Home

Hoge Raad, 25-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:760, 21/00286

Hoge Raad, 25-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:760, 21/00286

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 mei 2021
Datum publicatie
25 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:760
Formele relaties
Zaaknummer
21/00286

Inhoudsindicatie

Cassatie in belang der wet. Duur tbs met verpleging als tbs is opgelegd t.z.v. misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (geweldsmisdrijf) a.b.i. 38e.1 Sr. Kan in dergelijk geval rechter die deze maatregel oplegt bepalen dat duur van maatregel is gemaximeerd? Uit stelsel van de wet volgt als uitgangspunt dat het opleggingsrechter is die oordeelt of tbs is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY8434). Blijkens wetsgeschiedenis dient dit oordeel te zijn gebaseerd op de “aard van het feit”. Wordt tbs met verpleging opgelegd n.a.v. een geweldsmisdrijf, dan is de in art. 38e.1 Sr bedoelde beperking van totale duur van de maatregel tot vier jaar niet van toepassing en kan rechter die oordeelt over verlenging van de maatregel de duur daarvan zonder beperking verlengen met telkens één of twee jaar. Het is dus de rechter die oordeelt over verlenging van de maatregel die totale duur van tbs bepaalt. Deze taakverdeling tussen opleggingsrechter en verlengingsrechter houdt hiermee verband dat het enerzijds mede vanuit de rechtspositie van ter beschikking gestelde bezien gewenst is dat bij oplegging van tbs voorzienbaar is of deze wel of niet in duur gemaximeerd is, terwijl anderzijds in het algemeen de verlengingsrechter beter in staat is dan de opleggingsrechter om te beoordelen hoe lang - mede gelet op de resultaten van de na de oplegging van die maatregel ingezette (psychiatrische) behandeling van betrokkene en het daarmee samenhangende recidiverisico - de tbs met verpleging moet voortduren. Hof heeft dit miskend. Volgt vernietiging in belang der wet.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 21/00286 CW

Datum 25 mei 2021

ARREST

op het beroep in cassatie in het belang van de wet van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 april 2018, nummer 22-005267-17, in de zaak

van

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,

hierna: de veroordeelde.

1 De uitspraak van het hof

Bij de bestreden beslissing heeft het hof aan de veroordeelde een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd wegens onder meer de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, te weten - kort gezegd - het deelnemen aan training voor terrorisme en de voorbereiding van een terroristisch misdrijf. Daarnaast heeft het hof gelast dat de verdachte ter zake van die feiten ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging (hierna: tbs met verpleging).

2 Het cassatieberoep

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld. De voordracht tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De vordering strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof.

3 Waar het in deze zaak om gaat

Deze zaak gaat over de maximale duur van tbs met verpleging, in gevallen waarin die tbs is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (hierna ook: geweldsmisdrijf) als bedoeld in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het cassatiemiddel stelt de vraag aan de orde of in een dergelijk geval de rechter die deze maatregel oplegt kan bepalen dat de duur van de maatregel is gemaximeerd.

4 De overwegingen van het hof

5 Wettelijk kader

6 Beoordeling van het cassatiemiddel

7 Beslissing