Home

Parket bij de Hoge Raad, 26-11-2002, AE6595 AO3084, 02319/01 B

Parket bij de Hoge Raad, 26-11-2002, AE6595 AO3084, 02319/01 B

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
26 november 2002
Datum publicatie
24 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:PHR:2002:AE6595
Formele relaties
Zaaknummer
02319/01 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025] art. 116

Conclusie

Nr. 02319/01 B

Mr Fokkens

Zitting: 23 juli 2002

Conclusie inzake:

[Klager]

Edelhoogachtbaar College,

1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, waarbij het door klager ingediende beklag tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de onder klager inbeslaggenomen bromfiets aan [betrokkene 1] terug te geven gegrond is verklaard en de teruggave van die bromfiets aan die [betrokkene 1] is gelast.

2. Tegen die beslissing heeft verzoekster cassatieberoep in doen stellen. Middelen van cassatie zijn niet voorgesteld.

3. Ambtshalve vraag ik de aandacht voor het volgende. De onderhavige zaak betreft een beklag als bedoeld in art. 116, derde lid, Sv van de beslagene tegen het voornemen van de Officier van Justitie de onder hem inbeslaggenomen bromfiets terug te geven aan de eigenaar [betrokkene 1].

4. De motivering van de hiervoor onder 1 weergegeven beslissing van de Rechtbank luidt - voorzover thans van belang - als volgt:

"Op het eerste gezicht komt het de rechter echter redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord voor, dat de officier van justitie het voornemen de bromfiets aan de bestolen eigenaar terug te geven ten uitvoer legt, zodat het beklag enerzijds gegrond zal worden verklaard en anderzijds de teruggave aan [betrokkene 1] zal worden gelast."

5. Uit deze overweging volgt dat de Rechtbank bedoeld heeft het beklag van de beslagene ongegrond te verklaren. De Hoge Raad kan de beslissing van de Rechtbank in zoverre verbeteren.

6. Voorts heeft de Rechtbank miskend dat zij in procedure als de onderhavige slechts de gegrondheid van het beklag dient te beoordelen en dat het niet tot haar taak behoort om - ingeval van ongegrondverklaring van het beklag - tevens de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de rechthebbende. Voor het gelasten van teruggave aan de rechthebbende is immers alleen plaats indien die rechthebbende daar bij een afzonderlijk ingediend en door de Rechtbank gegrond bevonden klaagschrift om heeft verzocht. Dat in een geval als het onderhavige de ongegrondverklaring van het beklag zal leiden tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de rechthebbende, doet aan het vorenoverwogene niet af.

7. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de beslissing van de Rechtbank zal vernietigen voor zover het beklag gegrond is verklaard en de Rechtbank de teruggave van de bromfiets aan [betrokkene 1] heeft gelast, het beklag ongegrond zal verklaren en het beroep voor het overige zal verwerpen.

De Procureur-Generaal

Bij de Hoge Raad der Nederlanden,

plv.