Home

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 20-04-2022, ECLI:NL:OGEAA:2022:254, AUA202200788

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 20-04-2022, ECLI:NL:OGEAA:2022:254, AUA202200788

Gegevens

Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Datum uitspraak
20 april 2022
Datum publicatie
2 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2022:254
Zaaknummer
AUA202200788

Inhoudsindicatie

Klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lvog)

Uitspraak

Beschikking van 20 april 2022

VOG nr. AUA202200788

BESCHIKKING

op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

wonend in Aruba,

KLAGER,

gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,

gericht tegen de beschikking van 1 maart 2022 van:

zetelend in Aruba,

VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 maart 2022 (bestreden beschikking), door klager ontvangen op 10 maart 2022, heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.

Op 22 maart 2022 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.

Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 6 april 2022. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder, mr. J.W. Klamer, is in persoon verschenen.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1

Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.

1.2

Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.

1.3

Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:

a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;

b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;

c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.

Het tweede lid bepaalt dat indien ten aanzien van betrokkenen geen strafblad in de strafregisters voorkomt, de aangewezen ambtenaar bij zijn onderzoek niet let op feiten en gedragingen vermeld in andere registers en bescheiden, indien sedert de dag waarop deze zijn voorgevallen meer dan vier jaren zijn verlopen.

bestreden beschikking

2. Aan de bestreden beschikking legt verweerder ten grondslag dat klager verdacht wordt van het handelen in strijd met artikelen 2:189 en 2:305 van het Wetboek van Strafrecht (diefstal van een toerist respectievelijk oplichting). Gelet op het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag is aangevraagd, te weten klagers aanvraag voor een koffiehuis en restaurantvergunning, kan die verklaring niet worden afgegeven. Ter zitting heeft verweerder hierover verklaard dat klager als eigenaar en enige aandeelhouder van de bar/het restaurant ‘[bedrijf]’ in de periode van begin maart tot april 2021 vermoedelijk met credit cards van toeristen heeft gefraudeerd en dat dit een belemmering vormt voor toekenning van een koffiehuis en restaurantvergunning. Volgens verweerder dient de strafzaak tegen klager nog te worden ingeroosterd en dat dit naar alle verwachting in de tweede helft van 2022 zal gebeuren.

beroepsgronden

3. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte zijn aanvraag om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag heeft afgewezen. Hij is nimmer met betrekking tot de hem verweten strafbare feiten gedagvaard. Alleen onherroepelijke veroordelingen kunnen meewegen bij de vraag of een verklaring omtrent het gedrag al dan niet kan worden afgegeven. Klager is onschuldig en is nimmer onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van misdrijven. Klager is een zakenman en heeft geen andere manier om inkomsten te genereren. Hij wenst zijn persoonlijke zaken en leven weer op te pakken en heeft daarvoor een koffiehuis en restaurantvergunning nodig. Gelet hierop, verzoekt klager gegrondverklaring van zijn klacht en veroordeling van verweerder tot afgifte van de verklaring omtrent het gedrag.

beoordeling

4.1

De stelling van klager dat verweerder slechts acht mag slaan op onherroepelijke veroordelingen, is onjuist. Uit artikel 23 van de Lv VOG volgt dat verweerder behalve op de strafregisters ook acht mag slaan op, kort gezegd, politieregisters en overige relevante bescheiden. Het tweede lid van artikel 23 van de Lv VOG beperkt dit enigszins: wanneer er geen strafblad is, mogen de gegevens in politieregisters en in de overige relevante bescheiden slechts meewegen wanneer deze minder dan vier jaar oud zijn. Aldus blijkt uit de tekst van de Lv VOG zonder meer dat verweerder zich niet hoeft te beperken tot onherroepelijke veroordelingen en ook de strafrechtelijke verdenking tegen klager mag meewegen.

4.2

Ten aanzien van de vraag of verweerder de verklaring omtrent het gedrag al dan niet had moeten afgegeven, geldt het volgende. Beoordeeld moet worden of de verdenking van de strafbare feiten (diefstal en oplichting) op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien gepleegd en indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van het doel waarvoor de verklaring wordt gevraagd, zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat. De verklaring omtrent het gedrag heeft naar de samenleving een functie, omdat zo derden, bijvoorbeeld consumenten, kunnen weten of zij met een betrouwbare ondernemer in zee gaan. In het licht van dit beoordelingskader heeft verweerder, naar het oordeel van het gerecht, kunnen oordelen dat het doel waarvoor klager de verklaring omtrent het gedrag heeft gevraagd in de weg staat aan verlening daarvan. Daarbij is van belang dat de verdenking van diefstal en oplichting een belemmering vormt voor het exploiteren van een bar/restaurant, omdat het risico aanwezig is dat met betalingen gedaan door consumenten wordt gefraudeerd.

4.3

Gelet hierop was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven.

4.4

Aldus zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, op 20 april 2022, in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).