Home

Hoge Raad, 04-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1211, 16/01363

Hoge Raad, 04-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1211, 16/01363

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 juli 2017
Datum publicatie
4 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:1211
Formele relaties
Zaaknummer
16/01363

Inhoudsindicatie

Gewapende overval waarbij een dode is gevallen. Middelen m.b.t. afwijzing getuigenverzoek, afwijzing verzoeken tot het verrichten van nader onderzoek, afwijzing verzoek reden van observatie door de politie van een getuige, betrouwbaarheid verklaring getuige en strafmotivering. HR: art. 80a RO. Samenhang met 16/00865; 16/01127; 16/01291; 16/02161 en 16/02233.

Uitspraak

4 juli 2017

Strafkamer

nr. S 16/01363

NA

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 22 februari 2016, nummer 22/000500-13, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2017.