Home

Hoge Raad, 18-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:35, 21/04269

Hoge Raad, 18-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:35, 21/04269

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 januari 2022
Datum publicatie
18 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:35
Zaaknummer
21/04269

Inhoudsindicatie

Herziening. Medeplegen van afdreiging en poging tot afdreiging, 318.1 Sr. Aangevoerd wordt dat sprake is van een gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv op de grond dat hof een lagere straf aan aanvrager zou hebben opgelegd, als (i) hof de aan 2 medeverdachten opgelegde straffen tot uitgangspunt had genomen en (ii) hof niet was uitgegaan van de in de aanvraag gestelde feitelijke onjuistheden in ‘s hofs arrest. In aanvraag wordt echter miskend dat onder “een minder zware strafbepaling” in de zin van art. 457.1.c Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. De oplegging door rechter van een andere (minder zware) sanctie of het achterwege laten van oplegging van sanctie valt daar niet onder. Ook anderszins bevat aanvraag niets dat ernstig vermoeden a.b.i. art. 457.1.c Sv kan wekken. Aanvraag is kennelijk ongegrond. Afwijzing aanvraag. Vervolg op 21/01178 (niet gepubliceerd; strafzaak, art. 80a RO).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 21/04269 H

Datum 18 januari 2022

ARREST

op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 maart 2021, nummer 20-003278-16, ingediend door R. Mahovic, advocaat te Maastricht,

namens

[aanvrager],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,

hierna: de aanvrager.

1 De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor medeplegen van afdreiging en poging tot afdreiging tot een gevangenisstraf van achttien maanden.

2 De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening en de aanvulling daarop zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

3 Beoordeling van de aanvraag

3.1

Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

3.2

In de aanvraag wordt in de kern aangevoerd dat het hof een lagere straf aan de aanvrager zou hebben opgelegd, als (i) het hof de aan de twee medeverdachten opgelegde straffen tot uitgangspunt had genomen, en (ii) het hof niet was uitgegaan van de in de aanvraag gestelde feitelijke onjuistheden in het arrest van het hof. In de aanvraag wordt echter miskend dat onder “een minder zware strafbepaling” in de zin van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. De oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie of het achterwege laten van de oplegging van een sanctie valt daar niet onder. Ook anderszins bevat de aanvraag niets dat een ernstig vermoeden als onder 3.1 vermeld kan wekken. De aanvraag is daarom kennelijk ongegrond.

4 Beslissing