Home

Hoge Raad, 22-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1458, 18/00987

Hoge Raad, 22-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1458, 18/00987

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 september 2020
Datum publicatie
22 september 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1458
Formele relaties
Zaaknummer
18/00987

Inhoudsindicatie

Medeplegen diefstal met geweld, art. 312.2.2 Sr. Redelijke termijn in cassatiefase is enige klacht die overblijft na intrekking ander middel. Voldoende belang verdachte? Middel klaagt terecht dat in cassatiefase redelijke termijn a.b.i. art. 6.1 EVRM is overschreden omdat de stukken te laat door hof zijn ingezonden. Bovendien doet HR uitspraak nadat meer dan 2 jaren zijn verstreken na instellen van cassatieberoep. Nu verzuim waarop ander cassatiemiddel zich richtte, na indiening van cassatieschriftuur is hersteld en dat als gevolg daarvan dit cassatiemiddel door verdachte is ingetrokken, is naar oordeel van HR i.c. geen sprake van situatie a.b.i. ECLI:NL:HR:2012:BX0146. Daarin heeft HR overwogen dat verdachte niet met succes kan klagen over overschrijding van redelijke termijn in cassatiefase indien verdachte kennelijk geen (cassatie)klachten heeft over bestreden uitspraak noch over behandeling van zaak door feitenrechter en hij tot op zekere hoogte door eigen proceshouding langer dan redelijk is onder dreiging van (verdere) strafvervolging moet leven. HR vermindert opgelegde taakstraf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/00987

Datum 22 september 2020

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2018, nummer 21/006422-15, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur twee cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het eerste cassatiemiddel is later ingetrokken.

De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat de hoogte van de opgelegde straf betreft en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

2.2

Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

2.3

Opmerking verdient het volgende. Gelet op de omstandigheden genoemd in de conclusie van de advocaat-generaal – die er in de kern op neer komen dat het verzuim waarop het eerste cassatiemiddel zich richtte, na indiening van de cassatieschriftuur is hersteld, en dat als gevolg daarvan dit cassatiemiddel door de verdachte is ingetrokken – is naar het oordeel van de Hoge Raad in dit geval geen sprake van de situatie als bedoeld in zijn arrest van 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146. Daarin heeft de Hoge Raad overwogen dat de verdachte niet met succes kan klagen over een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase indien de verdachte kennelijk geen (cassatie)klachten heeft over de bestreden uitspraak noch over de behandeling van de zaak door de feitenrechter, en hij tot op zekere hoogte door de eigen proceshouding langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging moet leven.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;

- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 162 uren, subsidiair 81 dagen hechtenis, belopen;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2020.