Home

Parket bij de Hoge Raad, 18-02-1991, ECLI:NL:PHR:1991:14, 2606 Besch.

Parket bij de Hoge Raad, 18-02-1991, ECLI:NL:PHR:1991:14, 2606 Besch.

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
18 februari 1991
Datum publicatie
7 december 2020
ECLI
ECLI:NL:PHR:1991:14
Formele relaties
Zaaknummer
2606 Besch.

Inhoudsindicatie

De wet kent niet de mogelijkheid dat op verzoek van een belanghebbende teruggave van het inbeslaggenomene aan een ander wordt gelast.

Conclusie

N.E.

Nr. 2606 Besch.

Parket, 18 februari 1991

Mr. Fokkens

Conclusie inzake:

DE OFFICIER VAN JUSTITIE TE ROERMOND

tegen

[klager]

Edelhoogachtbaar College,

1. De Officier van Justitie (te Roermond) heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter te Roermond op een beklag cfm art. 552a van de beslagene.

Zij heeft vervolgens een schriftuur ingediend houdende 3 middelen.

Nu deze geen inkomststempel van de Hoge Raad draagt kan worden aangenomen dat deze zich cfm art. 447 bij de stukken bevond.

2. De Kantonrechter heeft overwogen en beslist:

’Het klaagschrift houdt in een beklag over de inbeslagneming, zoals nader in het klaagschrift is vermeld.

De kantonrechter verwijst naar de inhoud van het klaagschrift.

De kantonrechter heeft kennis genomen van de processtukken.

De officier van justitie en de klager, bijgestaan door een raadsman, zijn gehoord.

Bij het verhoor heeft de raadsman het klaagschrift gewijzigd, in dier voege dat hij thans verzoekt het inbeslaggenomene terug te geven aan [betrokkene], wonende te [woonplaats].

Bij de behandeling heeft de raadsman een verklaring van [betrokkene] overgelegd, waaruit blijkt dat het inbeslaggenomene toebehoort aan [betrokkene].

Derhalve zal de Kantonrechter beslissen in voege als na te melden.

BESLISSING:

De Kantonrechter:

verklaart het beklag gegrond;

gelast de bewaarder van het inbeslaggenomene – te weten een personenauto, merk Datsun, type Cherry 1200 Luxe HB, gekentekend [kenteken], voorzien van het chassisnummer [001] – dit terug te geven aan [betrokkene], wonende te [woonplaats], met bepaling dat [betrokkene] voornoemd binnen 1 maand na betekening van deze beschikking het inbeslaggenomene moet hebben afgehaald.

Voor het geval dat zulks niet is geschied, wordt het beklag alsnog ongegrond verklaard.

3. Het eerste middel klaagt dat de Kantonrechter zijn beslissing niet heeft gemotiveerd.

Dit middel acht ik gegrond. De zinsnede ‘’Derhalve zal de kantonrechter beslissen in voege als na te melden’’ kan wellicht worden beschouwd als een motivering van de aanwijzing van [betrokkene] als degene aan wie de auto moet worden teruggegeven, zij verschaft geen enkel inzicht in de gronden waarop de kantonrechter het beklag gegrond achtte en de bij die beslissing gehanteerde maatstaven. Zij kan dan ook niet als motivering worden aangemerkt.

4. Middel II houdt in dat de Kantonrechter ten onrechte een voorwaardelijke beslissing op het beklag heeft gegeven.

M.i. is ook dit middel terecht voorgesteld. De rechter heeft te oordelen over de vraag of het beklag al dan niet gegrond is en de daarmede overeenkomende last te geven. Daarmee is niet te verenigen dat de gegrondheid van het beklag afhangt van de vraag of een derde na de beslissing gebruik maakt van de rechten hem in die last toegekend.

5. Het derde middel bevat drie klachten.

Daarvan luidt de eerste dat de wet niet de mogelijkheid kent van teruggave aan een ander dan aan degene die het klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend. Rechtspraak over deze kwestie heb ik niet gevonden.

M.i. heeft de wetgever met ‘’beklag over het uitblijven van een last tot teruggave’’ het oog op ‘’beklag over het uitblijven van een last tot afgifte aan klager’’. Vgl. i.h.b. zitting 54/55, w.o. 4034, M.v.T. nr. 3, p. 13, onder ‘’O’’: Art. 103 en 115 oud regelden het ‘’bezwaarschrift’’ van ‘’degene die nog tijdens het proces een inbeslaggenomen voorwerp wil terugbekomen’’; uit de tekst blijkt niet dat bedoeld is om t.a.v. persoon of strekking van het beklag wijziging te brengen. Derhalve zullen ook de nieuwe artikelen moeten worden verstaan in deze zin dat de art. 118 en 552a de mogelijkheid regelen van een beklag strekkende tot teruggave aan klager. De Kantonrechter had derhalve klager niet ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag, strekkende tot teruggave aan een ander.

6. Onder IIIb wordt geklaagd dat de beslissing tot teruggave niet spoort met de later op dezelfde dag gegeven beslissing tot verbeurdverklaring van de betreffende auto. Dit onderdeel faalt omdat een na de beschikking tot teruggave gewezen vonnis de geldigheid van de beschikking niet kan aantasten.

7. Onderdeel c is wederom gegrond. De wet kent niet de mogelijkheid van een last tot teruggave onder bepaalde voorwaarden.

Deze conclusie strekt ertoe dat Uw Raad de beschikking zal vernietigen en [klager] niet ontvankelijk zal verklaren in zijn beklag strekkende tot teruggave van de inbeslaggenomen personenauto aan Z. [betrokkene].

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,