Home

Parket bij de Hoge Raad, 09-07-2004, AP1274, R04/059HR

Parket bij de Hoge Raad, 09-07-2004, AP1274, R04/059HR

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
9 juli 2004
Datum publicatie
12 juli 2004
ECLI
ECLI:NL:PHR:2004:AP1274
Formele relaties
Zaaknummer
R04/059HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 76

Inhoudsindicatie

9 juli 2004 Eerste Kamer Rek.nr. R04/059HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [klager], wonende te [woonplaats], KLAGER. 1. Het beklag...

Conclusie

R04/059HR

Mr. F.F. Langemeijer

Parket, 21 mei 2004 (klaagschrift 12 Sv)

Conclusie inzake:

[klager]

1. Bij brief van 24 juli 2002 (ingekomen 26 juli 2002) heeft [klager] bij het gerechtshof te 's-Gravenhage beklag gedaan over het niet vervolgen van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.G. de Vries, ter zake van dood door schuld. Klager stelt samengevat dat de minister onvoldoende aandacht heeft besteed aan het verzoek van de heer P. Fortuyn om persoonlijke beveiliging.

2. Bij beschikking van 20 oktober 2003 heeft het gerechtshof zich onbevoegd verklaard tot kennisneming van het beklag en de zaak verwezen naar de Hoge Raad.

3. Met het hof ben ik van mening dat de brief is aan te merken als een beklag over het niet-vervolgen van een ambtsmisdrijf, gepleegd door een minister. Van een dergelijk misdrijf neemt de Hoge Raad in eerste en laatste instantie kennis (art. 76 RO), zodat ook het beklag door de Hoge Raad dient te worden behandeld (art. 13a Sv).

4. Ingevolge art. 119 Grondwet, art. 483 Sv en art. 4 van de wet van 22 april 1855, Stb. 33, is een strafvervolging voor de Hoge Raad van een minister slechts mogelijk indien daartoe opdracht is gegeven bij Koninklijk Besluit of door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In het onderhavige geval is zo'n opdracht niet gegeven. Om deze reden is [klager] kennelijk niet-ontvankelijk te achten in zijn beklag (vgl. HR 6 december 1985, NJ 1986, 244 m.nt. ThWvV; HR 20 maart 1998, NJ 1998, 549). Dit brengt mee dat van het horen van klager kan worden afgezien (art. 12b juncto 13a Sv).

5. De conclusie strekt tot de niet-ontvankelijkverklaring van [klager] in zijn beklag.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden,