [betrokkene 2] verklaard.
Voorts verklaart [betrokkene 3] niet dat op het moment dat hij zijn collega snel opzij ziet gaan dat de auto zich op korte afstand van zijn collega bevindt.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging merk ik nog op dat de bedreiging kennelijk wordt veroorzaakt door het indrukken van de gaspedaal waardoor de auto veel toeren maakt, terwijl alleen [betrokkene 2] daar iets over verklaart en zegt dat het te maken heeft met het feit dat het een oude auto is en er derhalve veel toeren gemaakt moeten worden om naar achteren te rijden, hetgeen vervolgens ook gebeurde.
De conclusie dient te zijn dat er onvoldoende overtuigend bewijs is ten aanzien van dit feit, zowel primair als subsidiair, zodat [verdachte] hiervan dient te worden vrijgesproken.'
3.6. Bij lezing van de verklaringen van getuigen in het proces-verbaal van de politie lijkt er verschillend te worden verklaard over het moment waarop de auto naar achteren reed en de verdachte zoveel toeren maakte door op de gaspedaal te drukken. Was dat nadat hij voor het hek was gestopt en voordat hij zou zijn teruggereden of gebeurde dat op weg naar dat hek nadat het stopteken werd gegeven? De bewezenverklaring en de voor het bewijs gebezigde verklaring van aangever duiden erop dat het hof het tweede alternatief heeft aangenomen en ervan is uitgegaan dat bij het afrijden op aangever de 'vele toeren' zijn gemaakt.
3.7. Het hof heeft kennelijk aangenomen dat zowel het inrijden op [betrokkene 1] als het toeren maken redelijkerwijs vreesaanjagend moet zijn geweest. Beide componenten - het afrijden op [betrokkene 1] en het indrukken van het gaspedaal - zijn in de tenlastelegging gesitueerd op een moment dat [betrokkene 1] zich op korte afstand voor die auto bevond. Het hof heeft kennelijk de tenlastelegging aldus uitgelegd dat het gaspedaal is ingedrukt voordat de auto op [betrokkene 1] afreed. Die uitleg van de tenlastelegging is niet met haar bewoordingen onverenigbaar en wordt door de verklaring van [betrokkene 1] ondersteund, zij het dat zich ook een andere volgorde laat denken. Het hof heeft daarom naar mijn oordeel deze bouwstenen kunnen herschikken op de manier zoals is gebeurd.
En dan is het lot van het middel snel beslecht. Het hof heeft kennelijk op dit punt geloof gehecht aan de verklaring van [betrokkene 1], boven die van verdachte en de inzittende van de auto. Het bewijs kan dan uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid, waarbij het hof uit de verklaring van [betrokkene 1] zal hebben afgeleid dat verdachte moet hebben beseft welke indruk zijn rijgedrag op de toezichthouder veiligheid zou maken, maar kennelijk te weinig aanknopingspunten heeft gevonden om (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen te kunnen achten.
Aldus bevat de uitspraak voldoende gegevens in de gebezigde, voor de verwerping van het standpunt relevante bewijsmiddelen, om te voldoen aan de eisen die art. 359 lid 2 Sv stelt.(1)
3.8. Het middel faalt.
4. Ambtshalve merk ik op dat in het arrest de strafmotivering in het geheel ontbreekt hetgeen ingevolge art. 359 lid 5 jo. art. 359 lid 8 Sv tot nietigheid leidt. Dat dient te leiden tot vernietiging van het arrest voor zover het betreft de strafoplegging.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de strafzaak naar het Gerechtshof te Amsterdam met het oog op de strafoplegging.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 HR 11 april 2006, NJ 2006, 393 m.nt. Buruma.