Hoge Raad, 09-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1873, 17/04621
Hoge Raad, 09-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1873, 17/04621
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2018
- Datum publicatie
- 9 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1873
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1129
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2016:4478, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 17/04621
Inhoudsindicatie
Falende klacht met beroep op Vidgen-jurisprudentie (29353/06) m.b.t. art. 6.3.d. EVRM (ondervragingsrecht) t.a.v. een getuige die t.tz. steeds een beroep heeft gedaan op het verschoningsrecht. Gebruik voor bewijs van bij politie afgelegde belastende verklaring van deze getuige. HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
9 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/04621
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 15 november 2016, nummer 23/005255-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het tweede middel
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht weken en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018.