Home

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 09-02-2021, ECLI:NL:OGEAA:2021:39, AUA201903510

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 09-02-2021, ECLI:NL:OGEAA:2021:39, AUA201903510

Gegevens

Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Datum uitspraak
9 februari 2021
Datum publicatie
15 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:OGEAA:2021:39
Zaaknummer
AUA201903510

Inhoudsindicatie

verzoek beëindiging van gezag afgewezen alsook geen omgangregeling

Uitspraak

Beschikking van 9 februari 2021

Behorend bij EJ nr. AUA201903510

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING

op het verzoek van:

[Verzoekster] ,

wonende in Aruba,

VERZOEKSTER, hierna de moeder,

gemachtigde: de advocaat mr. lic. B.M. de Sousa,

tegen

[Verweerder] ,

wonende in Aruba, [woonplaats],

VERWEERDER, hierna de vader,

procederende in persoon.

Belanghebbende:

[Belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2004 in Aruba,

hierna de minderjarige.

1 DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 10 december 2019, waarbij de Voogdijraad is verzocht om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat dat zij klem of verloren zou raken tussen de ouders indien zij het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen, alsmede de vraag of, en zo ja, op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de vader.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- het rapport van de Voogdijraad van 12 oktober 2020, ingediend op 26 oktober 2020;

- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 8 december 2020, waar zijn verschenen de moeder in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde, de vader in persoon en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw [X].

De uitspraak is bepaald op heden.

2 DE VERDERE BEOORDELING

2.1

Aan de orde is het verzoek om het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige te beëindigen en te bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. Zoals het gerecht in de eerdere beschikking reeds heeft overwogen is het verzoek gebaseerd op artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge dit artikel kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. Alsdan bepaalt de rechter, aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.

2.2

Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind, en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden met zich die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden. In geval van gezamenlijk gezag dienen dergelijke beslissingen tezamen met de andere gezaghebbende ouder te worden genomen.

2.3

Het gerecht stelt bij de inhoudelijke beoordeling voorop, dat voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag in het algemeen vereist is dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist minimaal dat de ouders in staat zijn om beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind te nemen op een wijze die niet belastend is voor het kind en die zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval dat de ouders niet (meer) samenleven en niet of moeizaam communiceren, kan dat zelfs betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, in ieder geval in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van een kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.

2.4

Het gerecht overweegt dat uit het rapport van de Voogdijraad kan worden afgeleid, dat de moeder al jaren alleen belast is met de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat de vader feitelijk weinig inhoud heeft gegeven aan zijn ouderrol. De moeder bespreekt belangrijke zaken over de minderjarige wel met de vader en beslissingen worden ook samen genomen. De ouders zijn het er met elkaar over eens dat hun communicatie stroef verloopt en vaak eindigt in ruzie, maar ze zijn beiden bereid met elkaar te communiceren over de minderjarige.

De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de communicatie tussen de ouders zo verstoord is dat de minderjarige dreigt klem te raken in haar ontwikkeling indien ouders gezamenlijk belast blijven met het gezag, en adviseert om het gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt.

2.5

Anders dan de Voogdijraad acht het gerecht de (communicatie)problemen tussen de ouders niet van dien aard dat het gezamenlijk gezag daarom dient te worden beëindigd. Partijen zijn al in het jaar 2011 van elkaar gescheiden en niet is gebleken dat de vader in de afgelopen tien jaar, de door de moeder genomen beslissingen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang waren voor de minderjarige, heeft geblokkeerd of tegengewerkt. Van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n BW is dan ook geen sprake. Het verzoek strekkende tot beëindiging van het gezamenlijk gezag zal dan ook worden afgewezen.

2.6

Wat betreft het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen, overweegt het gerecht dat de inmiddels 15-jarige minderjarige te kennen heeft gegeven op dit moment geen behoefte te hebben aan enige omgang of contact met de vader. Gelet op het bepaalde in artikel 1:377h in samenhang met artikel 1:377a, lid 1 onder sub c BW zal het gerecht het verzoek van de vader afwijzen.

2.7

Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3 DE BESLISSING

Het gerecht:

verleent verzoekster, [Verzoekster], toelating om kosteloos te procederen,

wijst voor het overige de onderscheiden verzoeken van verzoekster en verweerder af.

Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter zitting van dinsdag 9 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.