Parket bij de Hoge Raad, 27-09-2005, AT8318, 03034/04 A
Parket bij de Hoge Raad, 27-09-2005, AT8318, 03034/04 A
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 september 2005
- Datum publicatie
- 27 september 2005
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2005:AT8318
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT8318
- Zaaknummer
- 03034/04 A
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. ’s Hofs oordeel komt hierop neer dat in een geval als het onderhavige art. 183 SrNA niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift en een concrete tegenprestatie doch ook op het doen van giften aan een ambtenaar teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste uitleg van enige in de bewezenverklaarde tenlastelegging voorkomende, aan art. 183 SrNA ontleende term.
Conclusie
Nr. 03034/04 A
Mr. Vellinga
Zitting: 21 juni 2005
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba veroordeeld wegens 1. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd door een rechtspersoon en 2. medeplegen van aan een ambtenaar een gift of een belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd door een rechtspersoon. Ten aanzien van feit 1 heeft het Hof vastgesteld dat aan verdachte geen straf kan worden opgelegd, ten aanzien van feit 2 heeft het Hof verdachte veroordeeld tot een geldboete van NAf 300,-.
2. Namens verdachte heeft mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te 's-Gravenhage, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt over de bewezenverklaring van feit 1. Deze houdt in dat verdachte:
"in de periode van 1 mei 2000 tot en met 1 oktober 2002 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, de bedrijfsadministratie van [verdachte] over de jaren 2000 en 2001 en 2002, zijnde deze bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, hebbende zij, verdachte en haar mededaders (telkens) opzettelijk valselijk een of meer facturen en/of rekeningen en/of declaraties [volgt een opsomming van 19 geschriften, WHV] in haar bedrijfsadministratie geboekt en/of opgenomen en/of doen opnemen, terwijl de op die facturen en/of rekeningen en/of declaraties vermelde omschrijvingen vals waren, omdat in werkelijkheid een gedeelte van deze op facturen en/of rekeningen en/of declaraties in rekening gebrachte gelden door [verdachte] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] (als "steekpenningen") zijn (uit)betaald aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zulks met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan."
4. Het middel stelt dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte in de periode van 1 mei 2000 tot en met 1 oktober 2002 haar bedrijfsadministratie valselijk heeft opgemaakt of vervalst door de bedoelde facturen in haar bewijsadministratie op te (doen) nemen. Ter onderbouwing van deze klacht is in het middel volstaan met het opnemen van drie passages uit de bewijsmiddelen.
5. De in het middel vermelde gedeelten van de bewijsmiddelen zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Nu in het middel niet wordt toegelicht op welke grond de bewezenverklaring onvoldoende zou zijn gemotiveerd, terwijl uit de geciteerde passages uit de bewijsmiddelen ook niet kan worden afgeleid dat aan de bewezenverklaring een gebrek kleeft, behelst het middel geen duidelijke klacht.
6. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. (HR 19 november 2002, 01084/01)2. Het middel moet dus onbesproken blijven.
7. Het tweede middel voert aan dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde onder 2, voor zover inhoudende dat verdachte geldbedragen aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft betaald met het oogmerk om hen te bewegen een relatie met [verdachte] te doen ontstaan en/of te blijven onderhouden, een doen of nalaten in de zin van art. 183 SrNA oplevert.
8. Ten laste van verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 1 mei 2000 tot en met 1 oktober 2002 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, aan [betrokkene 1], bij besluit van 21 juli 1999, no 99/7463, ter beschikking gesteld van het bestuurscollege van het eilandgebied Curaçao en tewerk gesteld als adviseur van de gedeputeerden van de politieke partij [...], en aldus ambtenaar zijnde (in de zin van artikel 183 jo 86 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen) en aan [betrokkene 2], Gedeputeerde van de Dienst Openbare Werken van het Eilandgebied Curaçao, en aldus ambtenaar zijnde (in de zin van artikel 183 jo 86 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen) giften heeft gedaan, te weten geldbedragen heeft gegeven, met het oogmerk om hen te bewegen om, in strijd met hun ambtsplicht, in hun bediening iets te doen of na te laten, te weten:
(voor wat betreft [betrokkene 1]) zorg te dragen dat aan [verdachte] het (deel)project Voorrijwegen en Parkeren van het project Nieuwbouw Passagiersterminal Hato Airport wordt gegund en (voor wat betreft [betrokkene 2]) zorg te dragen dat aan [verdachte] (bouw)projecten worden gegund en/of een relatie met [verdachte] te doen ontstaan en/of te blijven onderhouden, waarin die [betrokkene 1] als adviseur van de Gedeputeerden van de partij [...] en [betrokkene 2] als Gedeputeerde tegenover die [verdachte] niet meer zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief is/kan zijn bij het nemen van beslissingen waarbij die aannemingsmaatschappij als belanghebbende is betrokken als in het geval dat [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] die giften niet hadden aangenomen."
9. In een nadere overweging omtrent het bewijs heeft het Hof overwogen dat, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen, de door verdachte verstrekte giften bedoeld waren om projecten te verkrijgen en dat verdachte met de giften beoogde een voorkeursbehandeling te krijgen hetzij doordat aan haar projecten werden gegund, hetzij doordat het afkomen van projecten voor verdachte werd bespoedigd.
10. Het middel betreft de laatste alinea van de bewezenverklaring van dit feit. Het middel strekt ten betoge dat het enkele doen ontstaan en onderhouden van een relatie door de betaling van giften niet het door art. 183 SrNA vereiste doen of nalaten oplevert.
11. Deze bepaling luidt:
"Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
1°. hij die een ambtenaar eene gift of belofte doet met het oogmerk om hem te bewegen in zijne bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten;"
12. Het middel miskent dat het doen of nalaten volgens de bewezenverklaring niet alleen bestaat in het doen ontstaan en/of blijven onderhouden van een relatie in de in de bewezenverklaring omschreven vorm, maar ook (voor wat betreft [betrokkene 1]) in het zorgdragen dat aan [verdachte] het (deel)project Voorrijwegen en Parkeren van het project Nieuwbouw Passagiersterminal Hato Airport wordt gegund en (voor wat betreft [betrokkene 2]) het zorgdragen dat aan [verdachte] (bouw)projecten worden gegund. Het middel berust dus op verkeerde lezing van het tenlastegelegde.
13. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG