Home

Hoge Raad, 28-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1048, 18/04507

Hoge Raad, 28-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1048, 18/04507

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 juni 2019
Datum publicatie
28 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1048
Formele relaties
Zaaknummer
18/04507

Inhoudsindicatie

Artikel 6:6 Awb, verplichting van bestuursorgaan om in verzuimbrief te vermelden dat bij niet tijdig herstel van verzuim het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/04507

Datum 28 juni 2019

ARREST

In de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HELLENDOORN

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2018, nr. 18/00107, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. Awb 17/1610) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Hellendoorn. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen op 8 juli 2016 een ongemotiveerd bezwaarschrift ingediend. Op 19 juli 2017 heeft de heffingsambtenaar belanghebbende een termijn van zeven dagen gesteld voor het motiveren van het bezwaar. In die brief is vermeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard indien het niet binnen de gestelde termijn is gemotiveerd. Belanghebbende heeft op 26 juli 2017 per fax gevraagd om een nadere termijn van vier weken voor de motivering van het bezwaar. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar wegens het ontbreken van de gronden van het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2.2.1.

Bij het Hof was in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

2.2.2.

Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Daarbij heeft het Hof onder meer overwogen dat artikel 6:6 van de Awb niet de eis bevat dat - bij het bieden van een mogelijkheid het verzuim te herstellen - het bestuursorgaan erop wijst dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.3.1.

Voor zover de klachten opkomen tegen het in 2.2.2 vermelde oordeel van het Hof, worden zij terecht voorgesteld.

2.3.2.

Een zorgvuldige behandeling van een bezwaarschrift brengt mee dat het bestuursorgaan bij het aan de indiener van het bezwaarschrift stellen van een als fataal bedoelde termijn voor het herstellen van een verzuim, erop dient te wijzen dat overschrijding van die termijn ertoe kan leiden dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daaraan doet niet af dat artikel 6:6 van de Awb het doen van die mededeling niet uitdrukkelijk eist. Indien het bestuursorgaan heeft verzuimd die mededeling te doen, zal aan de hand van de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld of de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in stand kan blijven (vgl. ABRvS 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1399).

2.3.3.

De klachten in zoverre kunnen echter niet tot cassatie leiden. Hetgeen het Hof omtrent artikel 6:6 van de Awb heeft overwogen heeft niet geleid tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Rechtbank heeft bij het ongegrond verklaren van het beroep mede in aanmerking genomen dat de heffingsambtenaar bij het stellen van de laatste termijn voor het kenbaar maken van de gronden van het bezwaar de hiervoor bedoelde mededeling heeft gedaan.

2.3.4.

De klachten voor het overige kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing