Home

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 29-05-2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:128, 400.00073/17 H 31/2019

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 29-05-2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:128, 400.00073/17 H 31/2019

Gegevens

Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Datum uitspraak
29 mei 2019
Datum publicatie
24 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2019:128
Zaaknummer
400.00073/17 H 31/2019

Inhoudsindicatie

(poging diefstal en vernieling) def

Uitspraak

Zaaknummer: H- 31/2019

Parketnummer: 400.00073/17

Uitspraak: 29 mei 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 17 januari 2019 (hierna: Gerecht) in de strafzaak tegen de verdachte:

{VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] op [geboorteplaats],

wonende op [woonplaats], [adres].

Hoger beroep

Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van $ 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijfendertig dagen hechtenis en met een proeftijd van één jaar.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.

Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,

mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. A.T.C. Nicolaas, naar voren is gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee dagen, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende veertig uur onbetaalde werkzaamheden in het kader van dienstverlening zal verrichten.

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Feit 1

dat hij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, al dan niet uit een weide/kunuku, gelegen te [adres], een of meer stuk(s) vee, te weten 24 geiten, althans een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,

samen met een of meer anderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en/of de plaats voor de val heeft schoongemaakt en/of aldaar een val heeft gemaakt en/of dat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en/of het vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en/of het vee heeft vastgebonden en/of dat vee onder zijn/hun bereik heeft gebracht,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2

dat hij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een dier, namelijk een geit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Bewezenverklaring

Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:

Feit 1

dat hij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, al dan niet uit een weide/kunuku, gelegen te [adres 1], een of meer stuk(s) vee, te weten 24 geiten, althans een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,

samen met een of meer anderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en/of de plaats voor de val heeft schoongemaakt en/of aldaar een val heeft gemaakt en/of dat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en/of het vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en/of het vee heeft vastgebonden en/of dat vee onder zijn/hun bereik heeft gebracht,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2

dat hij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een dier, namelijk een geit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.

Bewijsmiddelen

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.1

Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.

1. Op 15 januari 2017 omstreeks 18.15 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 1],

[verbalisant 2] en [verbalisant 3] naar aanleiding van een melding bij de centrale meldkamer van de politie gedirigeerd in de omgeving van een knoek, waar een verdachte voertuig, een dubbel cabine pick-up, geparkeerd stond. Daar zou vermoedelijk diefstal van geiten gaande zijn. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Ter plaatse aangekomen wees de melder ons aan waar het voertuig geparkeerd stond. Wij troffen ter plaatse het voertuig aan. Wij zagen drie personen staan en voor die personen lagen enkele geiten op de grond. Toen heb ik, verbalisant [verbalisant 3] de verdachten hardop aangeroepen. Wij zagen dat de verdachten probeerden te vluchten en één van hen ging in het bos. Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb wederom de verdachten hardop aangeroepen. Wij, zagen dat de verdachten vervolgens zijn blijven staan. Bij het benaderen van de verdachten, herkende ik, verbalisant [verbalisant 3], één van de verdachten als {naam verdachte] (het Hof begrijpt: de verdachte). Wij, zagen dat er heel veel geiten op de grond lagen. De geiten waren met touw vastgebonden. Wij zagen dat een hek was vastgebonden aan een hek van een andere knoek en dat het hek zodanig was vastgebonden en gezet, dat de geiten geen andere kant op konden. Wij hebben vervolgens de drie verdachten op 15 januari 2017 aangehouden. De melder en zijn zoon gingen kijken of ze enkele van de geiten konden herkennen. Wij zagen dat één van de geiten dood was en dat deze geit een oormerk had. De melder herkende het oormerk als dat van de geiten van zijn broer genaamd [broer slachtoffer 2]. De melder vertelde aan mij, verbalisant [verbalisant 3], dat de andere geiten volgens hem van ‘roepnaam slachtoffer 1] [naam eigenaar geiten] zijn.” 2

2. Op 15 januari 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en

[verbalisant 3] een hoeveelheid met touw gebonden geiten op de grond aangetroffen en in beslag genomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“Er waren in totaal 24 geiten, waarvan 1 geit is doodgegaan.” 3

3. Op 15 januari 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en

[verbalisant 3] twee tangen aangetroffen en in beslag genomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:

“De twee tangen werden gebruikt om het hek vast te houden.” 4

4. [ slachtoffer 1] deed op 16 januari 2017 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:

“Op 15 januari 2017 werd ik door een bewoner uit de omgeving gebeld. Deze vertelde aan mij dat een aantal personen op mijn terrein achter mijn geiten aan zaten. De bewoner vroeg mij om ter plaatse te komen. Ter plaatse zag ik buiten de omheining van mijn erf een van draad gemaakte val in de vorm van een ‘V’ gespannen, en enkele tangen. Ik telde vierentwintig geiten in de val. Ik zag dat de geiten op drie geitjes na op de grond lagen en bij hun poten waren vastgebonden. Ik zag dat één geit levenloos op de grond lag. Ik herkende de groep geiten welke in de val zaten als mijn geiten, behalve de dode geit, omdat ik elke dag intensief voor ze zorg en met ze bezig ben. Ik zag ook dat een gedeelte van mijn erfomheining welke aan de val grensde naar beneden gedeukt was. Doordat het gaas omlaag geduwd was konden de geiten makkelijk in de val lopen. Ik zag drie agenten met een man aanlopen, waarvan ik begreep dat hij één van de daders was. Ik herkende de man als [voornaam verdachte] (het Hof begrijpt: de verdachte). Mijn dochter vertelde later aan mij dat zijn achternaam {achternaam verdachte] is.” 5

5. Op 16 januari 2017 werd aan [slachtoffer 1] de geiten getoond. Hij heeft het volgende verklaard:

“U toont mij 24 geiten. 23 geiten van deze geiten herken ik als mijn eigendom. Ik herken deze geiten aan hun kleurcombinatie en ras. Ik ben in deze buurt de enige persoon in het bezit van geiten in deze kleurcombinatie. Ik heb deze geiten gisteren nog gezien op mijn terrein.” 6

6. Op 16 januari 2017 werd aan [geitenhouder] de geiten getoond. Hij heeft het volgende verklaard:

U toont mij de geiten. Geen een van deze geiten is mijn eigendom. Deze geiten zijn van een ander ras. De kleuren komen ook niet overeen met de kleuren van mijn geiten. Volgens mij is [slachtoffer 1] de enige met dit ras in de buurt. Een geitenhouder herkent zijn geiten aan de kleuren. Ik kan u verklaren dat geen van deze geiten van de man [slachtoffer] is 7

7. [ slachtoffer 2] deed op 16 januari 2017 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:

“Mijn vader heeft een knoek gelegen te [adres 1]. Onze geiten hebben een oormerk onder de naam van mijn vader [broer slachtoffer 2]. Op 15 januari 2017 kwam mijn oom bij mij thuis. Hij vertelde dat de politie mensen heeft aangehouden voor diefstal van geiten. Hij heeft ter plaatse waargenomen dat één van de geiten dood was en dat de geit van mij was, omdat hij het oormerk herkende. Toen mijn oom het oormerk en de kleur van de geit omschreef, wist ik meteen dat deze geit inderdaad mijn geit was.” 8

8 De verdachte heeft op 16 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:

“Op 15 januari 2017 ging ik (het Hof begrijpt: naar [adres 1]) met een vriend en mijn vrouw om mij te helpen. Wij hadden toen een val gezet en een aantal geiten gevangen. Tijdens het vangen was een geit doodgegaan.” 9

9 De verdachte heeft op 30 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:

“De dag daarna (het Hof begrijpt: 15 januari 2017) gingen [medeverdachte], mijn vrouw en ik weer in de knoek van [naam eigenaar knoek](het Hof begrijpt: knoek ter hoogte van [adres 1]). [medeverdachte] en ik hebben samen een val gemaakt. Toen wij klaar waren met de val gingen wij in de richting van de geiten om de geiten in de richting van de val te jagen. Toen wij de geiten in de val hadden gekregen begonnen [medeverdachte] en ik de geiten vast te binden. Toen wij wilden gaan beginnen om de geiten richting de auto te brengen, zag ik dat de politie ter plaatse was gekomen. Ik zag dat één van de geiten dood is gegaan. Ik denk dat toen ze in de val was gelokt zij al moe was en dat ze door de drukte van al de geiten op elkaar is doodgegaan. De kniptangen zijn van mij. Ik heb ze zelf daar naartoe meegenomen.” 10

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, omdat de geiten die door hem zijn gevangen aan [geitehouder] toebehoorden en dat hij toestemming van hem had gekregen om die geiten te gaan vangen.

Dit verweer vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en behoeft geen bespreking.

Ten aanzien van feit 2

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat het opzet bij de verdachte ontbreekt.

Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.

De verdachte heeft door zijn wijze van handelen, namelijk het bijeendrijven van een groot aantal geiten in de beperkte ruimte van een val, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat één van de geiten in de verdrukking zou geraken en als gevolg daarvan dood kon gaan. In casu is dus sprake van op zijn minst voorwaardelijk opzet op de dood van de geit.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 323 juncto artikelen 324, sub 1 juncto artikel 47, van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot diefstal van vee uit de weide.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 366 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Opzettelijk en wederrechtelijk eenig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Het betreft hier meerdaadse samenloop.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van maar liefst vierentwintig geiten uit een knoek ter hoogte van [adres 1]. Dankzij kordaat optreden van de melder die de politie heeft gealarmeerd is het tot een poging tot diefstal van een betrekkelijk grote hoeveelheid geiten gebleven. Eén van de geiten is daarbij door toedoen van de verdachte om het leven gekomen. Het is niet aan de verdachte te danken dat de eigenaars van de desbetreffende geiten niet meer (financiële) schade hebben geleden. Het Hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.

Bij de bepaling van de straf wordt rekening gehouden met het feit dat de verdachte heeft getracht vee uit een knoek, een plaats waar doorgaans weinig toezicht wordt uitgeoefend en de bescherming van het vee aan de openbare trouw is overgelaten, te stelen.

Het Hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het over hem opgemaakte reclasseringsrapport van 21 december 2018, waaruit blijkt dat bij de verdachte geen criminogene factoren zijn geconstateerd en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat, alsmede het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

Alles afwegende acht het Hof het opleggen van een geldboete passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 28, 47en 59 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een geldboete van $ 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twintig (20) dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, S.A. Carmelia en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, zittingsgriffier, en op 29 mei 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Bonaire.

Mr. S. Verheijen en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.