Parket bij de Hoge Raad, 28-06-2002, AE4704, C02/034HR
Parket bij de Hoge Raad, 28-06-2002, AE4704, C02/034HR
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 juni 2002
- Datum publicatie
- 28 juni 2002
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2002:AE4704
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4704
- Zaaknummer
- C02/034HR
Inhoudsindicatie
-
Conclusie
Rolnr. C02/034
mr. C.L. de Vries Lentsch-Kostense
Zitting 26 april 2002
Conclusie inzake
(Conclusie op verstek)
[Eiseres]
tegen
Provinzial Feuerversicherungsanstalt der Rheinprovinz
1. In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, hierna: [eiseres], verweerster in cassatie, hierna: Provinzial, bij exploit van 9 januari 2002 gedagvaard om op 25 januari 2002 te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad, met aanzegging dat zij beroep in cassatie instelt tegen het tussen partijen gewezen arrest van het Gerechthof te Arnhem van 9 oktober 2001. [Eiseres] heeft deze dagvaarding laten betekenen ten kantore van "mr. H.A.J. Stollenwerck (advocatenkantoor Hoyng)", alwaar, aldus de dagvaarding, Provinzial "ter dezer zake" uitdrukkelijk domicilie gekozen heeft. Deze dagvaarding is niet op de rol van 25 januari 2002 ingeschreven.
2. Op 4 februari 2002 heeft [eiseres] een herstelexploit uitgebracht en de dagvaarding nogmaals laten betekenen ten kantore van mr. Stollenwerck: thans werd Provinzial opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 15 februari 2002. Deze dagvaarding heeft [eiseres] wel op de rol laten inschrijven. Aldus is het verzuim de dagvaarding op de rol van de aangezegde rechtsdag in te schrijven, hersteld doordat met bekwame spoed (namelijk binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag) Provinzial opnieuw is opgeroepen, met inachtneming van de termijn voor oproeping. (Zie HR 17 december 1982, NJ 1984, 59.)
3. Ter zitting van 15 februari 2002 is de zaak uitgeroepen. [Eiseres] is op deze zitting verschenen. Provinzial verscheen niet; zij is evenmin op de hierna te melden zittingen verschenen. [Eiseres] verzocht tegen Provinzial verstek te verlenen. De zaak is enige male aangehouden, laatstelijk tot de zitting van 19 april 2002, teneinde [eiseres] in de gelegenheid te stellen een akte van domiciliekeuze over te leggen.
4. Ter zitting van 19 april 2002 heeft [eiseres] een akte van domiciliekeuze niet overgelegd. Wel heeft [eiseres] overgelegd een copie van het eerste blad van de inleidende dagvaarding van 14 oktober 1997. De aanhef luidt:
Heden, de veertiende oktober 1900 zeven en negentig ten verzoeke van DE OPENBARE RECHTSPERSOON NAAR DUITS RECHT PROVINZIAL FEUERVERSICHERUNGSANSTALT DER RHEINPROVINZ, gevestigd in Düsseldorf/Duitsland, in deze zaak woonplaats gekozen hebbende in Heerlen aan de Akerstraat 94-98 (postbus 293, 6400 AC Heerlen) ten kantore van de advocaat en procureur mr H.A.J. Stollenwerck, alsmede te Arnhem aan het Sickzesplein 1, ten kantore van de advocaat en procureur mr J.M.J. Huver, die in deze zaak tot procureur wordt gesteld en als zodanig zal optreden, (...)
[Eiseres] heeft tevens een brief overgelegd, gedateerd 16 oktober 2001, van mr. Stollenwerck aan mr. Van Boom, de procureur van [eiseres] in vorige instantie. Mr. Stollenwerck verzoekt in deze brief om betaling aan zijn cliënte Provinzial van de proceskostenveroordeling als door het Hof in hoger beroep uitgesproken.
De zaak is aangehouden tot de zitting van heden (26 april 2002) voor conclusie Procureur-Generaal op het gevraagde verstek tegen Provinzial.
5. Het gevraagd verstek tegen Provinzial moet naar mijn mening geweigerd worden en de dagvaarding moet nietig verklaard worden.
6. Voorzover beoogd is betekening van de dagvaarding te doen geschieden op de wijze als voorzien in art. 63 lid 1 Rv (art. 407 lid 5 Rv oud), voldoet die betekening niet aan de daaraan te stellen eisen aangezien uit het bestreden arrest niet blijkt dat mr. Stollenwerck in de vorige instantie als procureur voor Provinzial is opgetreden. De dagvaarding lijdt derhalve aan een gebrek dat door art. 66 lid 1 Rv met nietigheid wordt bedreigd. Dit gebrek zou als 'geheeld' beschouwd kunnen worden ingeval naar analogie van het bepaalde in de slotzin van art. 63 lid 1 Rv vaststaat dat mr. Stollenwerck de aan zijn kantoor gelaten afschriften van het exploit van dagvaarding en van het herstelexploit tijdig heeft doorgestuurd aan Provinzial. Een door mr. Stollenwerck opgestelde schriftelijke verklaring van die strekking is door [eiseres] niet overgelegd.
7. Voorzover de betekening van de dagvaarding is geschied - gelijk in het exploit van dagvaarding wordt gerelateerd - aan het door Provinzial "te dezer zake" (d.w.z. voor de onderhavige instantie) uitdrukkelijk gekozen domicilie ten kantore van mr. Stollenwerck, is nagelaten een akte van domiciliekeuze over te leggen.
8. Nu niet is gebleken dat Provinzial voor de onderhavige instantie op de voet van art. 1:15 BW domicilie heeft gekozen ten kantore van mr. Stollenwerck, voldoen de exploiten van 9 januari 2002 en 4 februari 2002 niet aan de wettelijke eisen. Art. 121 lid 1 Rv staat aan verstekverlening tegen Provinzial in de weg.
Aangezien aannemelijk is dat de dagvaarding Provinzial als gevolg van het geconstateerde gebrek niet heeft bereikt, zal de dagvaarding nietig verklaard moeten worden.
9. De vraag of de voorschriften van de te dezen toepasselijke Betekeningsverordening (zie art. 56 Rv) in acht zijn genomen kan, nu de dagvaarding nietig verklaard moet worden, blijven rusten.
Conclusie
De conclusie strekt tot nietigverklaring van de dagvaarding en tot weigering van het tegen Provinzial gevraagde verstek.